Op het slappe koord tussen ernst en ironie PZC Psyche Onnavolgbare lussen Nelleke Noordervliet Vlinders in de poëzie woensdag 17 mei 2006 proza Kluun: De weduwnaar - Ray mond van de Klundert tooit zich met de inmiddels ruim schoots ingeburgerde schrijvers naam Kluun. De 42-jarige in Amsterdam woonachtige auteur schreef drie jaar geleden een op zienbarende roman: Komt een vrouw bij de dokter. Hij werd er hevig om gekritiseerd door be roepslezers omdat het geen lite ratuur zou zijn. Anderen be schouwden hem als een hufter, omdat hij beschreef hoe gretig hij vreemdging, terwijl zijn vrouw bezig was dood te gaan aan borstkanker. Desondanks bleef het boek ge staag aftrek vinden en staat het momenteel nog steeds in de best seller-toptien. Inmiddels be loopt de verkoop 155.000 exem plaren, waarmee het boek het meestgelezen debuut is van de afgelopen jaren. Het is intussen in negen talen vertaald en in 2008 komt er een film van uit. De weduwnaar, Kluuns nieuwe roman, gaat door waar zijn vori ge boek ophoudt. De hoofdper soon, de naar de schrijver zelf gemodelleerde Stijn van Die pen, uit zijn frustraties, on macht, woede, verdriet en - bo venal - geilheid na het overlij den van zijn echtgenote Carmen (Judith heet ze in het echt) met het aaneenrijgen van de ene Dol ly Dot na de andere en met veel vuldig feesten, snuiven, slikken en zuipen. Evenals zijn voorganger is De weduwnaar een dagboek-achtig opgezette roman, met veel botte humor en diverse frutsels, die leest als een trein en op een of andere manier toch weet te ont roeren. Vooral als er een kente ring komt in de feestbeest-rouw van de hoofdpersoon en hij met zijn dochtertje van drie een reis onderneemt naar Australië, die gezien kan worden als een bede vaart naar plekken waar zijn wouw ooit geweest is. Uitg. Podium, 272 pag., €16,-. Diverse auteurs: Blijven lachen - Er is geen leuker leedvermaak dan vakantieleedvermaak. En cabaretiers die vrij zijn en in den vreemde schijnen altijd en eeuwig bakken met onheil over zich af te roepen. En als ze daar over vertellen of schrijven, dan kunnen wij daar weer om la chen. Eigenlijk zou deze beroepsgroep een liftvakantie naar Wales of een weekendje Taj Mahal als af trekpost moeten kunnen opvoe ren bij de fiscus. Wie de bundel Blijven lachen in zijn koffer stopt, verliest - als de reisvalies ten minste niet zoekraakt - snel z'n eigen sores over de gemiste afslag op de périphérique of die afzetters in Antalya. Elf cabaretiers onder wie Youp van 't Hek, Dolf Jansen, Erik van Muiswinkel en Claudia de Breij schrijven de zomerse ellen de over die dode surfer in het Gardameer en de drei-Stun- den-rij voor de Rijksdag van zich af. Uitgeverij Thomas Rap, 158 pag., 10,-. ante valt aan het be gin van zijn Godde lijke Komedie met de deur in huis: 'In het mid den van mijn leven was ik ver dwaald in een donker woud'. In de zeven eeuwen na zijn dood is de midlifecrisis er ze ker niet vrolijker op gewor den. Wel halen we inmiddels zonder al te veel lichamelijke ongemakken de zeventig, maar ruim voor die tijd begin nen we al te piekeren over de mooie toekomst die voorgoed achter ons ligt en het verle den waarin we zo jammerlijk zijn blijven hangen. Nelleke Noordervliet brengt in haar verhalenbundel Veeg teken drie tobbers bijeen. In jaren lopen ze uiteen (de jong ste is de veertig net voorbij, ter wijl de oudste halverwege de zestig verkeert), maar op het duistere pad dwars door het le- vensbos zijn het reisgenoten wier routes elkaar kruisen. Her man Hillebrand Wedigh, de hoofdpersoon van 'Miss Blanche', lijkt er nog het geluk kigst aan toe. Hoewel zijn siga renwinkel niet al te druk be klant is, heeft hij zijn zaakjes toch redelijk op orde. Grote wen sen koestert hij niet meer en het feit dat hij al weer geruime tijd weduwnaar is, plaagt hem niet al te zeer. Toch zijn er af en toe avonden dat het verlangen aan hem knaagt. Dan begeeft hij zich naar de bar van het Rotter damse Hiltonhotel, bestelt een biertje en maakt zich aan de eer ste beste vreemdeling bekend als een groothandelaar in tabak en een globetrotter bovendien. Hermans kalme bestaan raakt in een stroomversnelling wan neer een mooie Marokkaanse zijn pad kruist. Weliswaar be gint het contact ermee dat ze hem voor 'ouwe lui' uitmaakt, maar dat verhindert hem niet om zich mee te laten deinen op de golfslag van de allerzoetste dromen, met haar als stralende en verleidelijke nimf. De kater komt pas wanneer onze held slachtoffer wordt van een roofoverval waarin zijn aanbe dene overduidelijk de hand heeft. In 'Water en as' raakt een naam loze vrouw flink van slag bij het uitvoeren van haar moeders laat Ik las de Phaedo met mijn vijfde klas; en in de tekst kwam het woord psyche voor: ik legde, aan 't nog kinderlijk gehoor, uit waarom psyche 'ziel' en 'vlinder' was. Terwijl ik nog eens de passage las was er ineens een ritseling, en een spoor van glanzen kwam, van 't raam, de ruimte door. Er zat een grote vlinder voor het glas. Het was een dagpauwoog. En ieder zag de purperen gloed, die op zijn vleugels lag; de ogen, waar het aetherblauw in brandt. Ten laatste - hij zat rustig op de hand - bracht hem een jongen weg. Onaangerand, zei hij, was hij ontweken naar het blauw. Ida Gerhardt (1905-1997) ste wens. Mama heeft bedacht dat ze de urn met haai- stoffelij ke resten wil laten uitstrooien boven een waterval ergens in Frankrijk, maar dan pas nadat dochterlief zich heeft verdiept in het ter plaatse beleefde liefdesleven van haar én haar Franse hospita, vermoedelijk een mededingster. Het feit dat de dochter na haar veertigste nog altijd onbestorven maagd is, speelt in de verwikkelingen een geduchte rol, niet alleen van wege de regie van gene zijde, maar vooral vanwege de mani- pulaties waaraan de hospita en andere dorpsbewoners haar on derwerpen. Het verblijf op het Franse platteland lijkt allerlei beloftes in te houden, maar ten slotte pakt het uit als de zoveel ste frustrerende belemmering. En daarmee vormt het een beves tiging van het lot waarin de hoofdpersoon gekluisterd is. Ook in het laatste verhaal, 'De verlossing', wordt een vrouw te gen wil en dank betrokken in ge beurtenissen die ze gezocht nog begeerd heeft. Net gescheiden en op een leeftijd waarvan men wel zegt dat de uiterste houd baarheidsdatum is verstreken, maakt deze Christien een reis die de huwelijkmisère moet doen vergeten. Heel obligaat stort ze zich in de armen van een ingehuurde min naar, om vervolgens aan te lo pen tegen diens tegenvoeter, een priester die haar, afgedwaald schaap, zo snel mogelijk wil her enigen met de roomse kudde. Maar wanneer Christien zich met woord en daad tegen de be keringspogingen verzet, draait meneer pastoor om als een blad aan een boom en bekent dat hij zelf ook zijn geloof is kwijtge raakt. De geschiedenis eindigt ermee dat Christien zo goed niet is, of ze neemt de geestelijke mee naar Nederland. Daar aan gekomen stopt ze, om van hem af te zijn, vijfhonderd euro in zijn handen en ziet hem vervol gens in het stadsgedruis verdwij nen, wie weet het hoeren en snoeren tegemoet. Van de drie verhalen in Veeg te ken is het laatste naar mijn smaak het sterkst, vanwege het soepel in elkaar grijpen van mo tieven als wanhoop, lust, cynis me en mystiek verlangen. Al die elementen komen samen in de poëzie van de zestiende-eeuwse heilige Juan de la Cruz, van wie Christien zowaar een reliek weet te bemachtigen. San Juan greep teksten en melodieën van straatliedjes aan om over zijn illustratie Martien Bos/GPD diepste drijfveren te spreken. 'In een nacht, aardedonker, in brand geraakt en radeloos van liefde, en hoe had ik geluk! - ging ik eruit en niemand die 't merkte.' Zo zingt iemand die wanhopig op zoek is naar ge loof, hoop en liefde, maar het meeste van deze drie naar de liefde. Niet dat die liefde hier blijvend in zicht komt, integen deel. Ontnuchtering Wat rest is een verlossing die in feite een ontnuchtering is. En dat dan verwoord in termen die staan voor een welhaast frivool cynisme, of, om het te zeggen in een frase van de hoofdpersoon, 'een grappige tragedie'. Grappige tragedies, dat zijn de ze verhalen eigenlijk allemaal. Het is een hachelijk genre, want de schrijver balanceert voortdu rend op het slappe koord van ernst en ironie en bij het minste of geringste evenwichtsverlies volgt een smak in het zand. In 'De verlossing' brengt Noorder vliet het er goed van af, in 'Wa ter en as' helaas wat minder. En 'Miss Blanche'? Dat is, met per missie, een bagatel dat veel te licht is om honderd pagina's te kunnen dragen. Jaap Goedegebuure Nelleke Noordervliet: Veeg teken - Uitgeverij Augustus, 222 blz., €17,90. Als God bestaat, is het in de gedaante van een vlinder. De lichte vleugels van een zwaar symbool. Een teken van het voorjaar om te beginnen. Voor mij begon de lente deze keer op 29 december. Het was op het eilandje Aegina, een uur tje varen van Athene. Een won- derdag. Ineens geen weer voor jassen, laat staan voor dassen, maar voor vis op een terras, vroege bloei en vlinders, vlin ders. Wat had ik graag bij Ida Ger hardt, niet alleen dichteres maar ook lerares klassieke ta len, in het lokaal gezeten. Zeker tijdens de les waarover ze in het hierbij afgedrukte gedicht schrijft. Ze leest Phaedo, Plato's beroemde boek over de laatste uren van Sokrates. Waarom be tekent het Griekse 'psyche' zo wel ziel als vlinder? Zo graag had ik het haar horen vertellen. Het woord komt van psychoo, blazen, het leven inblazen. Zo ging 'psyche' leven, geest, ziel en op een of andere manier ook vlinder betekenen. Nog geheimzinniger wordt het wanneer je in het voorwoord van een door Dirk Kroon samen gesteld geschenkboekje Vlinde ren te lezen krijgt dat door de Chinezen, de Maori's en de Azte ken ziel en vlinder eveneens wer den gelijkgesteld. Niet alleen een lentebode, ook een aandui ding voor het diepste in ons. Dat wat steeds onaangerand kan ont wijken, via onbegrijpelijke om wegen, of zoals Toon Teilegen het noemt met 'onnavolgbare lussen in de lege lucht'. Wij kun nen weg, weg, altijd weg, op vlindervleugels ontsnappen aan het alledaagse. In elk geval met onze zielen, gedachten, fantasie ën. Ellen Warmond schrijft mooi over de tijd die onbarmhartig dóórvreet 'als een heel leger/ hongerige rupsen' maar zich eensklaps ontpopt 'tot dit moment/ vol wonderüjke vis ders'. Psyche in de poëzie, leidt tot veel vlindervergelijfe gen maar niet in allé gevafe tot vlinderende verzen. De vb der is helaas ook een gemakfe ke prooi voor haikubakkers kwatrijnenkakkers. Kro: maakte het zich moeilijke, één gedicht per auteur op te: men. Dus ook slechts één dicht voor Ida Gerhardt, vfe dichter bij uitstek. En dank; hij feilloos haar minst darteb de vlindervers. De opening; gel is even saai als de volge regels: 'De vlinder kwam r- perk tot perk gevlogen.' Het verbaast dat zij, die op de Hollandse bodem staan, altijd naar vlinders rek te. Eens wees ze haar favone; vlinder aan: 'liefst is mij 'tft ne wiekewezen/ van niets Gods oneindig blauw.' In k gedicht 'Het verstoorde were!: beeld' spelen een dag] en een boze buurman ('een erft nis met ruzie') de hoofdrol, vlinders op diens mouw zijnee teken. Zoals vlinders voor onsl lemaal een teken zijn. Een ik: derende herinnering dat er mè moet zijn. Meer dan grauwe kou. Meer dan winter. Meerb het logge lijf. Meer dan het aan se. Meer dan wij. Niet voor ie kijkt iedereen blij als je wir 'Kijk, kijk, een vlinder.' Mario Moleci 't Vlinderen. Samengesteld doorl: Kroon - Uitgeverij BZZTöH,4kc gebonden, 12,50. Rudy Kousbroek Loopgravenoorlog an tijd tot tijd gebeurt het: een coïncidentie die op geen toeval kan berusten. Neem deze fo to, bekijk hem nauwkeurig en vergelijk hem met de volgende beschrijving van wat iemand ziet: '...Weilanden, door palen en prikkeldraad tot gevangenis sen voor vee gemaakt, werden kennelijk trager in het voort brengen van gras. Een paard stond eenzaam bij een scheef gezakt hek en keek meer dan het graasde. Wat verder lag een stuk bouwland met een oude omgrenzing, zo'n stuk waaraan je kunt zien dat het al heel vaak notarieel is be schreven, dat het van een hele reeks boerengezinnen zorg en rijkdom heeft uitgemaakt. Dat zag ik in die twee seconden en als ik beter gekeken had, had ik nog veel meer gezien. Huizen in de verte, slo ten met overhangende wilgen vlakbij, vogels...' Het lijkt op een transformatie, een verplaatsing in de tijd. De vogels, nou ja, die zijn groot geworden en het bleek pluimvee; er waren dan ook 23 jaren voorbijgegaan. Het paard was er toen al lang niet meer, maar dat trager voort gebrachte gras nog steeds - de foto is van 1987 en de tekst van 1964. Het is een citaat uit de bundel Verborgenheden, van Belcampo, verschenen in 1964. Verborgenheden! Dat woord is goed van toepassing - en ik heb het dan ook toegepast - op de foto's waar ik over schrijf. Hier in dit geval gaat het over de kuilen op de voor grond. Deze kuilen zijn het ware geheim. Het zijn vergeten grotten, ingestorte tunnels, bezweken mijngangen, de loop graven bij Verdun, een luchtfoto van de frontlinie bij de Chemin des Dames in 1917, een aan puin geschoten ves ting. Je ziet duidelijk de bomkraters, de aarde openge- woeld door de ontploffingen: vernielde stellingen, grond die meter voor meter heroverd moest worden onder hevig spervuur, kartetsvuur, trommelvuur. De troepen zijn zwaar gecamoufleerd en strategisch over het gevechts terrein verspreid; ze zoeken naar overblijfselen. Op de ach tergrond een kunstmatige heuvel met verborgen kanon nen, op de voorgrond in het midden een paar half ingegra ven infanteristen, en naast hen een verkenner op de uit kijk. Ziedaar de verborgen betekenis van deze foto. Full of sound and fury, en dat terwijl de onbelemmerd toegankelij ke betekenis zo vredig is. Als ik niet opgegroeid was in In- dië, waar we een grote tuin hadden waar ons pluimvee vrij in rondliep, zou ik niet geweten hebben dat het wroeten van generaties kippen zulke kuilen kan maken, waar ze graag in gaan zitten - om een zandbad te nemen, om eieren te leggen en om te broeden. De oorspronkelijke foto is in kleur, en daarop heeft de verkenner op de voorgrond een opvallend rood gezicht (nu helaas zwart); dat roept weer een andere aangrijpende beschrijving op, namelijk die van de wis- en natuurkundige Cardanus (van de regel, de ring, de as en de koppeling, 1501-1576) over een terugkerende droom. In het 37ste hoofdstuk van zijn autobiografie schrijft hij over 'vijf natuurlijke, maar miraculeuze eigen schappen van mij, waaronder dromen': 'Het vijfde was dat ik heel vaak in mijn slaap een haan zag, en dat ik bang was dat die zou gaan spreken met menselijke stem. Korte tijd daarna gebeurde dat ook: het waren voornamelijk drei gende woorden die hij sprak, en ofschoon het zoveel keren is voorgekomen herinner ik me toch niet wat ik gehoord heb. Het was een haan waarvan de vleugels, de kam en de lel allemaal rood waren. Ik denk dat ik hem wel meer dan honderd keer gezien heb...' (Gerolamo Cardano, Mijn le ven, vertaling Jan Lamein, Athenaeum 2000). Ik droom helaas zelden van dieren, maar de verwachting een menselijke stem te horen - vooral van een haan - is mij bij gewone wakende observatie niet onbekend. Dat leidt tot de vraag of die stemmen iets van belang te melden heb ben. Het is eigenlijk net zo'n vraag als welke boodschap een landschap verbergt. Het is de moeite waard te zien foto Theo Timmer 1987 wat Belcampo hierover zei (in die zelfde passage): 'En ik dacht: hoe kunnen wij schrijvers ooit in twee secon den aan lezers een rijkdom schenken die ook maar in de verte de rijkdom uit onmiddellijke waarneming benadert? Om van het werkelijke beleven nog maar te zwijgen. Wat willen wij toch met onze boeken? Schrijven wij voor blinden? Schrijven wij voor verlamden, die niet van de plek kunnen komen? Voor lafaards, die het werkelijke le ven niet aandurven en nu maar voor lief nemen met onze papieren wereld? Voor holhoofdigen, die daarom van ons hoofd gebruik maken om van de wereld tenminste nog iets te ervaren?'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 22