Leid-ooi is een soort moeder-overste
27
Lange stelten
dinsdag 16 mei 2006
©uite JWbacljiett
In personeelsadvertenties
wordt tegenwoordig ge
vraagd om managers, pro
jectleiders en commercieel
medewerkers. Vacatures
voor bijvoorbeeld klompen
makers, garnalenpelsters,
wagenmakers, messensnij-
ders, wiegenmakers en
boekbinders kom je niet
meer tegen. Oude ambach
ten worden door een kleine
groep toch nog in ere gehou
den. De PZC gaat op zoek
naar de beoefenaars. In de
ze aflevering:
schaapherder Jan Klomp.
Schaapherder Jan Klomp.
Zijn ambacht mag in de
ze serie niet ontbreken,
vindt Jan Klomp uit Groe-
de. „Eeuwen geleden begon
nen mensen Zeeland te ont
ginnen. Ze namen schapen
mee en lieten die grazen op
de nieuwe schorren. Schaap
herder is misschien wel het
oudste beroep van Zee
land."
De reden voor het hoeden is
sindsdien wel veranderd,
vertelt Klomp in zijn lege stal
(de dieren verblijven buiten).
„Vroeger zochten herders naar
een voedselrijke omgeving om
hun schapen gezond te houden.
Hoe beter hun conditie, hoe
meer het wol en vlees opbrach
ten." Dat is nu niet meer het
voornaamste doel. „Het hoeden
staat in het teken van natuurbe
heer en landschapsonderhoud."
Instanties, overheden en particu
lieren die gras en planten op
hun grond kort willen houden,
kunnen Klomp inhuren. Die
werkt namelijk voor zichzelf en
is niet', zoals de meeste schaap
herders, in dienst van een stich
ting. De Groedenaar heeft hulp
van één parttime medewerker,
herder Marjolein, en 'supervrij-
williger' Lia.
Zijn voornaamste opdrachtge
ver is stichting Het Zeeuwse
Landschap. Die laat Klomp met
zijn kudde een deel van haar
grond begrazen. „Daar hoeven
ze dus niet te maaien. Doen ze
dat wel, dan gaat alles kapot.
Doordat de schapen met name
de lage planten laten staan, ont
staat er specifieke vegetatie."
Dus wandelt Klomp voor de
stichting met zijn schapen op en
neer over de dijken tussen Oost
burg, Zuidzande en Sluis. Ver
der begrazen ze ook de wallen
bij Sluis en, voor het water
schap, een deel van de Zwarte
Polder. En soms vraagt een boer
die vindt dat het gras te lang
wordt of Klomp eens met zijn
beesten wil langskomen.
De 46-jarige herder, die eerst op
verschillende plaatsen in het
oosten van het land woonde,
kwam tien jaren geleden naar
Zeeuws-Vlaanderen. Hij nam
veertig schapen mee. „Die kud
de had ik langzaam opgebouwd.
Ik heb een poosje op een boerde
rij gewerkt. Daar mocht ik scha
pen gaan houden. Van het één
kwam het ander."
Zijn huidige kudde, een dikke
500 exemplaren, bestaat uit
twee soorten. „Ik heb altijd
Drentse heideschapen gehad.
Die ben ik langzaam aan het ver
vangen door Vlaamse kudde
schapen." Die leverden in de
middeleeuwen de wol voor de
lakenindustrie, die Gent en met
name Brugge welvaart bracht.
„Die dieren lopen hier al eeu
wen rond. Ze zijn beter geschikt
voor de kleigrond dan de Drent
se schapen, die zand gewend
zijn." Door de dieren op een be
paalde manier te kruisen, hoopt
hij over een jaar of vijf alleen
nog Vlamingen te hebben.
De kudde loopt het grootste
deel van het jaar buiten, vertelt
Klomp. Alleen in de eerste
maanden van het jaar staan de
beesten op stal. In die periode
worden de lammetjes geboren.
Genoeg gepraat, tijd om erop
uit te gaan, vindt de-h6rcfer. Van
uit de stal, tussen Oostburg en
Zuidzande, gaat het naar de
kudde. Die heeft overnacht in
een wachtweitje in de richting
van Sluis.
Honden
De voorbereiding op de tochtjes
is altijd hetzelfde: lunchpakket-
je ingepakt, hoed op tegen zon
neschijn en regen, staf mee, kop
pelriem om. Die laatste gaat om
de heup en dient om de honden
vast te maken. De herder kan er
meerdere aan kwijt, terwijl hij
toch zijn handen vrijhoudt.
De honden zijn onmisbaar voor
een herder. Klomp heeft geen
foto's Peter Nicolai
achteraan. Hier is dat anders
om. De herder bepaalt, met hulp
van de honden, de richting."
Klomp steekt nogal wat tijd in
zijn werk. „Zeventig, tachtig
uur per week. Eigenlijk run ik
een modem bedrijf. Ik onderhou
de schapen, moet vakkennis op
doen en de administratie bijhou
den."
Klagen doet hij niet. „Het is
prachtig werk. Ik ben altijd een
buitenmens geweest: Als kleine
jongen wilde ik al boswachter
worden. Hier komen mijn lief
hebberijen bij elkaar: dieren ver
zorgen, natuur beheren, veel bui
ten zijn en omgaan met men
sen." Want al lijkt schaapherder
misschien een eenzaam beroep,
vaak is het tegendeel waar. „Ik
heb met zoveel mensen en in
stanties te maken. Boeren, toe
risten, passanten, overheid, mi
lieubewegingen. En ze willen al
lemaal iets anders."
Inmiddels komen zowel honden
als schapen langzaam tot rust.
De gang wordt trager, het ge
drang minder. Klomp heeft wat
meer tijd om uitleg te geven. En
om eindelijk een sjekkie te
draaien. „Een uurtje of drie,
vier lopen we zo over de dijkjes.
Dan gaan de schapen herkau
wen in de wei en hebben de hon
den en ik ook even rust. En van
middag doen we alles nog een
keertje over."
Martijn de Koning
Herder Jan Klomp met zijn kudde.
collies, zoals veel mensen ver
wachten. „Dat zijn drijvers, ge
schikt om schapen terug te ha
len uit uitgestrekte gebieden.
Op dijkjes zijn andere kwalitei
ten nodig. Ik heb grenslopers no
dig, die de schapen bij elkaar
houden. Daarom heb ik herders
honden."
Klomp bezit er drie: twee Hol
landse en een Oudduitse. Elke
schaapherder heeft eigen hon
den, die hij of zij zelf opleidt.
Uitwisselen gaat bijna niet. „El
ke persoon heeft eigen lichaams
taal en commando's." De staf,
die tot borsthoogte reikt, is een
hulpmiddel voor de honden.
„Die dient als verlengstuk van
mijn arm. Zo kunnen ze me be
ter zien van veraf."
De honderden schapen moeten
eerst uit hun wei worden ge
haald. Bij het zien van Klomp
komen de eerste al richting hek
gerend. „Dat zijn altijd dezelf
den. Leid-ooien noemen we die.
Een soort moeder-oversten van
de kudde."
Buiten het hek zet de groep zich
in gang. En rap ook. Klomp,
vóór de kudde lopend, probeert
het tempo te vertragen. „De be
doeling is dat we zo langzaam
gaan dat ze de boel kort kunnen
eten. Dat gaat nu niet."
Enthousiast
Neele en Tetse, de honden die
vandaag mee zijn, helpen ook
niet echt. Vooral Tetse, de Oud-
Honden zijn onmisbaar voor de schaapherder.
duitse herder, rent erg enthou
siast rond. „Ze hebben de afgelo
pen dagen niet gelopen, want de
andere herders hebben gehoed.
Dat merk je", verklaart Klomp.
Doordat de honden de kudde
aan de zijkanten en achteraan
nogal opjagen, gaan ook de scha
pen vooraan harder lopen. Wie
vóór de beesten uitwandelt,
moet oppassen niet van de sok
ken gelopen te worden door de
opdringende massa. „Dit is
meer schapen uitlaten dan hoe
den", merkt Klomp op.
Schaapherder blijkt dus niet
zo'n rustig beroep als je zou ver
wachten. Waar Klomp in de stal
nog honderduit kletste over zijn
vak, gaat dat nu alleen nog met
horten en stoten. Elke zin moet
hij onderbreken om de honden
te bevelen, te complimenteren
of standjes te geven.
Het gedrang is ook een gevolg
van het terrein, legt Klomp uit.
„Die dijken zijn allemaal smalle
strookjes. Op de hei hoeden, kan
iedereen. Daar gaan de schapen
him gang en loopt de herder er
7
Een voedselzoekende stelt-
kluut gesnapt in de Braak
man-Noord. Herkenbaar aan de
dunne, rechte snavel, de erg lan
ge roodroze poten en een
zwart-wit verenkleed. Dankzij
die lange stelten kan de vogel
zijn voedsel - hoofdzakelijk in
secten - in dieper water zoeken
dan andere steltlopers. Niet te
verwarren met de wat grotere
kluut, die een wittere indruk
maakt, een opwippende snavel
heeft en lichtblauwe poten.
De kluut is een meer kenmerken
de 'Zeeuwse' vogel dan de stelt-
kluut. De laatste broedt hier
nauwelijks, de eerste juist wel.
De steltkluut broedt liever in de
omgeving van de Middellandse
Zee. Daar waren vorig jaar nog
al wat waterrijke gebieden
drooggevallen, zodat de vogel-
het hogerop zocht. Een broedge-
val in de Braakman mislukte.
Dit jaar een nieuwe kans?
foto Ludo Goossens