Juliana's spirit is de motor
Van veel Verdi krijg je misvormingen
23
Renée
Soutendijk
Roberto
Scandiuzzi
B ommenwerpers
woensdag 3 mei 2006
et duurde even voor
dat ze frank en vrij
kon spelen. Pas
toen actrice Renée Souten
dijk de spirit van Juliana
ruim baan gaf verdween de
twijfel. „Haar enthousiasme
is de motor.
Klein en frêle zit Renée Sou
tendijk achter haar blau
we Spa. Maar op het toneel
heeft ze andere contouren. In de
breedte dan vooral, want heu
pen en borstpartij zijn onder
haar eenvoudige mantelpak
kunstmatig verzwaard. Op het
hoofd een pruik met een kroon
tje, en dat is het dan. Een be
scheiden verkleedpartij in
dienst van de silhouetten, niet
om de gelijkenis op te zoeken.
De actrice vormt een vierkant
met haar handen en lacht verte
derd.
„Naast de lange Bernhard en
Greet Hofmans is Juliana een
recht, klein blokje." De grillig
heid van Juliana's karakter
krijgt in het stuk, geschreven en
geregisseerd door Ger Thijs,
juist alle ruimte. „Ze was lief en
naïef, maar ook eigenwijs, nuk
kig en ongeduldig. Wilde ge
woon en van het volk zijn, maar
was tegelijkertijd toch ook het
verwende prinsesje. Ze had heel
veel verschillende kanten."
In het stuk bevindt Juliana zich
samen met Hofmans en minis
ter-president Beel in het voorge
borchte, de wachtkamer van de
hemel - of de hel. Daar arriveert
ook de zojuist gestorven Prins
Bernhard. „Het geeft het stuk
een speels karakter. Je kunt
steeds terugschakelen van het
nu van dat hiernamaals naar de
Greet Hofmans-affaire." Grap
pig is dat die terugblikken óók
een theatrale vorm hebben.
„Juliana was een enthousiast
amateur-toneelspeelster. Ze
heeft gewacht op de komst van
Bernhard, en stelt dan voor om
een aantal cruciale momenten
uit die periode na te spelen. Ze
doet dat met veel passie, ze wil
die scènes echt herbeleven."
Comedy
Juist die spirit doet het 'm. „De
ze voorstelling floreert dankzij
ons enthousiasme, maar vooral
ook dankzij dat van haar. Julia
na's enthousiasme is de motor."
Het vergt een comedy-achtige
manier van spelen, legt Souten
dijk uit, 'noodzakelijk om het
tempo en de energie erin te hou
den.' Dat geldt vooral voor het
begin, als er ook veel te lachen
valt. Later wordt de sfeer grim
miger en doet het stuk de naam
koningsdrama - dankbaar uitge
buit in de publiciteit - meer eer
aan. Juliana is overigens eerder
kek dan komisch. „Het is de kek
heid die je ook wel terugziet in
de interviews van Maartje van
Weegen en Mies Bouwman met
Renée Soutendijk als Juliana (links) en Marisa van Eyle als Greet Hofmans in Juliana.
Juliana. Die passie - dat je je af
vraagt: vanwaar ineens deze op
winding? Maar tegelijkertijd is
het ook lief en betrokken." Uit
eindelijk" is die combinatie Julia
na fataal geworden, zo blijkt
ook uit het stuk - al is dat dan
geen feitelijke reconstructie
maar de visie van Ger Thijs op
hoe het gegaan zou kunnen zijn.
De Greet Hofmans-affaire speel
de zich af rond 1956, toen Julia
na de gebedsgenezeres Hofmans
naar het paleis haalde in een ui
terste poging prinses Marijke
(Christina) te genezen van haar
oogkwaal.
Onder invloed van Hofmans be
leed Juliana openlijk het pacifis
me, waarmee ze zich tegen prins
Bernhard keerde maar ook de
regering in verlegenheid bracht.
De huwelijkscrisis vormde een
serieuze bedreiging voor het
voortbestaan van de monarchie.
„Oh ja", zeg Renée Soutendijk,
„ik had met haar te doen, abso
luut. Van een strijdbare vrouw
die gelooft dat ze iets kan veran
deren en dat ook uitdraagt,
wordt ze tot een volgzaam ie
mand, die zich conformeert. Een
wuivende hand op een stokje,
zoals ze zelf zegt. Dat is het gro
te drama. De schrijnende een
zaamheid. Daarom geloof ik ook
dat de schaarse vriendschappen
die ze had voor haar zo waarde
vol waren. Om haar-standpun-
ten te kunnen toetsen en verster
ken."
Met Greet Hofmans voelde ze
een "sterke zielsverwantschap.
Ger Thijs heeft daar een zweem
van een lesbische verhouding
overheen gelegd, maar het
stoort Soutendijk dat dat in de
media zoveel aandacht krijgt.
Alsof Juliana postuum uit de
kast wordt gehaald. „Er is de
suggestie dat Greet meer voor
haar voelt. Maar dat wordt door
Juliana niet beantwoord, ze
heeft altijd van Bernhard gehou
den. Het wordt uitvergroot, ter
wijl het daar helemaal niet om
gaat. Het is vooral een machts
strijd, om de invloed op Julia
na."
Renée Soutendijk leverde haar
eigen strijd mét Juliana. „Het in
de klauwen krijgen van een rol
is altijd een overwinning op je
zelf", zegt ze, maar in dit geval
werd die wel zwaar bevochten.
Eerst moest ze zich ontworste
len aan het algemeen geculti
veerde beeld van de vorstin van
het volk - een lieve, oude dame.
En dan was er de inhaalslag met
de regisseur, die als schrijver
een royale voorsprong had in
het doorgronden van het stuk en
de rollen.
Bovendien is ze door haar film
werk een andere benadering ge
wend. „Ik kan pas spelen als ik
een personage begrijp. Ger Thijs
werkt van buiten naar binnen,
ik ben de omgekeerde beweging
gewend. Dat was wel verwar
rend."
Heeft ze het te zwaar opgeno
men? „Misschien wel", erkent ze
schoorvoetend. „Maar zo zit ik
in elkaar. Als ik een rol nog niet
in de vingers heb zie ik vooral
de schaduwkanten. Maar het
voordeel van theater is wel dat
je ook de tijd hebt om twijfel toe
te laten." Haar openheid over
deze worsteling mag opvallend
heten. Verbaasd: „Waarom? Van
wege mijn staat van dienst?
Nou, die heb ik toch meer op
filmgebied dan in het theater."
Toch slaagde ze erin haar onze
kerheden te overwinnen, vooral
door de spirit van Juliana ruim
baan te geven. „Je merkt dat het
beter werkt als je ontspant, los
laat." Ze raakte ervan doordron
gen dat Juliana de regie heeft,
dat het haar feestje is. „En dus
foto Joris van Bennekom/GPD
ook mijn feestje, ja." Ondanks,
of misschien wel juist dankzij
die voorgeschiedenis is Juliana
een gaaf voorbeeld van de
mooie rollen waarnaar Renée
Soutendijk steeds op zoek is.
Zonder dat ze zich daarbij con
crete doelen stelt. „Dat heb ik
nooit gedaan.Ik heb altijd afge
wacht wat er op mijn pad
kwam, en gelukkig was dat veel
moois."
Haar laatste film was vijf jaar
geleden Met Grote Blijdschap
(samen met Jaap Spijkers die nu
Bernhard speelt), waarna ze
drie jaar geleden op het toneel
was te zien in Eten Met Vrien
den. „Ik mis de film soms wel,
ja. Ik hou van het medium, van
de fantasiewereld die je op
roept, van de concentratie die
iedereen voelt bij de opnames."
Toch kan ze goed leven zonder
de hectiek. „Vroeger had ik
mijn werk nodig om me goed te
kunnen voelen. Ik was een echte
workaholic, ging van rol naar
rol. Er is nu meer rust. Ik vind
het ook leuk om met andere din
gen bezig te zijn."
Ingrid Bosman
Juliana - tekst en regie Ger Thijs.
Spel: Renée Soutendijk, Jaap Spij
kers, Marisa van Eyle, Die van Duin.
Tournee lot en met 10 juni en vanaf
september, www.bostheaterproduc-
tiës.nl
Als je zoals ik bent geboren in de
buurt van Venetië, ben je in Amster
dam al snel thuis. Dit gezegd hebbende
leunt Roberto Scandiuzzi genoeglijk ach
terover, terwijl hij zijn ogen laat glijden
over de in de voorjaarszon glinsterende
Amstel. Het water stroomt langs het Mu
ziektheater, de plek waar hij vanaf van
daag bij De Nederlandse Opera temid
den van een internationale topbezetting
de rol van Fiesco zingt in Verdi's drama
Simon Boccanegra.
„Dat wordt die avond de 268ste keer dat
ik die rol speel", merkt de Italiaanse bas
op. „Fiesco is zo'n beetje mijn speciali
teit geworden. Ik heb die rol gezongen on
der dirigenten als Haitink, Abbado, Gat-
ti en natuurlijk Levine in New York.
Maar wees niet bang, ik heb veel meer
rollen gezongen. Alleen al van Verdi heb
ik op twee na alle opera's wel minstens
een keer gehad." En dan te bedenken dat
hij eigenlijk veearts had willen worden.
„Dat heb je als je van dieren houdt. Maar
ik was achttien, toen ik op een dag een
vriend naar zangles bracht. In de Arena
in Verona en het operahuis van Venetië
had ik genoeg gehoord en gezien om te
weten dat ik absoluut niet wilde zingen."
Ontroering
„Ik vond dat raar. Maar toen de lerares
van mijn vriend mijn spreekstem hoorde,
wilde ze per se dat ik ook les zou nemen.
Al was het maar drie maanden. Dat heb
ik toen maar gedaan en gek genoeg voel-
Andrzej Dobber (Simon Boccanegra) en rechts Roberto Scandiuzzi (Jacopo)
foto Ruth Waltz/GPD
de die eerste les meteen als een soort déja
vu. Talent kan ik het niet noemen, het
lukte gewoon. Zingen was voor mij op
eens volkomen logisch. Die lerares is nu
mijn vrouw en zelf zing ik in de opera."
Dat de bas veel Verdi zingt is geen toe
val. „Als Italiaan heb je hoe dan ook het
voordeel van de taal, je weet wat je zingt
en hoe de woorden in opera's van bijvoor
beeld Verdi, Bellini, Rossini, Donizetti
en ook de Italiaanse opera's van Mozart,
moeten klinken en wat ze betekenen.
Voor mij is dat eigenlijk geen kunst. Je
bent pas echt een artiest als het je als
niet-Italiaan lukt je publiek te ontroe
ren."
„Zo zag ik vijfentwintig jaar geleden in
Parijs de Amerikaanse sopraan Shirley
Verrett onder Georges Prêtre in Moïse
van Rossini. Ik krijg er nog kippenvel
van, als ik daaraan denk, kijk maar. Op
mijn beurt zing ik ook in Russische ope
ra's, die vind ik dan weer erg moeilijk.
Maar ik doe mijn best."
Veel Verdi dus, maar niet te veel. „Dat
zou gevaarlijk zijn. Dat is als het te veel
trainen van bepaalde spieren, dan krijg
je misvormingen. Vooral de vroege Verdi
is gevaarlijk voor een stem als die van
mij, omdat hij daar geèn uitgesproken
rollen schreef voor een bas of een bari
ton: met bijvoorbeeld Nabucco zit ik
steeds in een grensgebied,
Daarom is het goed om naast Verdi ook
veel belcanto te zingen en vooral Mozart.
Die man wist zo goed wat stemmen no
dig hebben en wat je ermee kunt doen.
Daar zou ik zeker een dag over kunnen
vertellen."
„Intussen verveelt Simon Boccanegra me
nog geen moment. Als dat wel zo zou zijn
deed ik mijn werk niet goed. Natuurlijk
is elke voorstelling anders en heb je ook
steeds weer een nieuw publiek. Belangrij
ker is dat je elke keer weer een beetje
groeit, dat je elke keer beter inziet wat je
de mensen wilt laten zien. Als operazan
ger ben je nu eenmaal een soort onderwij
zer."
„Met Laforza del destino laat je zien dat
je als mens nooit alleen staat omdat God
altijd bij je is. Terwijl je in Simon Bocca
negra wilt laten zien dat het streven naar
macht niet gelukkig maakt als je de lief
de daarvoor uit het oog verliest. Liefde
en ambitie moeten in evenwicht zijn. Zo
lang je maar gelooft in wat je zingt, zal
dat lukken."
Geloven
Voor die les moet de regisseur natuurlijk
wel een beetje de ruimte bieden. „Mij
maakt het niet zoveel uit wat een regis
seur van mij wil. Ik doe alles wat hij van
mij vraagt: van optreden in een rijk aan
geklede conventionele enscenering tot hy
permodern.
Voorwaarde is dat ik in zijn visie kan ge
loven. Soms is dat moeilijk, want je hebt
erbij die absoluut geen rekening houden
met wat de muziek je vertelt." In het Am
sterdamse geval heeft hij te maken met
de lichtelijk omstreden Duitser Peter
Mussbach, die soms briljante vondsten
heeft, maar zo nu en dan ook stormen
van kritiek oogst. „Tja, bovendien is Si-
mon Boccanegra niet makkelijke te regis
seren", zegt Scandiuzzi die dit werk ong-
veer in de genen moet hebben. „Het is
geen Rigoletto of La Traviata die ieder
een kent, dus wordt het lastig om een
complex verhaal als dit, toch helder op
het toneel te brengen."
Hans Visser
Simon Boccanegra door De Nederlandse
Opera. Met o.aAndrzej Dobber, Roberto Scan
diuzzi en Angela Maraitibio. Koor van De
Nederlandse Opera, Rotterdams Philharmo-
nisch Orkest. Regie Petyer Mussbach. Dirigent:
Ingo Metzmacher. Te zien: Amsterdam, Mu
ziektheater, vandaag, 5, 9, 12, 15, 18. 21, 25, 28
mei. Uitzending: 20 mei NPS Radio 4, 20.00
uur.
De pagode van Kew Gardens
Er zijn schrijvers die hun he
le leven doorgaan met
schrijven over de plaats waar zij
zijn opgegroeid; zelf lijk ik eer
der jaren van mijn leven te heb
ben doorgebracht met niet aan
die plaats te denken. Dat was
Engeland, jaren '50, in Rich
mond dicht bij Kew Gardens.
We woonden in Pagoda Avenue,
een naam die toen heel gewoon
leek maar nu een exotische
klank heeft: een verwijzing naai
de pagode van Kew Gardens,
die je overigens vanuit ons huis
niet kon zien. We gingen er wel
vaak heen en ik herinner mij de
kille schaduwen beneden aan de
voet - van onze pdgode, zoals ik
hem beschouwde - in zijn ver
waarloosde staat. Ik heb ook va
ge herinneringen aan het inwen
dige: een houten interieur, al
even kil en dompig.
Niet iedereen groeit op in de
schaduw van een pagode en ze
ker niet zo'n indrukwekkende
Zoek en
>vervang<
als die van Sir William Cham
bers in Kew. Hij is bijna 50 me
ter hoog en heeft tien verdiepin
gen, hetgeen hem onmiddellijk
tot niet-authentiek bestempelt:
Chinese pagodes hebben altijd
een oneven aantal verdiepingen.
Hij staat daar sinds 1762 en
heeft bizarre episodes overleefd,
zoals tijdens de oorlog, toen in
elk van de vloeren een gat werd
gemaakt om de ontwerpers van
bommen in staat te stellen het
gedrag van hun geesteskinderen
te observeren tijdens hun val.
Dat was ik allemaal verge
ten, maar toen viel ik een
keer midden in een televisie-uit
zending gewijd aan het leven
van Elizabeth David, en plotse
ling kwamen allerlei herinnerin
gen aan die tijd terug. Dat
kwam niet door Elizabeth Da
vid zelf maar door haar kleren,
typisch de kleren van een Engel
se in de jaren '50, dezelfde als
die mijn moeder en de moeders
van mijn vriendinnen ook droe
gen. Ze hadden regenjassen van
driekwart lengte met wijde kra
gen en zijden sjaals om hun
hals; ze droegen twinsets en rok
ken van tweed; zelf waren ze
slank maar de kleren waren wat
flodderig, niet nauwsluitend.
De BBC had de beroemde
keuken van Elizabeth Da
vid gereconstrueerd, in haar
huis in Londen, waar zij kookte
en schreef en rookte en ontving.
Dat was op zichzelf al interes
sant, maar de blik in het verle
den vergund door de kleren en
de kapsels was fantastisch, het
was als terugglippen naar
Richmond in 1958. Je kunt een
idee hebben van wat vrouwen
droegen in de jaren '50, een men
taal beeld van de New Look,
van een mooie mannequin in
zo'n fabelachtige wijde rok op
een van de quais in Parijs, maar
dat is niet hoe de mensen er echt
uitzagen.
Ergens in 1958 kwam een foto
graaf naar onze school en maak
te niet alleen foto's van elke
klas, maar ook meer artistieke
opnamen van de school in het al
gemeen. Door een ongelofelijk
toeval werden mijn moeder
mijn broer en de moeder van
mijn vriend Oliver gefotogra
feerd terwijl ze op het school
plein op mij stonden te wach
ten. Daar zijn ze, een groepje uit
de jaren '50, de dames in hun
driekwart lange jassen met wij
de mouwen, handtassen aan do
arm, en mijn broer nauw inge
snoerd in zijn school-regenjas.
met blote benen, een stuk speel
goed tegen zich aanklemmend
en er veel onderworpenen uit
ziend dankinderen van nu
Zelfs de manier van staan var
de twee vrouwen is anders, zt
staan meer rechtop, ze zien er
eleganter uit, ze stralen meer ge
zag uit.
De moeder van Oliver kleed
de zich nog meer zoals Eli
zabeth David dan mijn moeder;
ze was een nerveus iemand, mei
een bepaalde zenuwachtige trek
om haar mond. Een enkele keer
voel ik hoe mijn mond diezelfde
uitdrukking aanneemt, ook her
innerend aan de jaren '50. Hoe
wel ik me hun huis niet meer in
detail voor, de geest kan halen
lijkt mij dat het dezelfde sfeer
had als haar kleren, met dat ro
ze en groen, lichte kleuren, bord
jes aan de muur - dat weet ik
nog, aangezien ik er een keer
een heb gebroken - een impres
sie van dure luchtigheid.
En dat, als ik er over nadenk, is
de indruk die kleren gaven in
die tijd. Ze waren gemaakt van
natuurlijke grondstoffen, wol
en katoen en zijde, maar niet
erg elegant van snit. Een vrouw
met die kleren zou nooit voor
Francaise door kunnen gaan, ze
waren onbetwijfelbaar Engels.
Liberty sjaals en Jaeger mantel
pakken, goede kwaliteit, pastel-
kleuren; het waren kleren voor
dames, dames die kunstzinnig
maar niet zelf kunstenaar wa
ren. In die zin waren ze perfect
zoals de kleren van het merk Jae
ger, begonnen als rationele en
gezonde kledij (George Bernard
Shaw droeg altijd Jaeger; hij be
schreef het als 'an attempt al
cleanliness and porousness' (en
later, na zijn onverwachte vero
veringen, als 'the plumes and tu
nic of Don Juan').
Ik placht Jaeger de benauwd-
ste soort winkel te vinden;
het waren kleren voor dames,
niet voor dochters. Maar toen ik
ze, of hun genre, terugzag in die
BBC film, wenste ik even vol
wassen te zijn geweest in de ja
ren '50, zodat ik me zo had kun
nen kleden. Maar alles zou dan
voor niets zijn geweest, de jaren
'60 en de opstand tegen die inge
togen Engelse goede smaak. Dat
was nu juist een van de redenen
waarom ik uit Engeland weg
wilde - en misschien waarom
ook Elizabeth David de voor
keur aan het buitenland gal'.
Maar afstand doet verlangen. Af
stand, en het onweerstaanbare
beeld van de bezeten bommen
makers, waanzinnige uitvinders
met wilde ogen* en hun haar in
de war, gespannen over de ga
ten in de vloer gebogen om hun
modelbommen langs te zien ko
men, op weg naar de begane
grond in de pagode van Kew.
Sarah Hart