PZC De donkere kant blijft trekken Soms lijkt Godot een gezellig blijspel Allergie Alex Roeka in Middelburg Dublin herdenkt Samuel Beckett Film Mladic verbroedert woensdag 26 april 2006 lex Roeka rust niet voor hij zo'n tien cd's heeft volge speeld. De zanger/ liedjes schrijver is fanatiek bezig ver loren tijd in te halen. Jaren die hij verspilde aan de don kere kant van het leven, op het randje van de goot. Zijn 'nieuwste plaat, Hadeskade, is zijn vijfde op weg naar wat een 'oeuvre van Nederlandsta lige autobiografische liedjes' moet wórden. Zaterdag zingt hij in Middelburg. Die Hadeskade is een verwij zing naar de Griekse onder wereld, het rijk der schimmen. „Voor mijn gevoel is dat waar wij ons bevinden, we zwerven hier rond als schimmen", zegt Roeka. Heeft niks met somber heid te maken, het is gewoon een beeld. „Waar we zijn weten we niet, wie we zijn evenmin. We weten niks, zwerven rond met een zekerheid die we ons zelf ook maar aangemeten heb ben. We leven hier om te vertrek ken. Alles wat op dit album ge beurt, kun je situeren op die ka de." Het nogal donkere beeld is type rend voor Alex Roeka. Vaak ver tellen zijn liedjes over de zelf kant, over morsige kroegen, over een gruizig bestaan in de marge. Maar met even veel over tuiging schrijft hij heel persoon lijk over de liefde, is hij teder en klinkt de zucht naar de zee en de natuur door. In zijn onalle daagse maar krachtige beelden omzeilt hij clichés met een grote boog. Uit Dag Van Altijd: 'Vandaag schiet de zon weer omhoog uit de polder/ De kop van een boer aan de drank/ Een opgejaagd dier huilt door de straten/ In het zuiden staan bossen in brand.' Roeka: „De meeste collega's schrijven naar hun publiek toe, om te behagen, een hit te schrij ven. Ik schrijf naar mezelf toe. Mijn verleden is de bron," Hij schrijft liedjes sinds het eerste, tien jaar geleden, zo rond zijn veertigste zomaar uit de gitaar rolde. D'r moest iets uit blijk baar, nadat hij zich zo'n vijf jaar lang had ondergedompeld in een soms treurig, maar ook opwindend kroegleven. Uit Gerda: 'Hier aan de bar is het einde nabij/ De drank hangt als pis in het glas/ Henk is nog steeds niet terug van de plee/ Maar het kan ook zijn dat dat gisteren was.' „Ik heb een hang naar de donkere kant", zegt Roe ka. „Je denkt dat het leven daar authentiek en eerlijk is. Wat zeer zeker bedrog is natuurlijk. Maar het is toch de charme van de nacht, van buiten de maat schappij staan. Om ervan een afstandje naar te kijken is ont zettend mooi. Maar ik heb ook een tijd lang dicht tegen de grens gezeten, een tijd waar ik niet met trots op terugkijk." Uit Ik Hou Van...: 'Ik hou van de rand, van de grens, van de stil te,/ De onneembare wand, het adelaarsnest,/ Om dat ruige en zuivere weer terug te vinden/' Dat door de wereld steeds wordt verpest.' „Dat pure terug vinden, het lukt niet altijd. Je hebt je aan bepaalde codes te houden, kunt dingen niet zeg gen, moet andere dingen juist wél zeggen. Er zit altijd een deel hypocrisie, angst en oneerlijk heid bij en die kun je 's nachts kwijtraken. Maar of je dan méér jezelf bent? Een bepaalde over maat aan jezelf kan ook schade lijk zijn." Oerschreeuw Rusteloosheid heeft hem altijd gedreven. Roeka ontvluchtte het verstikkende milieu van zijn jeugd door aan te monsteren op een zeesleper. Hij voer, met tus senpozen, een jaar of drie. De hang naar de zee die nog uit zijn liedjes spreekt, is vooral een hang naar vrijheid. „Eigenlijk hou ik meer van bergen, haha. Die zee is ook een i-omantisch beeld, een verlangen dat je vindt in de poëzie van Slauer- hoffDe eerste reis heb ik gewel dig gev-onden. In een sleepboot op een wilde zee, de sterrenhe mel, de romantiek van een stel kerels op zee, het drinken, de hoeren." Die zucht naar vrijheid, maar ook de wil om dat in muziek te vertalen: misschien is het terug te voeren op het moment dat hij als jongetje de oerschreeuw hoorde van Little Richard, in Long Tall Sally. „Een bijna trau matische ervaring, die ik nog steeds voel als ik die plaat op zet. Iets verschroeiends gaat er van uit, een stem die nooit geëve naard is. Het heeft de deur ge opend naar een andere, ruige, rauwe, vrije wereld. Hoe dieper je dat raakt, hoe krachtiger je het zelf wilt." Ook is er zijn bewondering voor Jacques Brei, de 'ultieme zan ger', voor Bob Dylan en de tragi sche countryster Hank Willi ams: de eerste die geheel putte uit zijn eigen leven..Het is wat ook Roeka beoogt, een autobio grafisch liedoeuvre opbouwen. Maar hij kiest niet voor één mu ziekstijl. Bij hem hoor je blues, pop, chanson, folk, al naar ge lang het gewenste gevoel. Draait zijn hand niet om voor punkrock als het kwaad moet zijn. Iets intiems wordt een folk-achtig liedje. „Elke stem ming heeft zijn eigen vorm", zegt hij, „En ik ben ze alle maal". Zijn nieuwe cd verschilt daarin niet van de voorgaande. „Als je op je achttiende begint, maak je nog een hele ontwikkeling door. Toen ik begon had ik een heel leven achter de rug. Van roman tische jongeling tot een man met een door het werk van Céline ge vormde realistische kijk. En een door poëzie gevormd oog voor de kleine dingen. In elke plaat is dat opnieuw zichtbaar." Uit Modderland: 'Met die storm uit het hol van de zee als hij raast en gromt/ En die lucht van lap pen die jaagt over de koude grond/ Met die grond die sopt als een dweil/ O, het sop dat stijgt.' „Die beelden zijn geen opzet. Ik zit geen dingen te ver zinnen. Het is veel meer de gi taar, die stuurt me, roept dingen op. Het rolt er gewoon uit. Ik huldig ook het principe dat je een moeilijk beeld gewoon moet laten staan, ook al wordt het daardoor ontoegankelijk. Mu ziek is iets onvatbaars, die kwa liteit mogen teksten ook heb ben." De laatste tijd snijdt hij ook maatschappelijke onderwerpen aan. Het thema migratie bijvoor beeld. Is van alle tijden, betoogt Roeka, en dat zwerven, op zoek foto Walter Lewinski zijn naar een beter leven, daar heeft hij zelf ook wel iets mee. Of neem de donkere kant van het medium televisie. Uit dat 'Vieze, Lijpe Kastje': 'De muilen hangen open en de bagger glijdt er lekker in.' Roeka: „Mensen zitten hun hele leven te verkij ken naar onnozele klotepro gramma's. Maar het is dubbel, omdat ik zelf natuurlijk ook op die televisie wil, en er ook heel mooie dingen op zijn. Televisie is de kerk van onze tijd. Maar heeft de kerk nog een eenduidi ge moraal, tv is een autoriteit die elke vijf minuten een andere levensvisie laat zien. Mensen zijn er continu door in verwar ring." Milder is hij met de jaren niet geworden. „Absoluut niet. Deze plaat is juist weer ruiger dan de vorige. Nee, ik ben ook geen rus tiger mens geworden sinds ik liedjes schrijf. Ik zal pas tot rust komen als ik zo'n tien cd's heb gemaakt. Ik moet dat oeuvre ge stalte geven, ben fanatiek bezig verloren tijd in te halen. Ze vra gen wel of ik niet weer zou wil len varen. Jawel, maar ik heb nog meer zin in schrijven. Het is dezelfde onrust die me drijft." Mark Minnema Alex Roelca met Schemerdrift: zater dag om 20 uur in. de Stadsschouw burg van Middelburg. Nobelprijswinnaar Samuel Beckett schreef beroemde, absurdistische toneel stukken en werd deze maand honderd jaar ge leden in Dublin geboren. En dus zijn daar nu tentoonstellingen, symposia en opvoeringen, waaronder Eh Joe met Michael Gambon. Om de Beckett-viering tot een evenement te maken had directeur Michael Colgan een ge weldige troef: hij wist Bono te bewegen het festival te openen. Waar Bono is, zijn came ra's en ontstaat een oploop. Hij is, zo dat mo gelijk is, in Ierland nog groter en heiliger dan in de rest van de wereld. Bono verzon en reci teerde een monoloog die 'maestro Beckett' eer bewees door hem na te bootsen: „I've been waiting/ Waiting a long time/ One hund red years." Maar hij wachtte niet op Godot: „I am waiting for Colgan." Colgan, ook direc teur van het Gate Theatre op Parnell Square, heeft nog een troef: meesteracteur Michael Gambon (geboren in Dublin, op zijn zesde naar Engeland verhuisd). Gambon speelt de ze maand Eh Joe van Beckett in het Gate, on der regie van de Canadese filmregisseur Atom Egoyan. Als leden van de internationale pers naar de voorstelling komen, is Edward Beckett (63) er ook, neef van Samuel.en beheerder van diens nalatenschap. Vriendelijke man met een wat minder ascetisch hoofd dan zijn oom, op wie hij wél lijkt. Deze Beckett, half-gepensio- neerd fluitist, heeft zijn beroemde oom vaak ontmoet, vertelt hij, even voor de voorstel ling: „Ik studeerde in Parijs en bezocht hem daar elke week. Hij sprak nooit over zijn werk en hij was veel vrolijker dan de mensen denken. We gingen meestal biljarten. Hij was echt heel royaal en gaf me vaak geld." Samuel Beckett Het stuk Eh Joe werd oorspronkelijk geschre ven voor televisie- En regisseur Egoyan volgt Becketts aanwijzingen nauwkeurig op door in het Gate Theatre een close-up van Gam bon te projecteren, op gaasdoek dat van de to- neellijst neerhangt. Gambon spreekt de hele voorstelling geen woord. Je ziet na enige be- ginhandelingen (de deur goed afsluiten, gor dijnen dichtdoen, onder het bed kijken, op het bed neerzijgen en voor zich uit kijken) constant dat droevige, altijd een beetje slape rige, maar soms ook onverwacht felle hoofd van Gambon geprojecteerd. Het enorme hoofd beweegt niet. Op de band staat de stem van de Engelse ac trice Penelope Wilton, die een snijdende mo noloog heeft. De stem herinnert Joe eraan dat een vorige geliefde van hem zelfmoord pleeg de. „This all new to you, Joe? Eh Joe?", waar bij eh wordt uitgesproken als ee. Het hoofd beweegt niet, het gezicht wel. Gam bon varieert zijn gezichtsuitdrukking als sub tiele reacties op de hoon die hem treft en de beelden van zijn eigen leven die daardoor worden opgeroepen. Dat denk je althans te zien. Hij kijkt afwisselend droevig, getroffen, lijdzaam en doods. Wachten op Godot is hier bij vergeleken een gezellig blijspel. Samuel Beckett (1906-1989), die op zijn 31ste naar Parijs verhuisde en een groot deel van zijn werk in het Frans schreef, is dezer dagen overal in Dublin. In het National Photograp hic Archive in Temple Bar hangen tientallen foto's van de Ierse fotograaf John Minihan, al le met hetzelfde onderwerp: Beckett. Hij por- tretteerde hem meermalen in de jaren tach tig: als regisseur, op straat in Parijs en Lon den, in een Parijs' café en op een Londense ho telkamer. De blikvanger van het festival is de foto van John Haynes, maar'de foto's van Mi nihan zijn even goed en soms even bekend. Van zijn hand is bijvoorbeeld de foto van de lange, tanige, wereldvreemd uitziende Beckett van achteren gezien in Londen, een grote schoudertas met kruiselings gedragen band op de rug. De tentoonstelling op de overdekte binnen plaats van de Dienst Openbare Werken, op Stephen's Green, gaat om Beckett, maar hij zelf is afwezig. Het zijn geschilderde portret ten van acteurs die een Beckett-rol speelden, zoals John Hurt in Krapp's last tape en Mi chael Gambon in Endgame. Krachtige doe ken van de jonge Ier Cian McLoughlin (28), die zonder besef van het op handen zijnde centenary festival drie jaar aan de Beckett-vertolkers werkte. De schilderijen zijn donker en bestaan groten deels uit zwart, wit en grijzen. Titel: No co lour, no colour. Die komt van Beckett zelf, die dat als regisseur vaak zei tegen zijn ac teurs. Hij wilde minimaal spel. ('Een witte stem' was ook zo'n Beckett-uitdrukking.) Pas drie jaar geleden, vertelt McLoughlin, ontdek te hij Beckett. Hij zag Wachten op Godot en was meteen verslaafd. „Ik móest dit doen. Het was een late ontdekking, ja. Het wordt ons op school niet bepaald opgedrongen. En ik ben van nature een cultuurbarbaar." Wat hem achteraf het meest verbaasde, was dat Beckett het stuk in het Frans had geschreven. „Ik zou hebben gezworen dat ik Dubliners hoorde." Jos Bloemkolk wwiv.beckettcentenaryfestivul.ie Ik was negentien toen ik mijn eerste ui at. Mijn moeder was allergisch voor uien en daarom hadden we ze nooit in huis. Maar toen ik eenmaal ui had geproefd, op het verboden pad gebracht door een slechte vriend, was ik'niet meer te houden. Elke zaterdag gingen we naar de markt - dit was in Engeland, in York om precies te zijn - en daar kochten we schar releieren, zo vers dat ze nog bijna warm waren, en kilo's uien. We zullen er ook nog wel andere dingen hebben gekocht, maar gewone dingen, niet taboe- brekende, zoals uien. We spurt ten met onze inkopen naar de bus, terug naar de universiteit, waar we een van de studenten keukens bestormden, en daar bakten we een ui-ommelet. Een van de regels voor het ma ken van een goede ommelet is niet te veel vulling; dat is alvast één regel die we ongetwijfeld hebben gebroken. Ook zon het me niet verbazen als bleek dat de ui-ommelet helemaal niet voorkomt op de culinaire canon; ik heb er sindsdien ook nooit meer een gegeten, en de gedach te er aan heeft nu veel van zijn aantrekkelijkheid verloren. Maar dat neemt niet weg dat die Zoek en >vervang< Yorkse ui-ommelet het verruk kelijkste gerecht was dat ik ooit had geproefd. Als ik mijn ogen dichtdoe zie ik nog die kleine keuken waar we de andere aspi rantkoks uit hadden verdreven, met zijn heetwaterketel en twee electrische kookplaten: daar sta ik gebogen over een koekepan vol gesnipperde uien, die hemel se geur inademend of in feite in halerend, als een sigaret. Het lijkt nu nauwelijks meer mogelijk dat ik negentien jaar lang had geleefd zonder dat aroma ooit in ons eigen huis te hebben geroken. Knoflook, of prei, of sjalotten trouwens ook niet; die befaamde Bretonse uienverkopers, die elk jaar naar Engeland kwamen, fietsten ons huis voorbij. Buitenshuis eten, in een restaurant of bij vi'ien- den, was voor mijn moeder een waagstuk vol dreiging: je wist nooit of er in een gerecht een ui of een teentje knoflook verscho len zat. Wanneer dat het geval bleek was het meestal te laat, het onheil was geschied en er volgde een slapeloze nacht. Voorverpakte gerechten, een op windende nieuwigheid in die da gen, waren ook gevaarlijk. We plachten mijn moeder te waar schuwen als er enige kans was op ui: het was de onzichtbare vij and, een eetbare vijfde colonne. Ik was doodsbenauwd toen ik mijn eerste ui at, en geen won der. De verhoudingen thuis wer den bemoeilijkt, of mis schien vereenvoudigd, doordat mijn vader besloten had dat hij ook allergisch voor uien was. Hij deed dat uit solidariteit met mijn moeder, heel bewonderens waardig; met hun tweëen wisten zij de subtiele suggestie te wek ken dat wij een familie waren die ver boven uien verheven was. Ik ben er zeker van dat mijn geestdrift voor de ui-omme- letten voor een deel ook voort sproot uit het gevoel dat ik deed dat niet alleen gevaarlijk, maar ook heel proletarisch was, De meeste families laten haar le den niet veel speelruimte; jaren lang was mijn vaders zogenaam de uien-allergie mijn doelwit: ik probeerde het hem uit zijn hoofd te praten, hem zo ver te krijgen dat hij toegaf dat hel niet echt was, maar hij loochen de dat met een geduldige glim lach. Als we in een restaurant aten trachtte ik hem op slinkse wijze iets te laten bestellen waar uien inzaten; ik kon 1 er dan op wijzen vóór het bracht werd en zien hoe hij dwongen was iefs anders te kie zen, of het hem triomfantelijk la ter te vertellen, nadat hij het eenmaal gegeten had. Ik herin ner me een keer, toen hij me op- j zocht in Parijs, dat ik er in slaag-, de hem zonder enige ongewens- j te gevolgen een biefstuk te latea eten die zwom in een saus be staande uit niets dan sjalotten, Voor kleine kinderen zijn zulke familie-idiosyncratieën volko- zi men normaal; pas wanneer wat ouder wordt begin je ei ovër na te denken. Of wannea je in conflict komt met de eigen aardigheden van andere men sen. Ik herinner me dat ik hielp bij de afwas in het huis van vriendin en de les werd gelezen door haar broer, omdat ik he; melkkannetje niet grondiger had schoongemaakt. 'Wist j; niet', zei hij, 'dat je een voedsel vergiftiging kunt oplopen wan neer dingen waar melk in heer! gezeten niet behoorlijk gedesin fecteerd worden met kokend wa ter?' Ik wist het niet en sindsdie heb ik nooit meer een melk kan kunnen afwassen zonde aan hem te denken. Des te mee waar ik niet lang geleden een ar tikel onder ogen kreeg dat hie o over ging en waarin uiteengezs werd dat het een mallotig e: ouderwets bijgeloof was da melk op deze wijze aardewerk j kon besmetten: het dateerde ui o de tijd dat zuigflessen voor ba by's nog gesteriliseerd werden! li wat eigenlijk ook helemaal mei hoefde. Ach, als ik met dat arti kel terug had kunnen gaan naa: het verleden! Maar op het me ment zelf boog ik deemoedig hfi hoofd, terwijl die jongen door ging: 'Doet jouw moeder dal dan niet?' Op zulke momenta j zou ik in staat zijn geweest ore uit de hoogte te zeggen: 'Nee maar allebei mijn ouders zijn al lergisch voor uien.' De tijden zijn veranderd! Het is jaren geleden dat ii voor het laatst een ui-omelei heb gegeten. En zoals de weten schap ons bevrijd heeft van de plicht om melkkannen en zuig flessen te steriliseren, zo is mij: moeder nu niet langer allergisd voor uien. Niet lang geleder toen zij een kerrygerecht bestel de in een restaurant, begon ii haar automatisch te waarschi wen dat er wel eens uien in kor den zitten. Maar ze slikt nu middel tegen maagklachten, 6 dat zorgde ook voor de verwin ning van haar uienprobleer. het was niet eens een allergie En mijn vader heeft dus ooi voor niets al die jaren een aller gie voor uien gehad. Sarah Ho De meest gezochte man op de Balkan figureert nu in een bioscoopfilm als een wraak zuchtige legerkapitein, die geob sedeerd is door tuinieren. De film speelt zich af in de laatste dagen van Joegoslavië. De voort vluchtige Bosnisch-Servische militaire leider Ratko Mladic, die door het Joegoslavië-tribu- naal in Den Haag wordt gezocht wegens oorlogsmisdaden, ver schijnt in de tragikomische film Karaula (Grenspost) van de Kroatische regisseur Rajko Grlic als de karikaturale kapi tein Rade Orchid. Op de hele Balkan heeft de film al veel aandacht getrokken: hd is de eerste co-productie van republieken van de voormali? Joegoslavische federatie, die de jaren negentig uit elkaar vie De film begint als een komedie en eindigt als een tragedie, ai het sprookje van 'broederscha; en eenheid' uit elkaar valt. Vol gens de Bosnische produce Kenovic toont het succes van film op de Balkan dat men# nu het verleden onder ogen wil len zien: „Het feit dat meer 100.000 mensen de film in min der dan twee weken hebben gf zien, kan de basis zijn voor ee toekomstige dialoog."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 24