Het toeval geregisseerd Harmen Wind PZC 22 Dichten onder voorbehoud Marijke Spies proza woensdag 19 april 2006 Sebastian Barry: Een lange, lan ge weg - Willie Dunne is de zoon van de hoofdcommissaris van politie in Dublin. Omdat hij bij lange na niet de vereiste leng te van een meter tachtig haalt, is hij te klein om zelf politieman te worden, tot verdriet van zijn vader. Hij is, nog net geen acht tien, in 1914 echter niet te klein voor het Britse leger om in Vlaanderen te gaan vechten voor de bevrijding van België. De katholieke Ierse jongens ne men dienst, omdat een politicus Ierland zelfbestuur in het veruit zicht heeft gesteld als ze koning en vaderland willen dienen. De jongens uit Ulster hebben zo him eigen beweegredenen. Wil lie zelf weet eigenlijk niet zo goed waarom hij zich heeft aan gemeld bij de Royal Dublin Fu seliers en waarom hij zijn grote liefde Gretta achterlaat. Met Een lange, lange weg - ont leend aan het lied It's a long way to Tipperary - heeft de Ier se dichter/schrijver Sebastian Barry een tragisch hoofdstuk uit de Ierse geschiedenis be schreven in een fonkelende, lyri sche stijl, die je geen moment loslaat. Het boek is door negen tien kranten in Engeland, Ameri ka. Canada, Australië en van zelfsprekend Ierland verkozen tot 'Boek van het jaar'. Sebastian Barry heeft zich, ver telde hij in een interview, door drie oorlogsromans in het bijzon der laten inspireren, alle drie bestsellers in hun eigen recht: The Red Badge of Courage van Stephen Crane over de Ameri kaanse Burgeroorlog en A Fare well to Arms van Ernest He mingway en lm Westen nichts Neues van Erich Maria Remar que over de Eerste Wereldoor log. Met Een lange, lange weg hebben de Ieren nu hun eigen li teraire monument. Vertaling Johannes Jonkers. Uit geverij Querido, 308 pag., 19,95 Sarah Dunant: In het gezel schap van de courtisane - Ze voelt zich de laatste jaren bijna schizofreen, de Britse Sarah Dunant. De schrijfster in haar wilde in Florence blijven, maar de moeder in haar moet toch af en toe terug naar Lon den, waar haar tienerdochters wonen. Maar als die op eigen be nen staan, dan wordt het defini tief Florence, de stad waar ze en kele jaren geleden een apparte ment kocht en inspiratie vond voor haar eerste historische ro man 'De geboorte van Venus'. Het werd een internationale bestseller. De voormalige thrillerschrijf ster, journaliste en televisiepre sentatrice blijft met het onlangs verschenen In het gezelschap van de courtisane trouw aan haar nieuwe genre en haar nieu we land. Ditmaal is een zestien- de-eeuws Venetië het decor. Met als sterkste troef haar inlevings vermogen in de historische per sonages, die niet in starre karak ters blijven steken. Vertaling Frans van Delft. Uitg. Archipel, 382 pag., 18,95 euro. ie zegt dat toeval niet bestaat, is ge neigd het leven te ervaren als verhaal. Hoe wil lekeurig de werkelijkheid ook mag lijken, in het ver haal dat erover wordt ver teld, heeft alles zin. Elk feitje gehoorzaamt aan een bedoeling en past in een patroon. Lukrake ontmoe tingen tussen onbekenden heb ben ingrijpende gevolgen en het geringste woord krijgt de kracht van een toverspreuk. Wie in het toeval een bestem ming pleegt te zien, gedraagt zich als gelovige, is het niet in God dan wel in de sterren of het lot. En wie zijn of haar biografie herschept tot een geschiedenis met een begin, een midden en een einde, verschilt niet veel van de almachtige en alwetende schrijver die van losse draadjes een samenhangend weefsel maakt. Marijke Spies, na een professio nele loopbaan in de literatuur wetenschap begonnen met het schrijven van fictie en twee jaar geleden gedebuteerd met de his torische roman Een onschuldige familie, is een van die auteurs die zich in overeenstemming met de literaire norm gedragen als een god in het diepst van hun zelfgeschapen universum. De plot van haar nieuwe boek Tegen de stilte lijkt een aaneen schakeling van toevalligheden, maar daarachter schuilt een stu rende hand. Personages die el kaar volkomen vreemd zijn, wor den bekwaam ingesponnen in een web van liefde dan wel vij andschap en zijn vervolgens tot elkaar veroordeeld, als pionnen in een schaakspel. Spil in Tegen de stilte is, hoe kan het ook anders, een schep pend kunstenaar, zij het dan geen almachtige. Toondichter Theo, om den brode werkzaam aan het Amsterdamse Barlaeus- gymnasium, klautert op zekere dag naar het torentje boven op het schoolgebouw omdat het ge luid van het klokkenspel hem onzuiver voorkomt. Nadat hij de toon heeft bijgesteld, raakt hij in de ban van klanken die uit het Baylon daar beneden opstij gen. Twee jonge straatmuzikan ten, de saxofonist Joachim en de violiste Anna die van eikaars be staan geen flauw vermoeden hebben en ieder voor zich wat staan te musiceren, inspireren Theo tot een werk dat hij beti telt als 'Het Heelal'. Betoverd door de engelenmuziek in zijn hoofd verliest hij het evenwicht en breekt bij zijn val genoeg bot ten om voor maanden afhanke lijk te worden van het zorgstel sel. Het verhindert hem niet om als een bezetene de noten die hem in zijn roes zijn komen aan waaien op schrift te zetten, daar bij geholpen door Joachim die niet alleen muzikant is, maar 'toevallig' ook dienstdoend zie kenbroeder. Wanneer vervol gens het contact met Anna tot stand komt (Theo blijkt haar nog te kennen uit de tijd dat ze op de muziekschool zijn leerling was), blijkt de weg vrij om om het kersvei'se duo alvast een deel van Het Heelal te laten uit voeren. Theo's muziek vormt het leidmo tief van een geschiedenis met de nodige climaxen en contrapun ten. Tegenbeweging De tegenbeweging wordt veroor zaakt door het optreden van An na's jeugdvriendje Moene, een punk die zijn naam aan de dui vel ontleent en volgens verwach ting voor de nodige dissonanten zorgt. Moene ontpopt zich zelfs tot de kwade genius van Theo en sluit met hem een destructief bondgenootschap dat voor hen beiden slecht zal aflopen. Relieken Ik heb ze nog, de resten die je bewaren: de slijtplek, de haarlok de melktand, de wijnvlek. Detail dat je oproept, spoor dat je vasthoudt, plaats die jou wordt. In werkelijkheid kom je steeds vaker voor als wie zei u nee sorry nooit van gehoord. Harmen Wind (geb. 1945) kebeen Theo heeft staan sleute len en vanaf dat moment een die pe fascinatie voor diens muziek heeft opgevat. Vera valt, alweer volgens de wet ten van het zinrijke toeval, in de handen van een stel televisiema kers dat de dood wil exploiteren terwille van vermakelijke reali- Alsof deze verwikkelingen niet voldoende waren om de uiter sten van het bestaan te omspan nen, laat Spies er een zinderen de finale op volgen. Op tweeder de van het verhaal verlegt ze het perspectief van Theo, Joachim, Anna en Moene naar Vera, we duwe van de chirurg die aan bre ty soap. De apocalytisch eindi gende show waarin dit voorne- men zijn beslag krijgt, wordt op geluisterd door muzikale mede werking van - hoe kan het ook anders - Joachim en Anna. De invalide Theo, die op afstand ge tuige is van de kladderadatsch, breekt met rolstoel en al uit de kluisters van het revalidatiecen trum en beseft aan de oevers van het IJ dat hij de heksenketel van de muziek in zijn hoofd moet laten verdwijnen in het zwarte gat waar de klanken hun oorsprong vonden. Nadat de kip aldus is terugge keerd tot het ei, blijft de lezer lichtelijk verward achter. Wat mag de diepere betekenis van dit alles wel zijn? Dat de chaoti sche werkelijkheid nooit defini tief te bezweren valt in de orde van het kunstwerk? Dat zou een boodschap zijn die op gespan nen voet verkeert met de autori teit die Spies zich als auteur toeëigent. Wil ze misschien zeg gen dat er geen grotere kunst be staat dan de kunst van het fa len? Dan hadden we toch een verhaal mogen verwachten dat minder gladjes verliep dan dit al te strak geregisseerde toneel stuk. Jaap Goedegebuure Marijke Spies: Tegen de stilte. Uitga ve Querido. 154 blz. 13,70 Schrijven is als autorijden zonder stuur en zonder rem. Schrijver, het gevaarlijkste be roep ter wereld. Schrijven, echt schrijven, dat betekent ruzie met iedereen, een gevecht zon der einde, nood zonder nooduit gang. En dan is er Harmen Wind, schrijver van inmiddels zes dichtbundels, schrijver van een gedicht Voorbehoud. Als je dan tenminste nog van een schrijver kunt spreken. Want mag een schrijver een grens, een beperking, een voorbehoud heb ben? Wind kent zichzelf in elk geval goed. In Voorbehoud liet hij we ten: 'Je wilt wel dichten, maar niet/ te erg. Je wilt de heldere regels,/ niet de sprong in het duister, de/ stilte van de binnen plaats, niet/ het rumoer van de1 straat; je wilt/ zwerven, niet ver dwalen; je wilt/ getroffen wor den, niet kapot'. Vers met veilig heid, literatuur met limiet, schrijven met stoplicht, poëzie met politieagent. Ze bestaan dus wel, maar hebben ze ook recht van bestaan? Je hebt in de kunst scheppers en makers. Scheppers die zoeken waar niemand zoekt. Makers die de bewegwijzerde paden nooit verlaten. Wind en een hele boel van zijn collega's willen geen scheppers zijn. Ze nemen genoegen met hun bescheiden talenten, hun beperkte mogelijk heden. Voor hen geen.Grote Naam en het bijbehorende Gro te Gevaar. Merkwaardig is dat Wind zich van dit alles zo be wust is. Behalve Voorbehoud schreef hij ook eens een gedicht De schepper. Geen zee gaat de schepper te hoog, 'hij stelt zijn wetten', maar wat is het lot van 'wie met deze ongeëvenaarde/ tot ademloze hoogten stijgt?' Met deze poëzie weet je precies waar je aan toe bent. Van adem loze hoogten is geen sprake, ook niet in zijn nieuwste boek Aarde werk. Bij een schepper ontstaan dingen, ongrijpbaar en onbegrij pelijk. Een auteur als Wind zet zijn verzen in elkaar, desnoods op bestelling. Noem een onder- werp en hij schrijft er een ge dicht over, vaardige maker als hij is. Paaseiland of Kreta, er komt een gedicht. Het wordt soms wel een saai gedicht, wart de schrijver ziet niet meer dan wat iedereen ziet. Dus 'Duizend reuzen, onbewogen/ in hun ste nen opgestaan/ uit de Grote Oceaan' wanneer het over Paas eiland gaat. Het bedachte gedicht, het is vaak een skelet zonder vlees. Ge-j lukkig zijn zeker niet alle ge dichten van Wind bloedeloos Misschien is hij geen echte poëet, maar in Aardewerk vind je wel degelijk echte poëzie. Mooi zijn bijvoorbeeld Voorlid ting over een 'onbemande tante die uitleg over haar breiwerk geeft, Wachtwoord waarin de lof van toewijding wordt gezon gen, en het hierbij afgedrukte Relieken. Geliefden die we niet willen ver geten, maar toch vergeten. Sonr bespeur je een erosie van je eme tie en meteen komt de schaamte daarover. Maar op bepaalde da gen is het niet te dragen, het be- sef onze doden nooit meer te zul- '^en zien. Alleen een paar scha mele relieken, zoals in dit vers. Een gemaakt gedicht dat toch leeft. Even, heel even de remvts- geten, het stuur los. Mario Molegras Harmen Wind: Aardewerk. Gedii ten - 64 pag. - 15,95 - De Arbeidti pers, Amsterdam/Antwerpen. Rudy Kousbroek terappels - wat ik me vroeger bij dat woord voorstelde is goed op deze foto te zien: appels als sterren aan de hemel. De boom des over- vloeds. Dat witte huisje of schuurtje hoort er ook bij: dat is waar het geluk woont. Daar zou ik willen wonen, of nauwkeuriger, gewoond willen hebben in mijn kinderjaren. Als ik lang genoeg naar die foto kijk is het of zich dat verwezenlijkt, alsof het langzaam in werkelijk heid verandert, en met dat gevoel stromen ook inderdaad herinneringen aan daar gewoond hebben mijn geheugen binnen, herinneringen aan opgegroeid zijn onder die appel boom, aan gespeeld hebben in zijn schaduw en dan soms in dat witte huisje naar binnen te zijn gegaan om een glas water te vragen. Na een poosje hoor ik zelfs geluiden: ik hoor vogels, het zoemen van insecten (the bee-loud grove), ik kan een hond horen blaffen, het langgerekte kook van kippën, stemmen in de verte. Het is alsof er een stukje film uit mijn verleden wordt afgespeeld. En dat is vreemd, want zulke beelden zijn er niet in mijn herinnering; het komt niet uit mijn verleden. Ik ben opge groeid in een land waar geen appels bestonden. Wat vruch ten aangaat waren er wel andere en betere, maar geen ap pels. Wat is het in die foto dat mijn verlangen opwekt? Een ver leden, maar een verleden waarin mijn leven zich niet heeft afgespeeld. Een verleden dat dus wat mij aangaat nooit be staan heeft. Is het de herinnering aan sprookjesboeken die ik gelezen heb in mijn kinderjaren? Het zou kunnen, want dat was het materiaal waaruit mijn voorstelling van Euro pa was opgebouwd: hutjes en appelbomen. Waar zag je ooit bomen zo volgeladen met vruchten? Inderdaad, in de westerse (Hollandse) sprookjesboeken. Hoe Europa er in werkelijkheid uitzag wist ik niet. Het was het onbekende deel van de wereld waar appels groeiden en waar de Euro peanen vandaan kwamen. En eigenlijk klopte zelfs dat niet: er waren in de hoofdstad wel een paar luxewinkels waar ze appels verkochten, maar dat waren vreemde watti- ge vruchten, groter dan tennisballen, met blozende rose tinten zoals op Chinese reclameprenten; en dat klopte ook, want de 'appels' in die winkels kwamen niet uit Europa maar uit China. Een ander ingrediënt dat de hoofdrol speelt in mijn ver beelding is de overdaad: die boom zo onwaarschijnlijk vol met vruchten, het is of dat een symbool is van liefde: - hier, omdat ik zo krankzinnig van je houd, al mijn vruch ten, rond als boezems, allemaal voor jou. Het is wat bij draagt aan die overweldigende indruk; deze foto is voor mij als een droom, volkomen sprookjesachtig. Je hoeft je maar uit het raam te buigen en je kunt ze zo pakken. Het herinnert ook aan de sinaasappelboompjes die ik na mijn eindexamen zag in Italië, gewoon langs de weg; die zaten ook zo vol met vruchten. Toen ik ze voor het eerst zag dacht ik dat het decoraties waren, kunstbomen gemaakt door mensen die ze tjokvol met oranje ballonnetjes hadden gehangen, overdadig als op een kindertekening. Maar er waren niet alleen de sprookjesboeken, er was ook de mythologie en de echte literatuur, waar mijn vader mij in de hongerjai*en van de oorlog onvermoeibaar mee ver trouwd had gemaakt - appels als boezems: Gretchen in Faust, die zegt dat ze ook in haar tuintje groeien; maar vooral de Hesperiden, dat waren de meisjes die op de gou den appels van Hera moesten passen, genaamd de doch ters van de nacht. Dat had diepe, ja verlammende verlan gens bij mij wakker geroepen - 'dochters van de nacht', ik hoor nog mijn vaders stem die over ze vertelt, en over 'de honderdkoppige draak Ladon, die nooit sliep', waardoor de dochters van de nacht op hun beurt weer werden be waakt. Nooit slapen, dat kon dus, dat fascineerde mij als een betovering. En natuurlijk Hooglied 2:3 - 'Als een appel boom-onder de boomen des-wouds, zoo is mijn liefste on der de zonen: ik heb grooten lust in zijne schaduw, en zit er onder, en zijne vrucht is mijn gehemelte zoet.' Al deze dingen spoken op de achtergrond door mijn hoofd als ik naar deze foto kijk - 'the silver apples of the moon, the golden apples of the sun'. En dan dat witte hutje waar het geluk woont: ik vergat nog te vertellen waar mij dat aan herinnert: aan de kleedhokjes bij het zwembad in Bra- stagi, weer een andere lieu de mémoire, om andere rede nen in mijn geheugen gegrift. Wat van mij niet mee mag doen is het betreurenswaardige optrekje achter het witte huis; daar is niets, daar woont niemand," dat is geen behui zing voor het geluk. Het is ook duidelijk van recentere da tum. De foto is Amerikaans, uit de 19de eeuw, en de boom is naar het schijnt helemaal geen appel, maar een soort kas tanje. Dat wil ik niet weten.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 22