De boerinnenmosterd is lekker pittig Plaatsnaam dinsdag 18 april 2006 De verhouding tussen bruin en geel mosterzaad is van belang. foto's Dirk-Jan Gjeltema Jaap Struyk bij de IJzendijkse mosterdmolen uit 1920. Heel wat aparte dingen heeft ze gemaakt. Ba- nanenjam. Chutneys. Picca- lilly met honing. En acht verschillende soorten mos terd. Maar verwacht niet dat Nel Struyk half Zeeland van haar lekkernijen wil voorzien. Een paar uurtjes per dag eraan werken, dat is genoeg. Want, zoals haar man Jaap bij herhaling zegt: „Het moet wel leuk blijven." Het hele gezin Struyk is soms in de weer om mos terd in potjes te doen. Maar Nel is de échte mosterdmaker van de familie. „Ik mag etiketjes plakken", grinnikt Jaap. „Sa men met onze dochter." Het idee om iets met mosterd te doen, ontstond een jaar of tien geleden. „In die tijd maakte ik thuis chutneys en jam", vertelt Nel. „We hadden een grote moes tuin. vandaar. Op een gegeven moment zaten daar ook speciale dingen tussen. Bananenjam bij voorbeeld. Dat verkocht ik op toeristische markten." Ze kwam in contact met een am bachtenvereniging. „Ik wilde me daar best bij aansluiten, maar dan moet je op zo'n markt ook iets te demonstreren heb ben. En ik zag me nog niet met weckketels en groenten lopen sjouwen." Nel had wel eens iemand op een ambachtelijke manier mosterd zien maken. Dat leek haar een beter plan. „Dat hebben we hier in de buurt nog niet, dacht ik." En zo werd Nel opeens mosterd maakster. Al snel trok het echtpaar in een oud slachthuisje in zijn woon plaats Zierikzee, waar ze de werkplaats inrichtten. d'Hooge Molen noemen ze hun bedrijfje. Het ligt een beetje achteraf, en is daardoor moeilijk te vinden. Geen probleem, vinden ze. Jaap: „We hebben geen behoefte aan meer drukte." „Een aantal jaren geleden kwa men we op een punt dat we moesten kiezen: zo doorgaan of verder groeien. In dat laatste ge val had ik mijn werk moeten op geven. Bovendien liepen we te gen de vijftig. Als we twintig jaar jonger waren geweest, had den we het wel gedaan. Maar nu... nee hoor. Het moet wel leuk blijven." Dus blijft het bij de productie van zo'n 12.000 potjes per jaar. Nel werkt met name in de zomer maanden. „Dan ben ik hier elke dag een paar uur bezig." Bij de ingang is wel een soort winkel tje, maar dat is alleen open als ze er is. De meeste mosterd leveren ze aan winkeltjes of komt in kerst pakketten terecht. Niettemin heeft het echtpaar het stekje leuk aangekleed. Oude kannen en potten, een houten toonbank- je en potjes mosterd uit allerlei ©uïte (Am^£tc^en In personeelsadvertenties wordt tegenwoordig ge vraagd om managers, pro jectleiders en commercieel medewerkers. Vacaturds voor bijvoorbeeld klompen makers, garnalenpelsters, wagenmakers, messensnij- ders, wiegenmakers en boekbinders kom je niet meer tegen. Oude ambach ten worden door een kleine groep toch nog in ere ge houden. De PZC gaat op zoek naar de beoefenaars. In deze aflevering: Mos- termaakster Nel Struyk. windstreken sieren het halletje naast de werkplaats op. Er zit Portugese en Tsjechische bij, wijst Jaap aan. Experimenteren Natuurlijk ontbreekt de produc tie van Nel niet. „De recepten heb ik zelf uitgevogeld. De ba sis, mosterdzaad en azijn, kende ik natuurlijk. Daarmee ben ik gaan experimenteren." Het toe voegen van kruiden en spece rijen leidde tot het ontstaan van acht soorten, waaronder knof- lookmosterd, dillemosterd en zwartebessenmosterd. Die laat ste maakt ze met Bevelandse bessenazijn. Naast het toevoegen van krui den is de verhouding tussen bruin en geel mosterdzaad van belang, legt Jaap uit. „De brui ne is pittiger." Vandaar dat de straffe boerinnenmosterd een donkerder tint heeft dan de mil dere boerenmosterd. Een apart geval is de Zeeuwse Vlegelmosterd. Waar ze de ande re soorten helemaal met de hand maken, produceert het echtpaar die met behulp van een mosterdmolen uit 1920. „Die is van een mosterdmaker uit IJzendijke geweest", leggen ze uit. „We hebben hem in bruik leen gekregen van het streekmu seum uit die plaats." Het apparaat werkt net als een echte molen. Het mosterdzaad, afkomstig van een boerderij uit IJzendijke, wordt eerst geweekt in azijn en daarna in de machi ne gegooid. Twee molenstenen persen dat vervolgens tot prut, waarna er onderuit de machine mosterd komt. „Vroeger draaiden ze die met de hand", wijst Jaap naar het wiel dat de bovenste molensteen aan drijft. Daar beginnen de Struyks niet aan: de molen is nu aangesloten op een elektromo tor. De mosterdmolen maalt het zaad niet helemaal fijn, legt Jaap uit. Met de hand lukt dat al helemaal niet. „In tegenstel ling tot fabrieksmosterd is onze mosterd altijd grof. Mensen vra gen wel eens om fijne mosterd. Die sturen we door naar Albert Heijn." Nel heeft in de loop van de jaren ook allerlei kennis over mosterd vergaard. Dat het spul eigenlijk onbeperkt houdbaar is, bijvoor beeld. Maar dat het met elke keer dat je een potje opendraait, wat minder smaakvol wordt. „Er zitten vluchtige oliën in. Die vervliegen." Wat overigens prima op te lossen is door een scheutje azijn door het goedje te roeren. En dat mosterd een geneeskrach tige werking heeft. „Begin vori ge eeuw maakten ze mosterd pleisters tegen astma en bronchi tis. Als je verkouden bent, is er niets beters dan een voetenbad je met mosterdzaad nemen. Dat stimuleert de bloedsomloop. Tenslotte is het ook nog eens goed voor de spijsvertering." Dan eet ze het zelf zeker elke dag? „Vroeger wel", grinnikt ze. „Te genwoordig wat minder. Ik sta hier immers hele dagen in die geur. Maar ik krijg vaak mos terd uit het buitenland van ken nissen en vrienden. Tja, die moet toch ook op." Markten In de loop van het verhaal blijkt dat Jaap zijn echtgenote met meer helpt dan alleen etiketjes plakken. „We zitten nogal eens op jaar- en ambachtenmarkten. Daar maak ik mosterd op de am bachtelijke manier. Met een kom en een kanonskogel." Het idee is simpel: met de zware bal plet Jaap het zaad, waardoor er mosterd ontstaat. Dat hoeft hij alleen nog aan te vullen met in grediënten. Het werk is eigenlijk te simpel voor woorden, vindt Jaap. „Daarom maak ik er op zo'n markt altijd een beetje een show van." Zo heeft hij altijd een pot je bij zich, gevuld met een vloei stof. Geheim, staat er met grote letters op. „Je moest eens weten hoe vaak mensen willen weten wat daarin zit. Waarom denkt u dat er geheim op staat, zeg ik dan. Soms laat ik ze eens rui ken, maar wijzer maak ik ze niet." Om mosterd te maken is niet veel nodig: wat fors bestek, een trechter en een paar kommetjes volstaan. Er bevindt zich wel een fornuis in de werkplaats, maar die gebruikt Nel voor an dere zaken. Want ze maakt ook nog chutneys en piccalilly. „Dat doé ik voor imkerij Pop- pendamme in Grijpskerke. Er zit honing in, dat begrijp je." Ze denkt er niet over die ook op de Zeeuwse markt te brengen. „Het is erg intensief werk. Dan ben ik straks hele dagen bezig." „Want het moet tenslotte", zegt Jaap nog maar eens, „wél leuk blijven." Martijn de Koning Vorig jaar werd Schellebelle, dorp aan de zuidkant van de Schelde, verkozen tot mooi ste plaatsnaam van Vlaanderen. Het versloeg Sint-Job-in- 't Goor. Waar de naam precies vandaan komt is niet duidelijk. Ooit waren er meerdere Belle's en waarschijnlijk is er ter onder scheid Schelle voorgezet. Hoe het ook zij, de naam is mooi en het dorp zelf mag er ook zijn. Zo'n verstilde gemeenschap aan de boorden van de Zeeschelde. Met een voetveer naar het ge hucht den Aard. De veerman zet over na een belsignaal. Aan die overkant is het nog mooier dan in Schellebelle. Daar liggen de Kalkense Meersen, die in de toe komst omgevormd worden tot een 'wetland' van ongeveer 800 hectare: hooi- en graslanden en veel water. Er zijn vier beweg- wijzerde wandelingen uitgezet. foto Ludo Goossens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 20