Ineens is
er dan dat
lentegevoel
Ontmoeting met een ransuil is nooit hetzelfde
weerwoord
dinsdag 4 april 2006
Hoera, het is lente! Weliswaar volgens de kalender al
vanaf 21 maart, maar het koude weer verijdelde het
ontwaken van een echt lentegevoel. Pas de laatste week be
gint het erop te lijken. Meteen barst de natuur onstuitbaar
los. Planten en dieren maken zich op voor een nieuw begin.
Trouwens, ook bij de mens gaat het aangenaam kriebelen.
De natuur laat zich niet lei
den door kalenders. Het be
gin van de biologische lente
hangt gewoon af van het weer.
Daardoor komt ze dit jaar zo'n
drie weken later op gang. Dat is
vooral merkbaar aan de plan
ten. Nu de kou eenmaal uit de
lucht is, gaat het snel. Kijkend
naar een plant of boom zie je
het leven losbarsten.
Er is grofweg sprake van een
tweedeling, legt natuurkenner
Chiel Jacobusse uit. „Er zijn
soorten die op het langer wor
den van de dagen reageren en
soorten die wakker worden als
de temperaturen omhoog gaan.
Hij geeft aan dat het eigenlijk al
rond kerst begint, als de bak-
kruudjes uitspruiten.
Daarna steken de sneeuwklok
jes, echt zo'n plant die op het
lengen der dagen reageert, de
kop op. „Dat is een plant die
geen boodschap heeft aan de
temperatuur en ook bloeit als
het vriest", aldus Jacobusse. De
eerste bijen die uitvliegen, heb
ben dat meteen in de gaten en
komen af op het zogenaamde ho-
ningmerk dat aan de buitenkant
van de bloem zit. „In normale
jaren zie je op het hoogtepunt
van de sneeuwklokjes veel bij
en. Nu zag je ze niet, het was te
koud voor bijen. De sneeuwklok
jes gaan toch door. Ze hebben
elkaar dus misgelopen."
Jacobusse noemt het opvallend
dat de lente dit j aar zo abrupt
begon. „We hadden een grote
temperatuursprong, je kunt het
begin van de lente bijna duide
lijk aanwijzen. Je voelt het zelf
ook sterk. Ineens heeft iedereen
dat lentegevoel. Het hangt in de
lucht. De wind die niet meer zo
koud is, de specht die. roffelt, de
klein hoefblad-zonnetjes die uit
de grond schieten, de eerste in-
Noordenwind in
april en mei,
maakt augustus
en september blij
Bruine Kikker
secten die rondvliegen - het is er
allemaal ineens."
Alsof de natuur zat te waehten.
In zekere zin is dat ook zo." Vier
weken geleden was er voor de
oplettende vogelaar heus wel
eens een enkele witte
kwikstaart te zien. Nu zijn ze er
plotsklaps in grotere aantallen.
Die late lente is niet verontrus
tend, meent Jacobusse. „Het is
gewoon een natuurverschijnsel.
De extremiteiten zitten ingebak
ken. Je krijgt pas problemen als
het jaar in jaar uit een late lente
is. Vorig jaar begon ze drie we
ken te vroeg. Eind januari zat
toen de grutto al in de Yersekse
Moer, nu pas op 10 maart. In fei
te is er zes weken verschil met
vorig jaar."
Mossen
Planten die gewoon hun gang
gingen, kou of' niet, waren de
mossen. Die bloeiden zoals al
tijd in februari en hebben hun
hoogtepunt al achter de rug.
„Mossen hebben een beetje om
gedraaid zomer-winterritme. Ze
vormen allemaal hun vruchten
al in februari. Dan hebben ze
nog geen last van andere plan
ten. Ze hebben alleen langere da
gen nodig", zegt Jacobusse.
Voor hem is de bloei van het
klein hoefblad de échte start
van de lente. Dat is doorgaans
de vroegste bloeier, afgezien
van winteronkruiden als gewo
ne ereprijs, klein kruiskruid en
paarse dovenetel, die gewoon
het hele jaar doorgaan. Het op
merkelijke van klein hoefblad
(je ziet dat bij alle vroege plan
ten) is dat het ene jaar energie
gespaard wordt voor de vroege
bloei in het volgende jaar. „Hij
maakt eerst bloempjes en pas
daarna verschijnen de bladeren.
Het is wortelvuulte, zoals de
boeren zeggen. In de wortels
worden de voedingsstoffen opge
slagen."
Een hoofdstuk apart vormen de
stinzenplanten. Ooit ingevoerd
om de landgoederen kleur te ge
ven. Inmiddels verwilderd,
maar niet minder kleurig. Een
enkeling als winterakoniet en
sneeuwklokje, heeft al gebloeid.
Nu is het de beurt aan krokus,
wilde hyacint, bostulp, long-
kruid, narcis.
De reigers hadden in februari al
de lente in hun kop. Jacobusse
zag ze bezig hun nesten van vo
rig jaar op te kalefateren. De
eenden waren duidelijk later
met hun nesten, evenals een an
dere vroegere broeder, de hout
duif. Voor de weidevogels, zoals
grutto en kievit, was het een
kwestie van afwachten. Zolang
de kou in de grond zit, valt er
voor deze vogels weinig voedsel
te halen.
De insecten die spaarzaam uit
vliegen, zoals hommels en zweef
vliegen, zijn vooral van belang
voor de voortplanting van de
soort, verduidelijkt Jacobusse.
„Als je de vroege beesten niet
had, zou je van de zomer weinig
nakomelingen hebben." Hij
merkt op dat bijvoorbeeld de
zweefvliegen node gemist zou
den worden: ze vreten veel blad
luizen op. Bij de vlinders een
zelfde Verhaal. „De kleine vos
en de dagpauwoog die op zolder
overwinterden gaan nu vliegen
en dat is van belang voor de toe
komst." Kikkers en padden wor
den pas wakker (de kikker over
wintert op de slootbodem, de
pad op land) als de temperatu
ren stijgen. Dan zijn ze ook niet
meer te stuiten. Eerst zorgen
bruine kikker en gewone pad er
voor dat.de sloten vol dril (ei
tjes) komen te liggen. Vanaf
eind april volgen andere soor
ten, als groene kikker, boomkik
ker en rugstreeppad. Mensen
die zich inzetten voor het veilig
overzetten van de padden, heb
ben het er druk mee. Een paar
graden meer of minder is direct
merkbaar in de hoeveelheid trek
kende beesten.
Rinus Antonisse
Ruighaarmos
Bij het station van Ka-
pelle-Biezelinge stem
pelde hij zijn kaart af, even
na negenen. Zoals het hoor
de. Het programma voor
vandaag had hij goed uitge
dacht. Hij ging treinen en
het werd een lange dag van
vrij reizen. Eerst moet hij
naar Krabbendijke. Heden
doet hij zijn naam eer aan:
Everaers.
Het kan Everaers, Ever
aars, Everaerts of Eve
raarts zijn. En misschien
doen ze zich nog wel an
ders voor. Ruim over de
honderd zijn er in Neder
land, Everaers-families.
Wié de varianten meetelt,
komt al gauw tot een kleine
vierhonderd. In Zeeland
geeft het telefoonboek er
zo'n dertig. De Vlaamse
vorm bij uitstek is Everae
rts: ver boven de duizend
wonen er daar. Vreemd ge
noeg komt die vorm in Zee
land niét of nauwelijks
Frangois Everaers heeft on
dertussen Krabbendijke be
reikt. Tegenover het station
is een tijdelijk tehuis voor
reizigers. Snel koffie, want
hij heeft haast. Hij moet zo
naar Arnemuiden.
Francois' achternaam Ever
aers is afgeleid van een
zeer oude Germaanse voor
naam: Eberhard(t), in La
tijnse vorm was dat Everar-
dus. Het eerste deel, ever, is
een 'wild zwijn'. Het twee
de deel komt van hard, dat
'moedig, sterk, dapper' is.
Met deze naam gaven onze
Germaanse voorouders hun
zoon 'de sterkte en de moed
van een everzwijn'. Evert-
sen is natuurlijk familie.
In Arnemuiden stapt
Francois Everaers uit en
loopt hij onmiddellijk naar
het andere perron om weer
terug te gaan naar Kapelle.
En dan begint alles weer op
nieuw: Kapelle, Krabben
dijke, Arnemuiden - de he
le lange dag tot 's avonds
laat. Hij was de tel gewoon
kwijt geraakt.
Lo van Driel
POLDERPEIL
Natuurtekenaar Adri Kar
man woont in Colijnsplaat,
op Noord-Beveland. Voor
Buitengebied trekt hij er el
ke week op uit. In deze ru
briek vertelt hij in woord
en beeld over de natuur in
de polder.
Windsingels en hagen rond
boerderijen en boomgaar
den, niet zelden bieden ze
vlucht-schuil- of nestgelegen
heid aan vogels waaronder ook
uilen. We doelen hier dan speci
fiek op de ransuil. Hoewel de
kerkuil over het algemeen meer
bekendheid geniet, is de ransuil
de meest voorkomende in de pol
der. Die bekendheid van de
kerkuil heeft trouwens een wat
trieste oorzaak. Ze worden nog
al eens gevonden als verkeers
slachtoffer.
De ransuil is minder bekend. De
dieren weten zich overdag mees
terlijk te verbergen. Hij zoekt
zijn rust- of nestplaats zelden,
in tegenstelling tot zijn familie
lid, binnen door de mens ge
bouwde onderkomens. Wel
maakt hij graag gebruik van be
staande nestgelegenheden. Dat
kan een nestkast zijn die bijvoor
beeld voor torenvalken is opge
hangen, een boomholte, een oud
kraaiennest of soms ook op de
grond. Een fruitteler waar ik
eens was, wees me op een broed-
geval van een ransuil in een oud
eksternest dat zich in de elzen
haag langs de boomgaard be
vond. Helaas was het broedsel
mislukt. Mogelijk door het slech
te weer tijdens de broedperiode,
of door te weinig aanwezige
prooidieren of een combinatie
van beiden.
Niet ondenkbaar is trouwens de
mogelijkheid dat tijdens de af
wezigheid van de ouders
kraaiachtigen het nest hebben
beroofd. In ieder geval had de
man een levenloze jonge uil on
der de boom gevonden, wat hem
opmerkzaam maakte op het
nest. Wanneer de jongen wat
groter zijn nemen de ouders dik
wijls een rust- of roestplaats in
de buurt van het nest in. Een
bliksemsnelle actie van een
illustratie Adri Karman
kraaiachtige kan de jongen dan
fataal worden en mogelijk wa
ren de oudervogels te laat om in
te grijpen.
Wat de roest- of rustplaats be
treft kent de ransuil ten opzich
te van andere uilen nog een spe
cifiek gedrag. Na de broedtijd
en in het winterseizoen roesten
de vogels dikwijls in groepsver
band op vaste plaatsen die voor
een langere periode worden ge
bruikt. Als men bekend is met
zo'n rustplaats valt het niet
moeilijk de vogels te observe
ren. Alhoevtel ik eens geatten
deerd werd op zo'n verzamel
plaats van de uilen.
Nieuwsgierig geworden besloot
ik samen met een collega enkele
dagen later op zoek naar de die
ren te gaan. De bewuste plaats
was een windsingel van Italiaan
se populieren en elzen rondom
een boomgaard. Bij aankomst
was er geen uil te bekennen ter
wijl we toch speurend de stam
men afzochten. Waarschijnlijk
waren we hier niet op het juiste
moment. Teleurgesteld wilden
we al gauw de aftocht blazen,
maar besloten de boomgaard
eens rond te lopen. Wat schetste
onze verbazing toen een tien
tot twintigtal vogels plotseling
in duikvlucht vanuit de haag,
niet eens zover van ons verwij
derd, de boomgaard in vlogen
waar ze direct de beschutting
van stammen en takken van de
fruitbomen opzochten. Hoe kon
het zijn dat we ze niet hadden
opgemerkt? We voelden ons een
beetje belazerd. Trouwens, al
wisten we nu dat ze nog steeds
in de boomgaard aanwezig wa
ren, om ze opnieuw te ontdek
ken vergde behoorlijk wat speur
werk.
Meesterlijk kunnen ze zich ca
moufleren met hun enigzins bon
te verenkleed en alleen de recht
opstaande oorpluimen, die overi
gens niets met het gehoor te ma
ken hebben, vergrotende kans
op ontdekking van de dieren.
Die rechtopstaande oorpluimen
verraden ook het alert zijn van
de vogels, want alleen in opge
wonden toestand wordt dit sig
naal gebruikt.
Een andere ervaring met een
ransuil was weer geheel anders
van aard. Ook ditmaal was het
een ontmoeting in een boom
gaard. Ik ontdekte het dier bij
toeval zittend in de hoek die een
tak met een stam maakte, dicht
tegen de stam aan. Alert maar
zonder aanstalten te maken op
de wieken te gaan, keek het
beest me starend aan. Ik liep
door, alsof ik me niet voor hem
interesseerde. Een stukje verder
keek ik om en zag dat de uil mij
nu ook aanstaarde, bijna fixe
rend haast. Daarvoor moest hij
zijn kop 180 graden gedraaid
hebben. Ook weer iets typisch
van de uilen. De ogen staan vast
in hun kassen. Daarentegen be
zitten ze zeer flexibele halswer
vels die hun in staat stellen hun
kop 240 graden te draaien.
Ik ben verder gelopen en heb
het beest met rust gelaten. Als
de zangvogels, zoals merels en
lijsters, hetzelfde hebben ge
daan, dan heeft het dier een rus
tige dag gehad. Ze willen hem
namelijk nogal eens lastig val
len, door hem met luide alarm
roepen te beschimpen en soms
zelfs met hun uitwerpselen tor
pederen. Alleen uitgerust kan
de ransuils nachtelijke jacht op
prooien als veld en woelmuizen
succesvol zijn.
Adri Karman