Soms voel ik me gehandicapt Pleegkinderen halen het beste én het slechtste in je boven PZC D jl Mil IHjJJii Inger Ouwerkerk, mantelmoeder haar mond voor moeders of de hulp het schoteltje buiten bereik hebben ge bracht. Die pep heeft de energieke tie ner niet nodig. Rosan heeft alle ener gie van haar moeder, maar geen rem. Zonder fixeerband in bed houdt Rosan 's nachts iedereen wakker. „Ze is zo snel. Je kunt haar geen tel al leen laten. Ik heb een vroïijke, onder nemende peuter in het lijf van een der tienjarige. Die zet je niet in een box. Die gaat ook niet 's middags even sla pen. Onze zoon was een braaf kind, maar Rosan doet alles wat niet mag. Als je even niet oplet, is ze weg. Er vandoor. Ze is gek op sloten. Ze is ook gek op smeren. Laat haar bij de koel kast en je weet niet wat je meemaakt. Ze is ondertussen zeer vindingrijk ge worden. Ze eet alles. Ze weet niet dat 'nee' nee betekent. Het gaat haar om de reactie. Je kan zo boos worden als je wil. Zoals zij het altijd doet, je moet toch lachen." Rosan is dertien, een leeftijd waarop meiden zich graag verliezen in meiden- Naam: Inger Ouwerkerk Geboren: Heusden en Altena, 1961 Woonplaats: Heinkenszand Burgerlijk staat: getrouwd met Arie, zoon Casper (15), dochter Rosan (13) Opleiding: MBO-verpleegkunde Beroep: onderwijsassistent Buvs Ballot College Goes Hobby's: jukebox, sopraan in kwartet Splendid en koor Lamisa, lezingen geven over onder meer samenleven en handicaps en dolfijntherapie. dingen. Rosan ook, met twee viendin- nen van het dorp die op woensdag langskomen. Rosan vindt dat heerlijk, vertelt Inger. „Een beetje tutten, op maken, kletsen, Rosan geniet ervan. Vooral hun mobiele telefoon vindt ze het einde." Maar met haar vriendin nen naar de middelbare school, zoals haar grote broer met zijn maten, kan ze niet. Rosan ontwikkelt haar kwali teiten op eigen wijze. Omens Inger vertelt haast terloops: „Rosan is op vrijdag de dertiende geboren. Ik was de elfde van de elfde uitgerekend. Alle omens waren verkeerd! De laat ste dagen van de zwangerschap voel de ik: het is niet goed. Dat kind wil er uit. De huisarts nam me zó serieus, die brak meteen mijn vliezen, 's Avonds om elf uur is ze geboren. Ze had een neurologische klompvoet: die stond dwangmatig naar binnen ge draaid. Ze had een bult op haar hoofd. Het was een kind van bijna tien pond! Onze zoon was ook zo'n grote baby." Rosans voetje ging voor zes maanden in het gips. Kort daarna werd ontdekt dat de naden van Rosans schedel zich te vroeg sloten, zodat er zorg was over de groei van haar hersenen. „De eer ste twee jaar zijn we alleen maar bij artsen en andere behandelaars ge weest. Twee keer per week fysiothera pie, de keel-, neus- en oorarts voor Rosans oor- en luchtwegproblemen, de revalidatiearts, logopedist, oog arts, plastisch chirurg. We zijn in alle ziekenhuizen geweest voor mri-scans: Breda, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht. En je doet het allemaal ge woon." Inger vermoedde vanaf dat Rosan an derhalf was autisme, maar Rosan was vier eer die diagnose kwam. „Vooral op het consultatiebureau heb ik moe ten horen 'je projecteert'. De psychia ter kwam na een kwartier met Rosan terug en zei 'dat kind is een kernau tist'." Dat voelde als erkenning. Ze vertelt het haast laconiek, nippend van haar koffie. Schrokken zij en haar man niet toen bleek dat Rosan geen puntgave baby was? Nee, zegt ze, na enig nadenken, beslist. „Als je met ge handicapte kinderen werkt is het toch niet zo vanzelfsprekend dat die van jou gezond zal zijn." Zunneguus Inger werkte bij de Zunneguus, kin derdagverblijf voor kinderen met han dicaps. Rosan ging mee. Ook al heeft de Zunneguus de regel dat werkne mers geen familie in de groepen mo gen hebben. „Ik kende er iedereen, wist hoe het er werkte. Moest Rosan anders naar Middelburg of Breda?" Het betekende wel dat Inger overdag afstand moest nemen van haar doch ter. Rosan werd de verantwoordelijk heid van Ingers collega's. „Ik kon dat gelukkig goed." Haai- positie bracht ook nieuwe inzichten in haar werk. Ze zag de ongerustheid van ouders, die hun zo kwetsbare kind uit handen kwamen geven, ineens anders. „Ik had zo met ze te doen. Ik wist precies wat ze doormaakten. En ik wist wat er speelde, wat er goed en fout ging, en toch vertrouwde ik mijn kind daar toe." Inger werd vraagbaak voor ouders. „Dat was ook wel 'ns lastig. Ik kon op ouderavonden nooit zelf moeder zijn." Twee jaar is ze nu weg bij de Zunne guus. Ze mist het wel en ze mist het niet. De manier van werken werd an ders, het werk werd fysiek zwaar, dat maakte opstappen makkelijker. „Ik ben er heel dubbel over. Ik heb er acht tien jaar gewerkt!" Toen de plek op het Buys Ballotcolle ge voorbij kwam, hapte ze toe. „Wer ken met pubers leek me gewoon heel leuk. En ik dacht: ik ben 43 en ze wil len me nog hebben." De pubers zijn een welkome afleiding van: „En maar wandelen, nog maar eens scheer schuim smeren en dat eeuwige liedjes zingen. Bij andere kinderen komt daar een eind aan. Bij Rosan nooit." Pas sinds vorig jaar weten ze echt wat Rosan heeft. Een nieuwe kinderarts in het Goese ziekenhuis zette hen op het spoor van een professor die er achter kwam. De nieuwe kennis brengt nieu we, zware zorgen. Rosan heeft een chromosomale afwijking en een botaf- wijking. „Niet al Rosans botten groeien even hard", legt Inger uit. „Daardoor heeft ze van die rare vin gers. Het ene vingerkootje is heel lang, het andere heel klein. We weten niet wat die gestoorde botgroei doet met haar gewrichten." Bij Rosans aandoening hoort epilep Inger Ouwerkerk is aards nuch ter, strijdbaar en zo het lijkt onverzettelijk als het moet. Ze paart groot relativeringsvermo gen aan vurig enthousiasme voor mensen die haar lief zijn. Ze wa pent zich met zelfspot en droge humor. Ideaal toegerust om vier dagen per week klassenvol eer ste- en tweedejaars vmbo- tot gymnasiumpubers aan te kun nen. Om daarna thuis weer man telzorgmoeder te zijn. In de ochtend weet ze nooit welke klas ze het volgende uur krijgt. De Heinkenszandse is invalkracht voor uitvaluren bij het Buys Ballotcollege in Goes. Zij vult de gaten in de roos ters. Ze geeft 'ns een schrijfopdracht: oma, frikadel en idool, maak over die trefwoorden een opstel van vijf zin nen. Ze onderhoudt met klassen cor respondentie met Nederlandse militai ren in Irak en Afghanistan. Maar haar favoriete lesonderwerp is samenleven met mensen met handicaps. Ze stelt zich daarbij zo kwetsbaar op als het maar kan. De hoofdrol in haar lessen speelt haar dochter Rosan. Die is daar door onderhand een bekende Zeeuw se. Ingers aanpak is zo succesvol dat ze werd gevraagd door scholen van Veenendaal tot Alpen aan de Rijn: 'kom je dat ook bij ons eens doen?' „Het is belangrijk dat kinderen stil staan bij mensen die zich anders ont wikkelen. De vervelendste klassen werken het beste mee." Haar inspiratiebron Rosan heeft meer dere handicaps, maar is op haar Zuid-Bevelandse dorp vooral bekend om haar vrolijkheid en stevige per soonlijkheid. Ze is een vertrouwde ver schijning, wandelend met haar kleuri ge bal waar ze intens aan verknocht is. Maar die geregeld lek raakt, in een sloot belandt of gewoon zoek is. „We hebben alle exemplaren die ooit van die bal gemaakt zijn opgekocht. Moch ten we ooit door onze voorraad heenra- ken.J", zegt Inger, de handen drama tisch in de lucht heffend. „Voorlopig zitten we goed tot haar dertigste, of zo." In de lichte, moderne woonkamer val len de Würlitzers op. Twee stuks. Eén jukebox geladen met Beatles en meer fraais uit de sixties, de andere met re centere poprock. „Tja, die vinden we mooi. We hebben op zolder wel vijftienhonderd plaat jes. Je programmeert een paar num mers en je hebt een hele tijd muziek." Daar legt een mp3-speler het toch te gen af. Inger en haar man verkiezen de vergane glorie van de eerbiedwaar dige muziekbrenger van weleer, getui ge de oude radiotoestellen in de ka mer. Van die met 'kattenogen' in hou ten kasten uit het tijdperk van het mannetje-van-de-radio. „Er zijn er nog veel meer. We hadden daar een he le Lundiawand vol", gebaard ze. „Maar nu staan ze boven. Je moet af en toe 'ns wat anders." Ze schenkt nog eens koffie aan de eet tafel. „Hier zit ik 't liefst." Ze straalt als Rosan binnenkomt, thuisgebracht met het busje van het dagcentrum van Arduin. Haar begeleidster die mid dag, een van de negen mensen die In ger afwisselend helpen bij de verzor ging van Rosan, is er dan al. Met haar jas nog aan vertelt Rosan wat ze heeft meegemaakt. Met snelle handgebaren en geluiden. „Oh, je hebt je duim pijn gedaan?", begrijpt Inger. „Ben je ge vallen? Even kijken in je schriftje", zegt ze, en ze duikt in het verslag van die dag. Rosan pikt ondertussen razendsnel een suikerklontje van tafel. Het zit in zaterdag 11 maart 2006 foto Mechteld Jansen sie. „We waren altijd zo gelukkig: 'dat heeft ze niet'. Maar we weten nu dat het meekomt met de puberteit. In 2005 heeft ze vier aanvallen gehad." Anderzijds geeft het 'weten waarom' een beetje rust in Ingers gemoed. „Ik hoef niet meer te denken dat ze aan het eind van de zwangerschap klem heeft gezeten." Een kind als Rosan is allesbepalend. Ook voor haar zoon, zo is ze zich be wust. Hij is enorm zorgzaam voor zijn zus, vertelt ze trots. „We gaan dit jaar op vakantie met zijn vieren. Op zijn verzoek. Hij wilde per se dat Rosan meeging. Dan is het geen vakantie, maar toch. We zouden iemand mee kunnen nemen." Als het Rosan goed gaat, gaat het met iedereen goed, weet Inger. „Tot haar achtste had ze woedeaanvallen, krij sen. Ze sprak niet, ze kon nooit vertel len wat ze wilde. We hebben keihard getraind. Toen kon ze tien woordjes zeggen en gebaren maken en ze leerde werken met de computer. Het effect was wonderbaarlijk." Van Rosans persoonsgebonden budget wordt een orthopedagoge ingehuurd die met Rosan werkt en die alle hulp verleensters voor Rosan traint. Voor veel oefeningen vindt Inger zich te emotioneel betrokken. „Ik wil toch haar moeder blijven." Rosan maakt nog steeds vorderingen. „Ze kan steeds meer klanken maken. Vorig jaar is ze zindelijk geworden! We heb ben dagenlang op de wc gezeten, maar het is gelukt. Dat is toch geweldig! „Rosan is zo'n doorzetter, dat is zo aandoenlijk. Ze is een meisje dat je echt kan inpakken. Zoveel mensen hebben wat met haar. Dat wildvreem de mensen van haar kunnen houden, is zo mooi." Sinds ze vorig jaar dolfijnentherapie meemaakten in Harderwijk maakt Rosan oogcontact. „Het is nu een vreemde situatie. Als Rosan wat wil vertellen terwijl ik bezig ben, pakt ze mijn hoofd en dwingt me tot oogcon tact. Emoties zal ze nooit snappen, ze ziet ze niet. Soms voel ik me gehandi capt, omdat ik haar niet begrijp." Het gezin spaart nu voor een trip naar Curacao, voor de ultieme dolfijnerva ring. Maar prominenter speelt de vraag waar Rosan straks wonen moet. Het is moeilijk een plek te vinden waar Rosan tot haar recht komt. Maar het is nodig, willen haar ouders en broer het onderspit niet delven. Want het wordt moeilijker na je veertigste, bekent Inger. „We willen onderhand ons leven terug. Liefst voor ik zeven tig ben en voordat ons wat overkomt en Rosan naar een crisisplaatsing moet." Claudia Sondervan oor een gebrek aan pleeggezinnen wachten zo'n duizend kinderen met ernstige problemen op een plek. Met een grote landelijke campagne wil Pleegzorg Nederland meer gezinnen werven. Maar lang niet iedereen is geschikt als pleeg ouder. „Pleegkinderen halen het beste en net slechtste in je boven. Als zestienjarige liep Eliza weg van huis en kreeg een crisisplaats in een pleeggezin, ten boos en verdrietig meisje, zegt haar toenmalige pleegmoeder Truus van 'nther. Na zes weken ging ze weer terug naar haar ouders, iets rustiger nu. Acht jaar later stond ze ineens op de stoep ®ot een bosje bloemen. „Ze kwam zeggen oat ze zich bij ons destijds zo veilig had ge beld omdat de badkamerdeur op slot m°cht. Bleek ze tot haar 21ste seksueel te Z1bmisbruikt door haar vader." Truus van Dinther kan er nog emotioneel van worden. Zeventien jaar vormt ze nu met haar man en 19-jarige dochter een pleeggezin voor cri sissituaties. Meestal hebben ze drie puber meiden in huis die daar maximaal vier we ken blijven. Pleegzorg Nederland heeft niet alleen fami lies als die van Van Dinther nodig, ook aan pleegouders voor langere tijd is een gebrek. Ongeveer duizend kinderen wachten op een plaats in een pleeggezin. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken om die wachtlijst weg te werken. Voor Pleegzorg Nederland reden een grote campagne te beginnen. Geschikt We hebben 2500 gezinnen nodig, zegt René de Bot, voorzitter van Pleegzorg Neder land. En niet iedereen is geschikt. Van alle aanmeldingen wordt uiteindelijk eenderde pleegouder. De Bot: „We moeten wederzijd- Pleegmoeder Truus van Dinther en haar twee pleegkinderen. foto Marc van der Kort/GPD se teleurstellingen zo veel mogelijk uitslui ten. Een echtgenoot die werkloos dreigt te worden of ouders die veel moeite met hun eigen puberende dochter hebben, raden wij bijvoorbeeld af pleegouder te worden." Ouders die zelf geen kinderen kunnen krij gen of ze hebben verloren, krijgen het ad vies eerst in het reine te komen met hun ver driet. „Anders zijn de verwachtingen te hoog gespannen." De pleegkinderen heb ben allemaal iets meegemaakt en dat is te merken in hun gedrag. „Ze zijn vaker en heftiger boos, puberen meer of trekken zich meer dan andere kinderen terug." Je moet jezelf goed kennen, zegt Truus van Dinther. „Pleegkinderen halen het beste en het slechtste in je boven." Het belangrijkste is dat pleegouders het vooral leuk moeten vin den kinderen op te voeden en daar ook de tijd voor hebben. Dat was precies de reden waarom Saskia Vuurs, die al twee kinderen op de basisschool had, besloot pleegouder te worden. Dertien jaar geleden kregen ze de zorg voor een drie dagen oude baby, die niet bij zijn moeder met een psychiatrische stoornis kon blijven. De eerste jaren was niet duidelijk of Daniël alsnog naar zijn echte moeder zou gaan. Vuurs: „Een moeilij ke tijd. Je hecht je aan zo'n kind en dat moet ook, om alles zo natuurlijk mogelijk te laten zijn. Toch hielden we er ook reke ning mee dat hij weer weggehaald zou wor den." Uiteindelijk gebeurde dat niet. De na tuurlijke moeder van Daniël komt nu vaak op bezoek. Soms lastig voor Daniël, zegt Vuurs. „Zijn moeder kan heel depressief zijn; dan komt ze niet uit haar woorden en toont geen enkele interesse in hem." Hoe moeilijk kinderen het ook hebben met het zien van hun eigen ouders, het hoort erbij, zegt René de Bot. Als er geen contact is gaan kinderen fantaseren over hun echte ouders of hen enorm idealiseren. Pleegouders moeten rekening houden met de reeds aanwezige kinderen in het gezin, stelt De Bot. Ineens krijgen zij niet meer al le aandacht van de ouders. „Wij adviseren daarom geen kinderen van dezelfde leeftijd op te nemen." Een veel jonger of veel ouder kind wordt minder snel als bedreigend erva ren. Vuurs kan daarover meepraten. Toen haar eigen zoons jonge pubers waren, kreeg ze een tijdelijke pleegdochter van elf jaar. „Dat klikte helemaal niet, het meisje wilde de hele tijd aandacht, negeerde aan tafel ie dereen behalve mij." Pleegkinderen verto nen soms vreemd gedrag, zegt De Bot. „Als het misgaat in de eerste drie jaren van je le ven, mis je de heipalen onder je huis. Wij kunnen soms helpen dat huis opnieuw te stutten." Mayke Calis De namen van Eliza, Saskia Vuurs en Da niël zijn om privacy-redenen gefingeerd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 23