PZC Leve het vlas en de teelt van tien Troenkboamen zijn schaars op Noord-Beveland weerwoord namen t POLDERPEIL n: 0113-315680 ^iS'ctieepzc.nl Postbus 31,4460 AA Goes Advertentie-exploitatie: JSen Midden-Zeeland: 0113-315520; Scanderen: 01,4-372770; Nationaal: 020-4562500. 7 maart 2006 Het is de teelt van tien en het kwadraat ervan. Om streeks de honderdste dag van het jaar (10 april) wordt vlas gezaaid. Er is een temperatuur van honderd gra den - verspreid over een aantal dagen natuurlijk - voor no dig om het zaad te laten ontkiemen en de vlasplantjes bo ven de grond te krijgen. Rond 10 juni bloeit het vlas met zijn opmerkelijke tint blauw, tien dagen lang. Na een groei- tijd van ongeveer honderd dagen breekt om en nabij 10 juli de pluk van het vlas aan. Karei en Honnie van Looij met op de achtergrond bloeiend vlas. Ook wat teeltoppervlak be treft is vlas - grondstof voor linnen - een areaal van re kenkundige regelmaat: het Ne derlandse areaal bedraagt 4500 hectare. Daarvan ligt 3500 hec tare in Zeeland en van die laat ste oppervlakte 2500 hectare in Zeeuws-Vlaanderen. Voor de streek bezuiden de Westerschel- de is vlas dus een belangrijk ge was. De vlastechniekdag die morgen in 't Meulegat in Sluis kil wordt gehouden, onder streept dat. Die studiedag moet deels worden beschouwd als een inhaalslag, zegt Axelaar Nic Kerkhaert van adviesdienst DLV Plant. „Het areaal vlas in Zeeuws-Vlaanderen is welis waar aanzienlijk, maar tot voor kort was het aantal akkerbou wers dat zich ermee bezighield beperkt. Veel boeren verhuur den grond voor de vlasteelt. Nieuwe regelgeving in de land bouw maakt het lastiger grond te verhuren. Bovendien wordt het voor boeren aantrekkelijker zelf vlas te telen nu de prijzen van andere gewassen steeds meer onder druk staan. De ken nis die je voor de teelt van dit ge was nodig hebt, is alleen wat weggezakt. Daar dient de vlas techniekdag voor." Zeeuws-Vlaanderen telt nu acht vlassers (ondernemers die vlas telen en verwerken) en honderd vlastelers. Een van die vlassers is Karei van Looij uit Sint-Jan- steen. „Twintig tot vijfentwin tig jaar geleden", herinnert hij zich, „waren er veel meer boe ren die zelf vlas teelden, in- schuurden en aan een vlasser verkochten. Voor de vlasteelt zijn speciale machines nodig die je voor andere gewassen niet kunt gebruiken. Ze worden maar in beperkte hoeveelheden door enkele mechanisatiebedrij- ven gemaakt en dat betekent dat ze duur zijn. Daar komt bij dat vlas een gewas met risico's is." Roten Vlas wordt met wortel en al ge- pukt. Van Looij: „Vlassers zijn hebberig. Die willen alles van de plant oogsten." Na die pluk moet het een tijdje op het land blijven liggen om te roten: on der invloed van vocht en zonne warmte lossen schimmels de ge leiachtige stof op die de vezels van de vlasstengels bijeenhoudt. Die vezels gaan na enkele behan delingen bij de vlasverwerkers naar lagelonenlanden, waar er linnen van wordt gesponnen. Het roten is een kritisch proces. Van Looij: „Niet te lang en niet te kort, niet te vochtig en niet te droog, niet te warm en niet te koud. Als het roten niet ver ge noeg is gevorderd, dan komen de vezels niet makkelijk los. En als het roten te lang duurt, dan wordt het rotten en raakt de ve zel aangetast." Om de vezel die zich tot linnen laat verwerken, is het in de vlas teelt uiteindelijk te doen. Maar vlas biedt meer. Het zaad wordt gebruikt als als bekleding van luxe broodjes en als bestanddeel van bijvoorbeeld müsli, levert olie die in verf, schoonmaakmid delen en lijm wordt gebruikt en van het uitgeperste residu wordt veevoer gemaakt. Het zaad is natuurlijk ook geschikt om het opnieuw uit te zaaien. Dat is een sterk punt van de Zeeuws-Vlaamse vlasteelt: er wordt kwalitatief hoogwaardig zaad geproduceerd. Behalve voor de uitwisseling van teelttechnische informatie (over onder meer perceelskeuze, bemesting en bestrijding van ziekten) is de vlasdag van mor gen ook bedoeld om de samen werking met de Belgische vlas sector te versterken. Bij de zui derburen is vlas met een areaal van 18.000 hectare een belangrij ker gewas. „We willen vooral op Strovlas wordt afgerold aan de zogenaamde 'insteek'. het gebied van onderzoek meer met de Belgen zien op te trek ken", zegt Watze van der Zee, vlasteler en akkerbouwwoord- voerder van de boerenorganisa- tie ZLTO in Zeeland. „Zo valt versnippering te voorkomen." Aan het streven om aan te slui ten bij de Belgen ligt een strate gie ten grondslag. Van der Zee: „De volgende stap is dan even tueel samen te werken met de Franse vlasteelt. Dat is onze ech te concurrent. De sector is daar grootschalig - 85.000 hectare en maar 26 verwerkingsbedrijven - en krijgt bovendien veel steun van de Franse overheid. Die steun is op zichzelf begrijpelijk, want op die manier tracht de re gering de ontvolking van het platteland tegen te gaan. Maar er is daardoor wel sprake van een concurrentievervalsend ef fect." Voor Van der Zee is vlas een belangrijk gewas in zijn bouwplan. Samen met aardappe len staat het na uien en suiker bieten op de derde plaats. De Eu ropese prijsmaatregelen om de suikerproductie te beperken ma ken de vlasteelt alleen maar be langrijker. Toch waarschuwt Van Looij: „Vlas moet wel een paar honderd euro meer opbren gen dan tarwe, want het blijft een gewas met risico's." Toekomst Vlas is - daar zijn Kerckhaert, Van Looij en Van der Zee van overtuigd - een gewas met toe komst. Een gewas ook, waarvan bijna alles voor nuttige toepas Bij nieuwe maan noordenwind, brengt regen gezwind foto's Wim Kooyman singen wordt gebruikt. Niet al leen het zaad en de lange vezels vinden hun weg. Het stro-ach- tige bijproduct van de vlas bewerking is geschikt als grond stof voor vezelplaten. Linnen speelt een steeds grotere rol als grondstof in de kledingin dustrie. Logisch, vindt Van Looij. Het is comfortabeler dan wol en katoen en het neemt twaalf keer zo veel vocht op als katoen. Er is wel één nadeel: lin nen kreukt. Niet erg, vindt Van Looij: „Dan kun je tenminste zien dat het linnen is." En Van der Zee: „Als ik 's zomers eens in Amsterdam ben en ik zie daar al die gekreukelde damesachter werken dan denk ik: leve het vlas." Ben Jansen Na de lunch met Zegers besloot ze via Yerseke naar tante Ria te rijden op Tholen. Ze genoot van het tochtje via Kattendijke en Wemeldinge. In haar hoofd spookte echter het verhaal van Zegers. Een verleide lijk voorstel ovér de zaak van De Braai. Ze had nog nooit van De Braai ge hoord. Vreemd, want er wonen ge noeg De Bralen in Zeeland. Verschillende op Walche ren en de oostelijke Beve- landen, de meeste in Zeeuws-Vlaanderen, voor al in het midden en het wes ten. Wie zoekt naar familie namen, vindt per saldo mooi spul in Zeeuws-Vlaan deren. Met een opvallend verschil tussen het westen en de rest van het O ver-Jor daanse. Dat heeft met de geschiedenis te maken na tuurlijk, maar dat zat niet in Trudy's vakkenpakket. De Braai komt van Béral, Bérault, Béraud. Die Fran se naam is een vertaling van een oude Germaanse voornaam, die uit twee de len bestaat. Het eerste stuk is ber, dat 'beer' betekent. Het andere deel is wald. Dat hebben we nog in ge weld. In ber-wald betekent wald 'heerser', een berester ke man dus. Ondertussen zien we zo ook de achter naam Berwald te voor schijn komen. Daar wonen er in Zeeland toch nog zo'n 15 van. Zo zien we dat de families De Braai en Ber wald verwant zijn. Nou ja, wij zien het - zij denkt al leen aan De Braai. Toen ze in Yerseke voor tan te Ria oesters wilde kopen, moest ze bij de viswinkel vol op de rem. Een zilver grijze Audi reed zonder te kijken achteruit. Een man achter het stuur. Mannen, dacht Trudy, of ze dromen of ze denken dat ze de hal ve wereld hebben. Lo van Driel Natuurtekenaar Adri Kar man woont in Colijnsplaat, op Noord-Beveland. Voor Buitengebied trekt hij er el ke week op uit. In deze ru briek vertelt hij in woord en beeld over de natuur in de polder. Op Noord-Beveland zijn er nog weinig te vinden, knot- of troenkboamen, maar langs enkele dijken staan ze nog. Aan de Keihoogteweg en Boomdijk in de buurt van Wis- senkerke bijvoorbeeld. Aan de oostzijde van de Kei hoogteweg (dijk) staan nog twee rijen en ongetwijfeld is dat ook het geval geweest aan de westzijde langs het vlakkere talud, de vroegere zeewering. Eén boom staat daar nog aan de voet van de dijk waar vroeger eb en vloed deze bespoelden. Vermoedelijk heeft een groot aantal het door kastijding, van vooral de wind die vanuit de vlakke polder hun kronen teis terde, het af moeten laten we ten. Die ene heeft daar nog stand ge houden. Generaties heeft de boom de weersinvloeden getrot seerd en hij is door het leven ge tekend. De stam helt sterk over, maar hij telt nog drie troenken die hun takken fier de hoogte insteken. Juist door de eenzaam heid van de boom spreekt de vorm en het verweerde van de stam tot de verbeelding. Ge tooid met allerlei kleurschake ringen in de dode en verweerde delen valt het op hoeveel leven de kronen nog beloven. Na de oorlog zijn er in tijd van enkele decennia talloze knotbo- men gekapt vooral in het deel boven de Westerschelde. Heet West-Zeeuws-Vlaanderen nog steeds het knotbomenland bij uitstek, ook daar zijn in korte tijd zestienduizend knotbomen gerooid. Een van de oorzaken was de verkaveling tot groot schaliger percelen die gemakke lijk bereikbaar en bewerkbaar moesten zijn. Daarnaast kwa men er alternatieven voor het Een eenzame troenkboam. geriefhout wat de knotbomen opleverden. Arbeidskrachten werden duurder en het kap- en onderhoudswerk aan de knotbo men was niet meer rendabel. Onderhoud is misschien niet het juiste woord. We kunnen hier eerder van oogst spreken. Hebben de knotbomen tegen illustratie Adri Karman woordig de functie tot ver fraaiing van het landschap, in vroeger tijden kwam dit vermoe delijk op de tweede plaats. Ge riefhout leverden ze vooral. Let terlijk alles van de bomen werd gebruikt. Om de vier of vijf jaar werden de kronen gekapt waar bij eenvoudigweg alle jonge tak ken werden weggehaald. Soms ook werd een kroon uitge dund om later dikkere takken te verkrijgen. Die dikste tak ken, soms wel tot 25 centimeter in doorsnede, werden gebruikt om klompen van te maken. Ook als weipaal werd het hout ge bruikt. Bonenruiters leverde de boom en stelen voor schoppen. Weliswaar was het niet sterk maar wel buigzaam. En na vier of vijf jaar was er op de dras tisch geschoren boom immers nieuw hout gegroeid. De dunne re takken konden altijd dienen als brandstof voor de kachel of in de oven van het bakhuis. Dit brandhout moest eerst drogen om gemakkelijk te branden en men sloeg het op in de houtvum- me. Zo'n houtvumme was dikwijls opgebouwd uit in de grond ge stoken stevige takken waartus sen de musterds, de samenge bonden kleinere takken die als brandstof dienden, werden ge stapeld. Om het materiaal droog te houden werd de vum- me voorzien van een dak van wilgetenen die hun zijtakken be hielden. Het zal misschien opvallen dat we tot nog toe hier niet spreken van knotwilgen. Weliswaar is de wilg inderdaad de bekendste en ook meest geknotte boom soort, maar ook andere soorten werden gekopt. West-Zeeuws-Vlaanderen telt meer knotpopulieren dan knot wilgen en ook essen, elzen, ge wone esdoorn, zomereik en haagbeuk werden wel geknot. In feite zijn leiperen en leilin den die op de boerenerven wer den aangeplant ook geknotte bo men zij het met een ander doel. Tegenwoordig heeft de knot- boom vooral een landschapsver- fraaiende functie. Aan het in- stand houden van het knotbo- menbestand zit echter wel on derhoud verbonden. Ode dus aan de vele vrijwilligers die zich elk jaar weer inzetten voor het knotten ervan. Door het vroegere gebruiksrecht wat de mens op de boom uitoefende verloor hij wel zijn natuurlijke vorm. Zo'n 'verminkte' boom maakte al op lage hoogte ver schillende kronen, voor de stam op latere leeftijd een bijna on draaglijke last. Blijft het ontlas ten van die kronen uit dan wor den ze te zwaar en raken uit evenwicht. Vervolgens is het niet ondenkbaar dat de stam scheurt en van binnenuit ver rot. Dat is trouwens een van de redenen van de massale kap in de eerste jaren na de oorlog. Ge lukkig is een aantal bomen blij ven staan en heeft men tijdig hun landschaps- en natuurwaar de ingezien. De natuurwaarde is niet gering. In de vele holten en onder de be schermende bladerkroon vin den zowel insecten als vogels, bunzing en wezel beschutting en broedgelegenheid. Helaas heeft met het kappen van de bo men de steenuil het in grote de len van onze provincie af moe ten leggen. Alleen Zeeuws-Vlaanderen kent nog een redelijke populatie. Geluk kig zien we ook op Noord-Beve land de aanplant van bomen, ook knotbomen toenemen. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 21