Vogels en hun nesten in een nieuw licht PZC 24 Literatuurgeschiedenis Hemeltje lief Kilometers krentenbollen Joke van Leeuwen woensdag 1 maart 2006 proza Jessica Williams: 50 feiten die de wereld moeten veranderen - Elk uur gooien Britse gezinnen genoeg rotzooi weg om de Royal Albert Hall in Londen te vullen. In een heel jaar ontdoet elke Brit zich gemiddeld van 500 ki- 'lo afval. In de VS kan het nog er- ;ger. Elk jaar produceert Ameri ka genoeg plastic verpakkingen om de hele staat Texas in huis- houdfolie té verpakken. En wat te denken van China. Dat land maakt elk jaar meer dan 45 mil jard paar wegwerpstokjes (en gooit ze weg) en kapt daarvoor 25 miljoen bomen. Het zijn zeker geen wetenswaar digheden waarmee je de wereld imet een opgeruimd gemoed be ziet. Maar het zijn feiten die je moet weten, vindt BBC-jouma- liste Jessica Williams, die nog tal van andere tot neerslachtig heid leidende berichten heeft ge bundeld. Even grasduinen: er vechten 300.000 kindsoldaten in conflic ten over de hele wereld, in meer dan zeventig landen zijn relaties tussen gelijke seksen verboden, elk jaar sterven er tien talen uit, eenderde van de wereldbevol king is in oorlog en een kiwi die van Nieuw-Zeeland naar Enge land wordt gevlogen, stoot vijf keer zijn gewicht aan broeikas gassen uit. Jessica Williams is ervan over tuigd dat deze feiten stuk voor stuk in staat zijn om onze ma nier van denken te veranderen en daarmee de wereld een stuk je leefbaarder te maken. Vertaling: Lucie van Rooijen. Uitgeverij Bert Bakker, 328 pag., 19,95 euro. Nop Maas: Seks!... in de negen tiende eeuw - 'Misdadige Lief de', 'Een moderne Don Juan', 'De galante Hypnotiseur', 'De verdorven Wellusteling'. Het wa ren titels uit de 'Realistische No vellen-Bibliotheek', die de Am sterdammer A. van Klaveren a 25 cent per stuk aan de man' placht te brengen. Echte hardco re pornografie was het niet, maar veel van zijn.titels werden wel met rode oortjes gelezen, stelt Nop Maas in het allerver- makelijkste boek Seks!... in de negentiende eeuw. Maas - bio graaf van onder anderen Gerard Reve, Multatuli-kenner en be zorger van dé correspondentie tussen Willem Frederik Her mans en Geert van Oorschot - schrijft geen andere pretentie te hebben dan 'die van een liefheb ber die aan geïnteresseerden meedeelt wat voor leuks hij nu weer tegengekomen is'. Hij noemt zijn boek 'vooral een do cumentaire', waarin je kris kras kunt bladeren en lezen om tel kens weer een mooie anekdote tegen te komen. Uitgeverij Vantilt - 238 pag., 22,50 euro. aartoe, zo kun je je afvragen, dient een literatuurge schiedenis? Is het niet vol doende dat we terecht kun nen in welvoorziene boekhan dels en bibliotheken wanneer we de gedichten van X of de romans van Y willen lezen? Wie of wat gebiedt dat er ook nog eens een muur van com mentaar om die teksten heen wordt geschreven? Vroeger ja, toen schraagde de historie van onze Neder landse letteren de nationale trots, toen was het onmogelijk een middelbare-schooldiploma te halen zonder dat je wist op te lepelen dat het Vondelpark naar de dichter Vondel heette. Maar chauvinisme is verdacht. Boven dien heeft het onderwijsveld, van beleidsmakers tot en met het docentencorps, in meerder heid besloten dat literairhistori- sche kennis de kinderziel maar nodeloos belast. En dus dateert de laatste grote literatuurge schiedenis, die van de Brabant se geleerde Gerard Knuvelder, alweer van 1975. Het is niet zo vreemd dat wie drie decennia later het stokje van Knuvelder overneemt, ant woord probeert te geven op de vraag 'waarom en waartoe?', te meer daar ook menige professo rale neerlandicus betwijfelt of er nog wel een samenhangend verhaal over onze letteren te ver tellen valt. Frits van Oostrom heeft zo'n antwoord paraat: 'Om het literaire verleden levend te houden is het essentieel dat wij het gesprek ermee blijven koes teren', zegt hij, er heilig van overtuigd 'dat zoiets goed is voor de kwaliteit van onze cul tuur'. De geciteerde zinsneden zijn te vinden in de inleiding van een gloednieuw boek over de ge schiedenis van de Nederlandsta lige letteren tot 1300. Stemmen op schrift heet het, en het. is de eerste aflevering van een in ze ven delen geplande reeks die de aloude Knuvelder ver achter zich moet laten. Het initiatief tot deze onderneming werd in 1997 genomen door de Neder landse en Vlaamse ministers die het onderwijs en de cultuur be hartigen en daartoe gezamenlijk optrekken in het verband van de Nederlandse Taalunie. Een stukje taal- en cultuurchauvinis- me derhalve. Mag dat dan weer? Ja, dat mag weer. Nederland en Vlaanderen, ze treffen elkaar ook in Van Oostroms boek. Sterker nog: in de periode voor 1300 moet je de hoogtepunten van de langzaam ontluikende literatuur in de di verse Dietse streektalen (Vlaams, Limburgs, Brabants, Fries en Hollands) zoeken tus sen de grote rivieren en de Fran se grens. De Maastrichtse minne zanger Hendrik van Veldeke, de Antwerpse mystica Hadewych, de Gentse satiricus Willem die het epos over Reinaart de Vos op zijn naam bracht, en last but allemaal weet te melden over de vermaarde regels 'Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinas- se hic enda thu. Wat unbidan we nu?', het rijmpje waarmee een elfde-eeuwse kopiist (wie weet, een vrouw) de pen scherpt. Het commentaar leidt ons zelfs in de richting van de Arabische liefdeslyriek die te zelfdertijd bloeide in het islami tische Spanje. Noem dat maar niet multicultureel! Tegelijk met Stemmen op schrift ver scheen Altijd weer vogels die 1 nesten beginnenhet door de Leuvense letterkundige Hugo Brems geschreven zevende deel in de Taalunie-serie. Het behan- not least Jacob van Maerlant, klerk en onderwijzer in het Brugse, ze leefden en werkten allemaal ver van Den Haag en Amsterdam die pas vele eeuwen later status zouden krijgen als politieke, economische én cultu rele brandhaard. Van Oostrom vertelt enthousiasmerend en met veel kennis van zaken over deze schrijvers en hun werk en zet ze in een context waarbij ver rassend veel nieuws oplicht, zo veel opwindend en spannend nieuws zelfs dat de Middeleeuw se literatuur daarmee voorgoed is ontdaan van het odium 'saai'. Ronduit fascinerend is wat hij delt de literatuur van het tijd vak 1945-2005 en wijkt in me nig opzicht af van Van Oostroms boek. Terwijl Stem men op schrift, met volmondige erkenning van de regionale ver schillen en eigenaardigheden, toch de indruk weet,wekken dat de Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen één was, kan Brems niet verhelen dat de staat kundige scheiding tussen Noord en Zuid, al vierenhalve eeuw een feit, heeft geleid tot het ont staan van twee letterkundige cir cuits die alleen de taal met el kaar gemeen hebben en dat laat ste alleen nog maar ten dele. En dus worden Nederland en Vlaanderen behandeld volgens het principe van de sandwichme- thode: een sneetje Noord, een dwarsdoorsneetje gezamenlijk, een sneetje Zuid, en zo verder. Maar ook in dit geval komt er veel wetenswaardigs en interes sants voor het voetlicht. Toch maakt het verhaal dat bij Van Oostrom zijn coherentie te dan ken heeft aan de thematiek van de geleidelijke opbloei van een literatuur die het Latijn ruilt voor de taal van het volk (een taal die daarbij transformeert van stëm naar schrift en daar mee van mondelinge voordracht naar tekst) hier een veel frag- mentarischer indruk. In één opzicht sluiten Van Oostrom en Brems mooi op el kaar en op de oude Knuvelder aan. Waar het de laatste jaren onder academici bon ton gewor den was om de kwaliteiten van de historisch geworden litera tuur buiten beschouwing te la ten, daar maken zij van hun voorkeuren geen geheim, waar schijnlijk omdat ze zich ervan bewust zijn dat alleen het en thousiasme van de docent ertoe leiden kan dat de leerlingen gaan lezen, ook de literatuur uit het verre en nabije verleden. Jaap Goèdegebuure Fnts van OostromStemmen op schrift. Geschiedenis van de Neder landse literatuur vanaf het begtin tot 1300. Uitgave Bert Bakker. 640 blz. 35,- 45, - gebonden). Hugo Brems: Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945- 2005. Uitgave Bert Bakker. 792 blz. 35,- 45,- gebonden). Zeven mannen wachten daar, een voor het haar, een voor de huid, een voor als alles uit, een voor de ldit, een voor de g, een helpt met alles mee, een lacht om wat gedacht wordt, levend. Joke van Leeuwen (geb.1952) Om halfzeven opstaan, om zes uur eten, om half elf naar bed. Vandaag, morgen en overmorgen. Minstens één keer per dag snakken we naar een knak in dit dagelijks bestaan. Andersom verlangen we de hele dag naar regelmaat als in ons le ven de orde ontbreekt. Om dat onverzoenbare te verzoenen is de vakantie uitgevonden, geor ganiseerd gebrek aan regelmaat of juist het omgekeerde. All in clusive. En natuurlijk de poëzie, vakantie waarbij je thuis mag blijven. Wat gebeurt er als je va kantie en poëzie verenigt? Zoals Joke van Leeuwen doet in het ge dicht 'Hoe is het weer daar?' uit haar derde bundel Wuif de mus sen uit. Betrekkelijk weinig, ob servaties van een willekeurige toerist: 'Liet is hier warm en ie dereen zegt welkom hier en wil verkopen wat hier zelf ge maakt.' Daar doen we het niet voor, maar we doen het wel voor de meeste andere gedichten uit dit boek. Waarin het niet bij gedich ten blijft, er zijn ook tekenin gen. Soms spannen wooid en beeld zelfs samen. Het is bijna een levensboek. Joke van Leeu wen begint met een geboorte: 'Eens daverend eruit gedaan, het droge in, naar handen.' Ze eindigt met het hierbij afgedruk te vers. Eindelijk eens een vrou welijk visioen van de hemel, waarin zeven mannen haar ver wachten, twee' zelfs speciaal voor haar meest intieme delen. Ook in het voorlaatste gedicht 'Namaals' nemen we een kijkje in de hemel: 'Ze komen in volle verwachting.' Om bedrogen uit te komen: 'Er is geen naartoe meer, geen kom op tijd thuis.' In de hemel bestaat geen regel matigheid en geen onregelmatig heid, geen sleur en geen vastig heid, en evenmin de voortduren de onvrede als je het ene hebt en het andere niet. Geen bevrij ding, geen doel, geen zin, de he mel is niets. Het hemelse moet je op aar.de zoeken, ergens tussen te veel orde en te weinig orde. Op het koord van deze tegenstel-i ling balanceert de dichteres. Als' je goed kijkt, ontdek je dat in; het vanzelfsprekende een won- der schuilt. En ze kijkt goed. Als' je goed luistert, valt je op dal het meest normale volkomen ab-j surd is. En ze luistert goedi Twee kleuters praten zoals zei praten, in 'Iemand moet de tafel! dekken' wordt een huishoude-j lijk gesprek gevolgd. 'Kilome-j ters krentenbollen, massa's! met behoeftes', kan het nog alle-: daagser? Net als alles voor altijd geregeld: lijkt, volgt de ontregeling. Een) vragenlijst met doorstreepmoge-i lijkheden is allerminst wat die lijkt. Een ander gedicht is ver-: momd als contactadvertentie:: 'Wat zal ik zeggen? Ik ben schorpioen en heb hobby's.': Maar, er is altijd een maar in de ze poëzie. In 'Bezichtiging' wor den wè door een gewoon huis rondgeleid: 'Komt u maar bin nen.' Ineens is er een regel die aan geen enkele regel meer be antwoordt en uit de bladzijde verdwijnt. Een heel onbijzonder winkelgesprek wordt beschre ven. Maar het artikel is juist heel bijzonder: 'Zei ze hadden we nieuwe ontferming besteld: wij.' Ontferming, dat is wat Jo ke van Leeuwen haar lezersI geeft. Een knak in de dag. Mijn vakantie heb ik -voor vandaag, morgen en overmorgen weer ge-- had. Mario Molegraafj Joke van Leeuwen: Wuif de mussen - uit. Gedichten en beelden - Uitgeve rij Querido, 48 pag., 15,95. Rudy Kousbroek Zeeleeuw met bril eze foto is uit de jaren '30. Er op te zien is de beroemde Franse fi losoof Alain terwijl hij staat te oreren in een schoolklas, waar schijnlijk in het Lycée Henri-IV in Parijs. Zo moet hij het grootste deel van zijn leven heb ben doorgebracht. Het is een foto die iets laat zien dat nu letter lijk ondenkbaar is geworden en misschien to taal niets meer betekent voor iemand die er niet zoals ik nog het staartje van heeft meege maakt. Le ridicule tue, zeggen de Fransen, be lachelijk zijn is dodelijk, maar deze foto be wijst dat er vroeger toch overlevingskansen waren. De grote filosofieleraar ziet er uit als een tevreden halve gare in zijn knollentuin, een zeeleeuw met een bril; ik denk dat zo'n ver schijning ook toen al tamelijk zonderling werd gevonden, maar het werd geaccepteerd, zoals nu niet meer zou gebeuren. Excentrici teit riep respect op, dat was zelfs in mijn tijd nog niet helemaal verdwenen. Op mijn middel bare school liepen nog een paar heel zonderlin ge vogels rond - wereldvreemde dromers met hun hoofd in de wolken, koboldachtige bin nenvetters met een kakelende lach, een enkele cynische misanthroop die nooit een hoger cij fer gaf dan een zes min - ook vrouwen: ik her inner me een etherische Shelley citerende lera res Engels, gehuld in een soort wolk van blauw gaas - maar allemaal ontzagwekkend geleerd en geletterd, tegen wie ook door alleen maar in voetbal geïnteresseerde leerlingen werd opgekeken, professorale halfgoden bij wie het niet op zou komen om blue'jeans en een coltrui aan te trekken om 'minder ver van de leerlingen af te staan'. Wereldvreemde excentriciteit wordt riiet meer getolereerd. Een leraar als op deze foto zou nu voor gek staan, zeker in Nederland maar ook wel in Frankrijk, hij zou eenvoudig niet ge duld worden en met ziekteverlof worden ge stuurd. Moeten we daar dankbaar voor zijn of is het iets om te betreuren? Is het een overwin ning of een verlies? Alain, pseudoniem van Emile Chartier (1868-1951), was tijdens zijn leven een van de beroemdste filosofen van Frankrijk, alleen No belprijswinnaar Henri Bergson (1859-1941) was misschien nog beroemder. Vreemd genoeg waren ze allebei verwoede tegenstrevers van Einstein, Alfagezinde grootheden die de relati viteitstheorie 'afwezen op filosofische gron den'. Maar toch te bewonderen, zoals Alain die een overtuigd antimilitarist was en tijdens de Eerste Wereldoorlog nog op zijn 46ste dienst nam om 'het militarisme van binnenuit te kunnen bestuderen'. Zo heeft Alain ook altijd alle benoemingen aan een Universiteit geweigerd; hij was we reldberoemd, zijn boeken verkochten bij hon derdduizenden, maar hij bleef zijn leven lang leraar in het middelbaar onderwijs; jarenlang werdhij vereenzelvigd met het Lycée Hen ri-IV, waarvan hij later beweerde er 'het prachtigste gehoor van de wereld' te hebben gehad; als ik me niet vergis zijn er nog enkele beroemdheden in leven die zich er op beroe pen het filosofie-onderwijs van Alain op het Lycée Henri-IV te hebben gevolgd. Alain had discipelen, volgelingen, ook iets waar je nu zel den meer van hoort, maar het verschijnsel heeft ook iets religieus. Aan religie had Alain overigens stevig de pest; ik heb er vroeger wel eens een sport van ge maakt om uitspraken van Alain over het ge loof te verzamelen. Bijvoorbeeld: 'De echte ge lovigen die ik heb gekend, leefden volgens de angst; zij die mij de godsdienst hebben onder wezen, gaven in feite onderwijs in angst'. Alain heeft in dat verband ook een subtiel ant woord gegeven op het bekende argument van Pascal, over het niets riskeren wanneer je voor het geloof kiest. Hij waarschuwde dat niets zo gevaarlijk is als een idee wanneer iemand er maar één van heeft, en wees op de verbinding met geweld: 'je ziet dat goed bij gekken'; ook de uitwerking op de gelovigen zelf: 'het geloof maakt de mensen tot slaven'. Alain wilde ook best praten over de goede kan ten van het geloof, 'maar pas nadat het weg is'. 'Het is mogelijk', schreef hij, 'dat ons men selijke bestaan afhangt van. een wezen dat machtiger is dan wij... Maar het is ook best moe gelijk dat de intelligentie van zo'n wezen geen consideratie voor ons heeft.. En zelfs wanneer wij dat wezen heel wijs, ingenieus en goed ver onderstellen, schieten we er nog niets mee op; alles blijft voor ons alsof het een blinde en waanzinnige bruut was'. Kortom, Alain zou een van mijn helden zijn. als hij niet ook zo vervelend was. Zijn boeken zijn eigenlijk niet om door te komen. Jean-Frangois Revel noemde hem een antieke redenaar verdwaald in de eeuw van de lucht vaart, en gaf toe dat hij hem eigenlijk onlees baar vond: 'geaffecteerd, precieus, archaïserend... een grondwerker die wilde gra ven met een kanten jurk aan'. Kortom een beeld dat opmerkelijk genoeg weer herinnert aan deze foto. Foto Roger-Viollet ca. 1938. fiyAuvtai

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 24