'ZC Er zijn altijd dijken die het zicht beperken Jonkvrouw Annapolder ontstijgt de saaiheid %POL3f5fEIL Inpolderaars waren nuchtere mensen weerwoord namen Bedaclie bijlagen: 0113-315680 rS^reda'ctie pzc.n i postblis 314460 M Goes "if Midden-Zeeiand: 0113-315620; llWS-Vlaanderen: 0114-372770; ation,al: 020-4562500. dinsdag "14 -februeri 2006 Grote wateroppervlakten versterken de openheid van het land. foto Ludo Goossens De weidsheid van het landschap mag graag tot de Zeeuwse kroonjuwe len gerekend worden. De aanwezigheid van grote wa teren, met het verre zicht en het bijzondere licht, be paalt die openheid in sterke mate. Mensen zijn, zonder veel historisch besef, steeds bezig de ruimte in te vullen. Daardoor staat de openheid van het Zeeuwse water en land onder druk. Heel Zeeland als open land schap bestempelen, is wat te kort door de bocht. Ad Been hakker, dé Zeeuwse landschaps- deskundige bij uitstek, maakt het er niet makkelijker op. „Voor een deel is er sprake van een open landschap, voor een deel niet. Als het gaat om de schaal van het landschap, dan heb je hier te maken met een vierdeling." Die wortelt in de ontstaansgeschiedenis van de provincie. Daar komt het histo risch besef om de hoek kijken. Een zeekleilandschap én een cul tuurlandschap, vat Beenhakker samen. „Eigenlijk is het hele maal door de mensen gevormd, zodra er een dijk omheen lag. De natuurkrachten kregen bijna geen kans meer. Er waren altijd wel wat handicaps, zoals kreken en stukken die te laag waren, met wateroverlast dus. In het oude landschap, tot het eind van de zestiende eeuw, had je ook de beperking dat het in gebruik werd genomen zoals het erbij lag. Een onregelmatige verkave ling, met kronkelweggetjes, met hele rare omwegen. Bijvoor beeld Walcheren van voor de inundatie, dat was een dool hof." Aanvankelijk woonden mensen gewoon op de hogere delen in het schorrengebied. Zij hebben letterlijk zitten modderen, con- stateert Beenhakker. Na flink wat stormvloeden in de twaalf de eeuw (die van 1154 wordt vaak als ijkpunt beschouwd) werden in opmerkelijk korte tijd veel bedijkingen uitgevoerd. „Dat was een soort deltaplan in die periode." Het ging er vooral om de al bewoonde plekken te beschermen tegen hoogwater. Vanaf het einde van de zestien de eeuw werd het meer planma tig aangepakt. Voordat een ge bied dijken kreeg, ging de land meter het schor op en werd op de tekentafel een keurige en zo doelmatig mogelijke indeling ge maakt. Aanvankelijk nog vrij grof. Beenhakker: „Je ziet pol ders met een op zich rechthoeki ge verkaveling, die toch een beet je scheef is. De hoeken kloppen niet. Ik denk dat ze die polders in het veld hebben uitgezet, op het oog." Vierkanten Het allermooiste voorbeeld van een planmatige bedijking noemt hij de polder Borssele. „Hele maal klaargemaakt op de teken tafel. Onregelmatigheden wer Oproep Wat vindt u van de openheid van het Zeeuwse landschap? Wat is volgens u de mooiste plek om de weidsheid, het licht en de luchten te ervaren? De redactie is benieuwd naar uw mening. Die kunt u doorgeven via het forum op www.pzc.nl. den er zo veel mogelijk uitge haald, al werden voor de afwate ring nog wel kreekjes gebruikt. Een verkaveling met rechte, strakke brokken. In vierkanten, wat maar één keer is toegepast. De enige andere polder in vier kanten is de Beemster. Dat was het renaissance-ideaal: harmo nie en evenwicht. Maar niet zo handig, je had meer weglengte nodig." Beenhakker stelt dat nuchterheid voorop stond bij het inpolderen. Gewoon land winnen en dat in cultuur bren gen. „Die nuchterheid blijkt ook uit de namen. Noordlangeweg, Zuidlangeweg, Kruisweg. In Ril land de Hoofdweg en de le, 2e, 3e en 4e weg. Geen flauwekul." Toen Noord-Beveland, nadat het bijna zeventig jaar onder wa ter had gestaan, aan het einde van de zestiende eeuw weer werd bedijkt, trok men zich niets meer aan van de oude si tuatie en werden nieuwe, rechte lijnen getrokken. Er is één krom middeleeuws dijkje gebruikt, bij de Kampensnieuwlandpolder. De opbouw van het land in etap pes bepaalt nog steeds de mate van openheid, legt Beenhakker uit. Er is het oudste land met de lagere poelgebieden en de hoge re kreekruggen. In de lage delen wilde weinig groeien en die ble ven open. De hogere delen raak ten wel begroeid, veel bomen en langs de percelen heggen. Er ont stond een heel intiem landschap (bijvoorbeeld de Yerseke Moer). Dan is er het landschap van de kleine polders, voor een groot deel nog in de middeleeuwen ontstaan. Hier maken de dijken het landschap klein, doordat ze dicht bij elkaar liggen en meest al begroeid zijn (bijvoorbeeld de Zak van Zuid-Beveland). Vervolgens het landschap van de modernere polders met strak ke verkaveling vanaf 1600. Typi sche akkerbouwpolders, met Februari komt verklaren dat men hout en kool moet sparen Dijken rond poldertjes maken het landschap klein, zoals in de Zak van Zuid-Beveland. foto Dirk-Jan Gjeltema weinig weilanden. Een heel open landschap, begrensd door dijken (bijvoorbeeld Noord-Be veland). Ten slotte onderscheidt Been hakker het intieme landschap op de zandgronden langs de grens van Zeeuws-Vlaanderen. Hoger gelegen gronden zonder dijken, die gewoon in cultuur ge bracht werden, met veel bomen langs de percelen. Die kwamen van pas bij de fabricage van klompen. Markering In tegenstelling tot het weidse landschap van Friesland zonder dijken, is er in Zeeland altijd wel een dijk in de buurt die het zicht en daarmee het landschap begrenst, merkt Ad Beenhakker op. „Het platste is de polder Schouwen en daar breekt de De- lingsdijk die weidsheid." Omdat die, anders dan veel dijken, niet beplant is, valt hij minder op in het landschap. Want bomen zor gen voor een extra markering. „Je merkt het als er gerooid wordt. Dan is een dijk ineens uit het landschap verdwenen." Rinus Antonisse Met haar nieuwe Golf reed Trudy M. achter een langzaam genietende toerist. Te dicht. Nergens inhalen, overal dubbele strepen, groene strook er tussen. Ze haatte dit, wie verzint zoiets? In enen schoot ze over de strepen en passeerde ze het echt paar. Ze moest toch op tijd bij Risseeuw zijn? In Nederland wonen ruim 200 families Risseeuw. Meer dan de helft, mis schien wel driekwart daar van in Zeeland. Vooral Zeeuws-Vlaanderen is het land van Risseeuw, al mo gen die van Walcheren en Zuid-Beveland niet onge noemd blijven. Dat de voorouders van een Risseeuw uit Frankrijk ko men, staat vast. Er zijn an dere problemen. Meertens zegt in Zeeuwse Familiena men dat de Zeeuwse stam vader Pieter Roceeuw in de vroege zeventiende eeuw als Soldaat in Retranche- ment lag. Maar zijn vader kan hier of daar al eerder geweest zijn natuurlijk. De naaha leende allerlei va rianten: Rocheeuw, Ros- ceauw, Rossieu, soms zelfs voor de zelfde persoon. Meertens leidt de namen af van Rousseau, dat De Rode betekent. Er zijn voor Risseeuw nog andere oplossingen aange dragen. Zo kan Risseeuw samenhangen met Richeus, Richaud, Richeldus dat uit eindelijk Rijsouw werd. In dat geval zou Risseeuw wel Frans zijn, maar toch een vertaalde Germaanse voor naam: Rik-hilde 'machtig in de strijd'. Tja, misschien kan een Risseeuw ergens een slipje van de sluier oplichten. De ene of de andere. Het ging nu vlot met Tru dy. Bij de eerst volgende parkeerstrook stond echter een motoragent haar op te wachten. Stoppen dus, ze wist wat er kwam. Toen het leren pak naar haar toe boog en de helm omhoog ging, zag ze dat het een aar dige agente was. Kon slech ter, dacht Trudy. Lo van Driel Zonsondergang in de Jonkvrouw Annapolder. illustratie Adri Karman Natuurtekenaar Adri Kar man woont in Colijnsplaat, op Noord-Beveland. Voor Buitengebied trekt hij er el ke week op uit. In deze ru briek pertelt hij in woord en beeld over de natuur in de polder. Het is vier uur in de middag als wij vanaf Kortgene oostwaarts over de Oude Dijk rechts de Schapendijk oprijden en uiteindelijk in de Jonkvrouw Annapolder onder aan de Veer- semeerdijk terechtkomen. Geen boom of struik, geen bebou wing, één uitgestrekte vlakte op de contouren van een schuur midden in de polder na. Daar achter vaag de Zandkreekdam met het silhouet van de brug, en een licht ruisen van het hier- overgaande verkeer is te horen. Nu het zonlicht nog over de ak kers strijkt geven de graslanden in lichtokergeel en de opkomen de wintertarwe in een groene waas nog enige kleur aan de pol der maar op het eerste gezicht en gevoelsmatig ervaren wij een ongeëvenaard saai landschap. Uit ervaring weten wij dat je je daarin behoorlijk kunt vergis sen. Dat blijkt ook weer bewaar heid als wij met de verrekijker de polder afzoeken op tekens van leven. Op een perceel gras land foerageren een tiental wul pen en verderop zitten twee bui zerds te rusten in de late mid dagzon. Een haas scharrelt in de buurt van een troep spreeu wen en kieviten. Enkele kop pels kraaien vergezellen kok meeuwen op zoek naar insecten en wormen. Vanuit de slootkant vlakbij vliegt een reiger met rau we kreten op en onmiddellijk zijn een zestal waterhoentjes ge alarmeerd en trachten een be schut heenkomen te zoeken. Wij rijden verder langs de dijk tot aan de Krukweg. Op dit punt, waar een fietspad buiten dijks gaat, gaan wij te voet de dijk over. Het gefluit van smien ten komt ons hier tegemoet. Fu ten drijven er ook en aalschol vers en in een nevelige waas ligt aan de overkant Zuid-Beveland met het diffuse silhouet van de kerk van Wolphaartsdijk. Een paar sportieve fietsers komen vanuit de polder het fietspad op. „Wij zijn mooier", roept een van de twee, maar dat waag ik te betwijfelen. Smaken verschil len. Wij vervolgen onze tocht en rij den de Krukweg in, de enige weg die de polder in rechte lijn doorsnijdt. Ongeveer halverwe ge komen wij bij de stenen schuur met een plateau van be tonplaten, vermoedelijk om pro ducten op te kunnen slaan. Van achter de schuur vliegt plotse ling een vlucht patrijzen op. Met snorrend vleugelgeluid zoe ken zij een veilig heenkomen verderop. Achter de schuur leidt de Blinde Weg naar het noorden. Doodlopend zoals de naam al doet vermoeden. Tevergeefs zoeken wij naar de veerweg die hier voor de tot standkoming van de Zandkreek dam moet hebben gelopen. On geveer ter plaatse van de huidi ge dam lag vroeger het Katse Veer vanwaaruit een veerdienst op Zuid-Beveland was. De naam Noordhoek van de schip per die als laatste het fiets-voet- veer bediende zal nog velen uit de Katse contreien aanspreken. Niets herinnert meer aan het kleine landbouwhaventje, het veerhuis wat half in de dijk was gebouwd, de weegbrug of de drie arbeiderswoninkjes die hier hebben gestaan hebben. Zij behoorden bij de enige hoeve die de polder rijk is en die wij nu vanhieruit in de uiterste oost hoek van de polder kunnen zien liggen, de Jonkvrouw Annahoe- ve. Een kiekendief jaagt in lage vlucht boven het land. Opval lend is de helderwitte stuit van de vogel en vermoedelijk is het een vrouwtje van de blauwe of grauwe kiekendief. Van vlakbij de hoeve klinkt het nasale ge luid van elkaar toeroepende rot ganzen. Zij foerageren hier dik wijls, vooral bij hoog tij wan neer de zoutplanten op de bui tendijks gelegen Katse plaat on bereikbaar zijn. Ongetwijfeld bevat de polder nog meer leven in de vorm van kleine zoog-en roofdieren, maar deze laten zich niet zien. Deels vanwege het feit dat zij pas in de schemer actief worden; deels omdat je je als potentiële prooi danwel jager voor een kans op overleven beter een zo veel mo gelijk verborgen leven kunt lei den. De vogels zijn minder schuw met hun mogelijkheid om op de wieken te gaan is hun levenskans minder aan gevaar blootgesteld. Wij komen op de parallelweg langs de weg van Goes naar Zie- rikzee en wanneer wij naar het westen kijken, dan merken wij pas dat de zon op het punt staat om onder te gaan. Te fel om in te kunnen kijken, kleurt zij de lucht in gele, oranje en lilatin- ten. Mistflarden trekken laag over het land en vervagen con touren. Zo zou voor de bedij king het panorama ook hebben kunnen zijn. Schorren in een eindeloze verte. De schuur geeft in donker silhouet het enige te ken van menselijke aanwezig heid aan. Achter ons raast het verkeer over de Deltaweg. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 23