Onze muziek geeft hoop 'ZC Zingen blijft voor mij een kwelling Isherwood staat nog fier overeind 27 Musical Cabaret Zanger-schrijver Thé Lau Mathilde Santing en Frank Boeijen samen op podium woensdag 8 februari 2006 aar eigenlijk dat ze nu pas samen optre- den. Ze kennen el kaar al zo lang. zijn bijna even oud en leiden eenzelfde soort leven. In menig huiska mer staan hun cd's broeder lijk naast elkaar. Zij zong al eerder liedjes van hem. Over en weer gaven ze elkaar ad viezen. Maar nu staan Mathil de Santing en Frank Boeij en dan toch samen op de plan ken in een nieuwe theater show: 'Even'. Vijfentwintig jaar geleden stond Mathilde Santing bij Frank Boeijen tussen de coulis sen. Hij was al een paar jaar be zig en zelf had ze net haar eerste hit(je). „Ik was snipverkouden en hij gaf me zijn zakdoek." Het zouden de eerste regels van een liedje kunnen zijn. Er ging zes tien jaar overheen voor ze el kaar opnieuw ontmoetten. Pas toen ging ze in op zijn advies om Nederlands te gaan zingen. Boeijen zat in de zaal bij de pre mière van '9 levens van Mathil de Santing'. Ze zong daarin twee liedjes van hem. Boeijen was blij met haar vertolking. Ze werden vrienden maar het plan om samen te zingen moest nog rijpen. Santing en Boeijen zijn qua stem en performance heel verschillend. Hij is vooral de sin ger-songwriter, zij een veelzij dig vocaliste met gevoel voor show. Het is een uurtje voor de sound check van de tweede voorstel ling, en er moet nog veel gebeu ren. De bandleden en technici druppelen binnen, Mathilde ex cuseert zich omdat ze tijdens het interview ook met haar ma- ke-up bezig is. Het gesprek komt op Norah Jones. „Toen ik haar voor het eerst hoorde viel ik van mijn stoel", vertelt San ting. „Dat is mijn sound: dat is de muziek die ik heb uitgevon den." Ze kijkt even op, met één opgemaakt oog, vanachter haar beautycase. Bij een nieuwe show en een nieuwe cd (op 21 maart komt haar nieuwe album Under your charms uit) hoort weer een nieuwe look: bruin haar, een nieuw kapsel en een bril. „Niemand herkent me", lacht ze. Zwart Boeijen blijft zichzelf, onveran derd een hippie in een zwart pak. Toen hij Nederlands ging zingen, keek iedereen gek op, nu zijn er zoveel Nederlandstalige bands. Dat betekent dat je je moet onderscheiden. „Je moet steeds weer verrassen, iets nieuws bedenken." Daarom staat het tweetal nu ook samen op het podium. Er valt weder zijds wat te leren, vinden ze, hij over vorm en zij over inhoud. Boeijen is altijd bezig met zijn notitieboekje, een liedje kan overal ontstaan. „Op mijn reis door Zuid-Oost Azië dachten zé dat ik een spion was." Dylan en Van Mórrison zijn nog steeds in spiratiebronnen. Engagement heeft hij van huis uit meekegre- ken. Boeijen komt uit een rood, Brabants nest. Toen hij in 1984 'Zwart Wit' schreef als reactie op de racistische moord op de 15 jarige Kerwin Duinmeijer, stemde dat zijn vader tevreden. „Beter dan dat liedje over die Frank Boeijen en Mathilde Santing brengen samen het programma 'Even'. Linda", meende Boeijen senior. Maar echte protestsongs wil Frank Boeijen niet schrijven. „Dylan is daarin niet te evena ren en ik ben altijd beducht om moralistisch te zijn. Ik schrijf over wat mij raakt en dat is soms maatschappijkritisch," Ook in de show met Santing staat 'Zwart Wit'op het repertoi re, evenals 'Het lied van de doof heid', dat hij maakte naar aan leiding van de moord op Theo van Gogh. „Het is niet pamflet tistisch bedoeld, het is meer: 'kijk eens naar de klootzak in je zeïf' Voor Mathilde Santing gaan de muze en de politiek niet goed sa men. „Het is een verwarrende tijd, de mensen zijn bang. Wij stellen ons met onze muziek op tegenover die lelijke wereld. Die muziek hoeft niks te bewijzen. Ze is niet destructief of agres sief, maar van een weerloze schoonheid. Ze geeft mensen hoop. Het is heerlijk dat er weer meer publiek naar het theater komt. Ze zijn misschien wel tv-beu. Het theater heeft ook iets veiligs. Het publiek krijgt van ons daarom een rustige start." „Vroeger was dat an ders", vertelt Boeijen. „Dan zei ik tegen mijn band: 'de eerste klap is een daalder waard en dan storten we er een lawine van muziek overheen'." Vertolkingen Boeijen en Santing hebben sa men veel te bieden. De meeste liedjes in de show zijn van Boei jen, op een paar prachtige lied jes van Theo Nijland uit San- tings repertoire na zoals 'Kaal' en 'Laat maar'. Echte Boei- jen-fans zullen even moeten wennen aan Mathilde's vertol king van zijn toplied 'Zeg me dat het niet zo is'. Het is zoveel dramatischer. Boeijen zelf ge niet daarvan. Hij luistert graag naar andere vertolkingen van zijn teksten. Zelf doet hij nog een Shaffy-liedje 'Ik drink', ge schreven door Serge Reggiani. Aan de muziek, de liedjes en hun beider gitaarspel zal het niet liggen. „De vorm moet nog groeien", vertelt Boeijen na de voorstelling. „En dat kan eigen lijk alleen met het publiek er bij." Ze hebben nog ruim veer tig voorstellingen te gaan, voor dat ze op 8 mei in het Amster damse Carré staan. „Dat wordt een feest", belooft Mathilde. „We zingen daar in de Kit Kat club, de legendarische Berlijnse nachtclub uit de jaren dertig. Voor de theatervoorstelling Ca baret is de zaal van Carré omge bouwd en dat houden we graag nog even zo." Het nacht club-idee bevalt haar wel en het publiek moet daar vooral in mee gaan. „Kom allemaal maar over dressed." Agnes van Brussel De theatershow 'Even' van Frank Boeijen en Mathilde Santing is vrij dag te zien in de Middelburgse Stads schouwburg vanaf 20.00 uur en zater dag in het Scheldetheater in Terneu- zen vanaf 20.00 uur. In 1951 schreef John van Dru- ten het toneelstuk I am a ca mera, over het nachtclubzange resje Sally Bowles in het Berlijn van begin jaren dertig ten tijde van de opkomst van de nazi's. Onder dezelfde titel kwam in 1955 een filmversie uit. In latere jaren werd het stuk verbouwd tot musical, die weer werd ver filmd om vervolgens nog drie an dere musicalbewerkingen te krij gen. De laatste, uit 1998, staat sinds afgelopen weekeinde in Theater Carré in Amsterdam. Ie dereen kent inmiddels Cabaret, maar wat was de echte oor sprong? „Wat ik bedoel te zeggen, oude jongen: zal het over honderd jaar iets uitmaken of je die ver halen nu wel of niet hebt ge schreven?" De middelbare Brit die Pension Troika dreef op het eiland Tenerife had niets tegen de mannenvriendschap tussen de schrijver Christopher Isher wood en diens Duitse vriend Heinz. Maar hij vond dat Isher wood meer van zijn jeugd moest genieten en zich beter op het strand kon gaan vermaken dan woorden aaneen te rijgen. Isherwood had zojuist de eerste van zijn twee Berlijnse romans voltooid, Mr. Norris changes trains. De tweede, Goodbye to Berlin, zou niet lang meer op zich laten wachten. Er zijn nog geen honderd jaar verstreken, maar al wel zo'n zeventig en het werk van Isherwood staat nog steeds fier overeind. „Ik ben een camera met de slui ter open, passief, ik leg alleen vast, ik denk niet na", schreef Is herwood op de eerste pagina van Goodbye to Berlin. „Ik neem de man waar die zich voor het raam tegenover mij staat te scheren en de vrouw in de kimo no die haar haar wast. Op een dag zal dit allemaal moeten wor den ontwikkeld, voorzichtig af gedrukt, gefixeerd." Aan die zinnen ontleende toneel schrijver John van Druten in 1951 de titel van het toneelstuk en de daarop volgende film, ge baseerd op Isherwoods Berlijnse romans. Het zijn kuise versies, vergeleken met wat het publiek later te zien kreeg, maar nog niets vergeleken met het dag boek waarop Isherwood zijn twee romans baseerde. In zijn uit 1976 stammende herinnerin gen, Christopher and his kind: 1929-1939, schrijft Isherwood - in de derde persoon - dat hij na het voltooien van de twee ro mans het dagboek verbrandde. Christopher William Bradshaw Isherwood werd in 1904 in Enge land geboren en stierf in 1986 in Santa Monica als Amerikaans staatsburger. Na een blauwe maandag medicijnen te hebben gestudeerd, wijdde hij de rest van zijn leven aan het schrijven. In 1928 kwam zijn debuut All the conspirators uit, in 1932 zijn tweede roman The memorial. Mr. Norris changes trains volg de in 1935, Goodbye to Berlin in 1939. Later schreef hij onder meer Prater Violet, toneelstuk ken en filmscenario's. Hij was, in meer dan één op zicht, bevriend met collega-au teurs als W.H. Auden (1907-1973), Stephen Spender (1909-1995) en E.M. Forster (1879-1970). Ze behoorden allen tot wat Ishei'wood zijn 'kind' of 'tribe' noemde. Het was ook zijn homoseksuali teit die Isherwood in 1929 voor het eerst naar Berlijn voer de. „Voor Christopher betekende Berlijn Jongens", schreef Isher wood in zijn herinneringen. „Berlin meant Boys." Hij had een heel eigen soort ver klaring voor het feit dat Berlijn in die dagen bekend stond als de meest decadente stad van Euro pa: „Was Berlijns beroemde de cadentie niet vooral een commer ciële 'lijn' die de Berlijners in stinctief hadden ontwikkeld in hun concurrentiestrijd met Pa rijs? Parijs had sinds mensenheu genis de markt van heteromeis jes in handen, dus wat bleef er voor Berlijn anders over dan zijn bezoekers een maskerade van perversies aan te bieden?" Na het nog brave I am a camera zat Cabaret, de eerste musical versie van Isherwoods Berlijrtse verhalen uit 1966, dat decaden te Berlijn al heel wat dichter op de huid. Evenals de filmversie uit 1972, die bij de meesten het best in het geheugen zal liggen, vooral door de Oscarwinnende rol van Liza Minelli als Sally Bowles. Terwijl Sally Bowles haar ogen sluit voor de opkomst van de na zi's en zich liever vermaakt met seks, drugs en alcohol, komt de mannelijke hoofdpersoon er langzaam achter dat er in Duits land iets verschrikkelijks aan het gebeuren is. Christopher Is herwood, die er zelf middenin zat, er linkse sympathieën op na hield en wist dat al dat decaden te gedoe in met name Berlijn Hit- Ier een doorn in het oog was, schatte de situatie ook niet al tijd even correct in. In een brief aan Stephen Spender schreef hij op de fatale 30-ste januari 1933, toen Hitier tot kanselier werd benoemd door president Hinden burg: „Zoals je hebt gezien heb ben we nu een regering, met Charlie Chaplin en de Kerstman op het ministerie." Bij de nieuwste musicalversie van Cabaret, van Sam Mendes en Rob Marschalk zit het pu bliek als toeschouwers in een ge heel nagebouwde Kit Kat Club, een beroemd cabaret uit Isher woods Berlijnse tijd, met rode lampjes op tafeltjes voor hen en met serveersters die rondgaan met drankjes. Er zijn nummers uit de film met Minelli overgeno men, die niet in de eerste musi calversie zaten, andere toege voegd, weer andere weggelaten. In hoeverre Christopher Isher wood zijn personages nog in de ze Cabaret zal herkennen is de vraag. In 1976 schreef hij al dat Jean Ross, een Britse tijdgenote in Berlijn, en Sally Bowles voor wie Ross model stond in Good bye to Berlin, hem niet meer hel der voor de geest staan. „Zowel Sally als Jean wordt naar één kant van mijn geheugen verdron gen om plaats te maken voor de actrices die de rol van Sally op het toneel of op het filmdoek hebben gespeeld. Deze laatsten, wat hun verdiensten ook mogen zijn geweest, staan mij beter bij dan Jean of Sally. Hun brutaal opgemaakte, schel verlichte ge zichten zijn groter dan het leven zelf." Aly Knol De musical Cabaret is te zien in Thea ter Carré in Amsterdam. ganger Thé Lau heeft na ruim vijfen twintig jaar nog altijd niet genoeg van 'artiestenbestaan. Een nieuwe cd, Tem- ier Liefde, komt maandag 13 februari •Tegelijkertijd verschijnt zijn tweede ro ll, In De Dakgoot. Dit keer schrijft de ormalig leadzanger van The Scene wél de band, het optreden en de meisjes. Lau (53) is zo langzamerhand de oude 'van de Nederlandse rock. Als voorman a The Scene probeerde hij vanaf 1979 aan de grond te krijgen in de muziek- wld. Pas begin jaren negentig scoorde de id hits met nummers als 'Iedereen is van wereld' en 'Blauw'. Sinds 2002 opereert leLau solo, met liedjes die instrumentaal gip kaler zijn dan die van The Scene, aar nog altijd met diezelfde karakteristie- i rauwe stem. „Ik ben een tijdje gestopt a roken. Toen lukte het zingen niet meer, is ik mijn geluid helemaal kwijt. Dus die slaving heb ik weer opgepakt", vertelt terwijl hij een peuk in de asbak uit tikt. t zingen is er na al die jaren niet gemak- ujker op geworden. „Zingen blijft voor een zelfopgelegde, kwelling, maar ik 11 ook niet zonder. Tijdens sommige optre- ps. bijvoorbeeld met een kamerorkest tijd geleden, kan ik alleen maar den Thé Lau: „Ik hou niet va'n directe songteksten." ken: 'wat ben je in godsnaam aan het doen, man'. Ik houd mezelf dan maar voor dat ik ben gevraagd door dat orkest, dus dat ze foto Klaas Fopma me wel goed zullen vinden. En ik weet dat het publiek geraakt gaat worden door het contrast tussen de klassieke muziek en mijn rauwe stem. Maar ik kan nauwelijks naar mezelf luisteren, zo erg vind ik het soms klinken." Thé Lau schrijft zijn num mers zelf. De songteksten op Tempel der Liefde zijn abstract, poëtisch bijna. „Ik vind dat wel mooi, ik hou niet van directe songteksten. Meestal schrijf ik eerst een mu ziekfragment van een nummer en komen de woorden me daarna invallen. Het zijn vaak toevalstreffers. Een reeks woorden moet bij mij goed en logisch klinken. De betekenis erachter vind ik niet zo belangrijk, die weet ik zelf niet eens altijd." Eén liedje op de nieuwe cd klinkt wél heel concreet: 'We weten niets van de soldaat'. „Anderhalf jaar geleden was ik te gast bij de radio. Vóór mij in het programma zat een beroepsmilitair die vertelde over wat hij allemaal had meegemaakt tijdens zijn uitzending naar Burma. Toen heb ik deze tekst geschreven. Niemand vraagt ooit naar wat Nederlandse soldaten meemaken in den vreemde. Volgens mij heeft het te ma ken met het feit dat er geen dienstplicht meer is. Soldaten kiezen er zelf voor om het leger in te gaan, worden ervoor betaald, we willen er niets van weten. Er zijn nauwe lijks protesten tegen nieuwe missies. Dat was in de jaren zestig wel anders." Tegelijkertijd met de nieuwe cd komt ook een nieuw boek uit, In de dakgoot. Het is de tweede roman van Thé Lau. „De cd is voor zeventig procent serieus, voor dertig pro cent hilarisch. Bij het boek is het net an dersom. Soms kon ik gewoon niet verder tikken van het lachen, dan zag ik zo'n ge beurtenis even helemaal voor me." Het boek gaat over een zanger die in het holst van de nacht over het dak van een hotel kruipt. Hij bespioneert de hotelgasten, die slapen, vrijen en muziek luisteren, en haalt herinneringen op aan zijn artiestenverle den. In tegenstelling tot debuutroman Hemel rijk, is In de dakgoot wel deels autobiogra fisch. Veel anekdotes over het reizen met de band, de optredens en de feesten heeft Thé Lau ook in het echt meegemaakt met The Scene. Maar hij wilde er geen standaard rock-'n-rollverhaal van maken. „Het eerste dat ik wilde voorkomen was dat het boek zou verzanden in de clichés van drank, drugs en vrouwen. Natuurlijk kloppen die voor een deel wel, maar ze worden vaak zo overdreven. Dat een groot deel van het boek - 'zeg maar vijftig procent' - autobio grafisch is, maakte het schrijven soms las tig. „Het moeilijkste vind ik de prozaïsche beschrijvingen. In het boek zit bijvoorbeeld het auto-ongeluk dat we in België met de band hadden. Ik vind het lastig om dat goed op te schrijven en de actie erin te hou den, ook al is het een gebeurtenis die ik écht heb meegemaakt. Verzinsels zijn mak kelijker, die schrijf ik in één ruk op." Komend jaar gaat Thé Lau de podia op met liedjes van zijn nieuwe cd. Hij hoopt behal ve de theatertour in het najaar ook een paar festivals mee te kunnen pikken deze zomer. „Optreden op een openluchtfestival blijft toch het mooiste wat er is. Wat dat be treft mis ik het spelen met The Scene soms wel." Anneke Stoffelen Het nieuwe album van Thé Lau, 'Tempel der lief de' verschijnt 13 februari bij V2 Records. De twee de roman van Lau, 'In de dakgoot', wordt uitge bracht door uitgeverij Rothschild en Bach.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 27