!PZC Brak water maakt de natuur typisch Zeeuws Hermelijn is een stoutmoedige jager weerwoord namen ijnedactie bijlagen: 0113-315680 «ZBwww.pie.nl J tmailiredactie® pzc.n I Wostbus 31,4460 AA Goes ArWertentie-expl°ltal|e: KXell Midden-Zeeland: 0113-315520; Zeeuws-Vlaanderen: 0114-372770; Nationaal: 020-4562500. idinsdag 7 februari 2006 Zeeland. Schor en slik. Zout op je lippen. Zee kraal en lamsoor. Schelpen op het strand. Sterns en vis- diefjes. Mossels en kreeften. Een Delta - knooppunt waar zee en rivieren elkaar ontmoeten. Pleisterplaats en overwinteringsgebied voor trekvogels. Belangrijk ste kenmerk is wel, naast eb en vloed, de geleidelijke overgang van zout naar zoet. Dat zorgt voor brak water. Binnendijks is vrijwel al het oppervlaktewater in Zee land brak. Alleen de duinen en de zuidrand van Zeeuws-Vlaan- deren vormen grotere zoete ge bieden in de provincie. Overal op het Zeeuwse land is de aan wezigheid van het zoute Noord zeewater of dat van de zoute del tawateren merkbaar. Het dringt door in de onder grond en komt in sloten, water gangen en kreken naar boven. De invloed van de zoute kwel op het oppervlaktewater verschilt van plek tot plek. Het hangt sa men met de hoogte van een pol der en hoe ver weg het zoute bui tenwater is. Een daas is een insect, heemst een plant en een visdief een vo gel. Heel verschillende vormen van leven, maar ze hebben een gezamenlijke voorliefde voor brak water. Net als zeebies, de (driedoornige) stekelbaars en de spiraalruppia. In en om brak wa ter leven bijzondere soorten vo gels, vissen, schelp- en schaal dieren en planten. Daar staan we niet zo bij stil, maar op pad in het Zeeuwse land loont het de moeite er eens extra naar te kij ken. Dat blijkt uit de bijzondere brakwaterplaat die natuurteke- naar Erik van Ommen samen stelde op verzoek van het regio team Zuiver Zeeuws Water en het consulentschap voor na tuur- en milieu-educatie. Alle 289 basisscholen in de provincie hebben enige tijd geleden zo'n grote plaat gekregen. Er komt nu een vervolg op in de vorm van een lespakket. Een enquête wees namelijk uit dat hiervoor op een flink aantal scholen be langstelling bestaat, meldt A. Korteweg van het regioteam. Leefomgeving Ze vertelt wat de reden was om zo'n brakwaterplaat te versprei den. „We vinden het belangrijk dat kinderen de natuur in hun directe leefomgeving goed leren kennen. In de gebruikelijke on derwijsmethoden wordt niet zo veel aandacht besteed aan het voor Zeeland zo typerende brak ke water en de planten en die ren die hier leven. Dankzij de plaat kunnen de kinderen hier kennis mee maken. We hopen Op de tekening van Erik van Ommen vliegt links bovenaan de bruine kiekendief. Van links naar rechts zijn vervolgens te zien de wapenvlieg, daas, riet, heemst en zeebies. Op het eilandje vallen de lepelaars op, ernaast zeekraal en rotganzen. Op de grond van links naar rechts de tureluur, bonte strandloper, melkkruid, scholekster, zeeaster en smient. Op de rij net boven de waterlijn de zilte waterranonkel, Noorse woelmuis, visdief, kluut en zilte rus. Van links naar rechts onder de waterspiegel de water dat de plaat eraan bijdraagt kin deren bewust te maken van de noodzaak tot behoud van het watersysteem van een brakwa tergebied." Wanneer is water eigenlijk brak? Er is een ruime band breedte. Zeewater bevat onge veer 35 gram zout per liter. Zoet rivierwater hooguit een halve gram. Alles wat daar tussenin zit kan in feite brak water ge noemd worden. Binnendijks is het water in de regenrijkere win tertijd minder brak dan in de drogere zomer. Dit komt omdat dan menging met regenwater op treedt. Veel planten en dieren kunnen slecht tegen een schom melend zoutgehalte in het wa ter. Wat het er wel uithoudt, is dan ook kenmerkend, zeg maar 'typisch Zeeuws'. De afgelopen eeuw is er overi gens steeds meer brak water in Links in het midden de driedoornige stekelbaars, daarboven zanni- chellia en spiraalruppia, onder de brakwatergrondel en rechts de paling. Zeeland ontstaan, geeft Korte weg aan. Dat heeft te maken met de vooral door de landbouw gewenste peilverlaging in de pol ders en met de geleidelijke stij ging van de zeespiegel. Hierdoor kreeg zoute kwel meer kansen om het land binnen te dringen. De laatste tijd is sprake van een zekere stabilisatie. Sommige gebieden, zoals het platte van Walcheren, de Yersek- se- en Kapelse Moer en het Prun- jegebied op Schouwen hebben min of meer van nature altijd een vrij zoutig karakter en zijn daardoor niet echt geschikt voor akkerbouw. Daarentegen is de omgeving van Sint-Jansteen zo mer en winter altijd zoet; niet voor niets is daar een waterwin gebied. Het planten- en dierenleven zo als Van Ommen het heeft gete kend, is wel een ideaalbeeld, zegt Korteweg. Een watersys teem moet dan echt helemaal op orde zijn. En dat is bij lange na niet overal het geval. Weliswaar zijn de lozingen vanuit fabrie ken en rioolwaterzuiveringen de Nooit is schrikkelmaand zo fel, of ze heeft vijf schone dagen wel wants, Zeeuwse zeepissebed, brakwaterkever, aasgarnaal, brakwaterhorentje, larve wapenvlieg en spiraalruppia. Daaronder palingbrood, kogelpissebed, brakwater steurgarnaal, zannichellia, driedoornige stekelbaars en paling. Op de onderste rij strandgaper, brakwaterkokkel, brakwater langsprietgarnaal, vlokreeft en eronder zeeduizendpoot, vedermuglarve, brakwater naaktslak en brakwatergrondel. tekening Erik van Ommen afgelopen jaren fors afgenomen, maar er zijn nog altijd andere vervuilingsoorzaken. Dan gaat het met name om zoge heten 'diffuse bronnen'. Daar van is sprake als verontreini ging niet van één punt afkom stig is, maar van verschillende, verspreide veroorzakers. Bij voorbeeld uit- en afspoeling van mest en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw, uitlaatgassen van auto's, zink van dakgoten, koper van drinkwaterleidingen en aangroeiwerende verf van scheepsrompen. Het regioteam Zuiver Zeeuws Water probeert daar door middel van diverse ac ties wat aan te doen. Rinus Antonisse Nadere informatie zie: www.zuiverzeeuwswater.nl en www.erik-van-ommen.nl. tSmuFde', Eigenlijk was Mag- da-Lena toe aan een pauze, toen haar collega Martha met een stapel geel tjes kwam. Ze moest een lijstje maken, maar be greep niet waarom. Het eer ste briefje was onleesbaar. Stond er Molenbroek, Mo lendijk, Molenbeek, Molen wijk, Molenkamp? Wat nu? Molen-namen zijn er inder daad te veel om op te noe men. Je hebt uiteraard Mo lenaar en Van der Molen, om over Termeulen maar te zwijgen. In veel dialecten werd molen meulen. Daar van werden vergelijkbare achternamen afgeleid: Meu- leman, Meulenbroek. Zo ook Meulmeester, vooral met De ervoor - de meest Zeeuwse van alle molenna men. Soms heeft de molen zich wat verborgen: in Cas- tenmïller bijvoorbeeld of bij Molegraaf om maar iets te noemen. En Vermeulen niet te vergeten. Er zijn ook andere namen die verwant zijn met de mo len-familie. Marlies Mul ders d'r naam bijvoorbeeld. Dat Mulders heeft Brabant en Limburg als thuisland. Elders is het Mulder of Mul ler. Daarvan zijn er meer dan 20.000. Fraai oogt ook Magda-Lena's eigen naam: Smulders van des Mulders. Ze komen allemaal in Zee land voor. Van de ruim hon derd Nederlandse Mole- graafs, bevinden er zich zo'n 20 families in Zeeland. Nog altijd minder dan de bijna 40-60 Meulmeesters. Namen met Molen en Meu len zijn afgeleid van het werktuig dat maalt. Dank zij een dier, de wind of de mens wordt iets fijn ge maakt. Muller en Mulder betekenen vanzelfsprekend ook 'molenaar'. Ze zijn niet afgeleid van het werktuig, maar van het werkwoord muilen, hier in de betekenis van 'fijnmaken'. Magda-Lena Smulders was bijna klaar met d'r stomme briefjes. Ze moest nu alleen nog Murre doen, maar dat kon altijd nog. Murre kwam vandaag d'r neus uit. Lo van Driel Natuurtelcenaar Adri Kar man woont in Colijnsplaat, op Noord-Beveland. Voor Buitengebied trekt hij er elke week op uit. In deze rubriek vertelt hij in woord en beeld over de natuur in de polder. Maar zelden nemen we ze waar, de marterachtige kleine roofdieren die zich in de polders ophouden. Deels is dat vanwege hun hoofdzakelijk nachtelijke activiteiten, deels door hun schuwheid en voor zichtige levenswijze. Een ontmoeting is een toevals treffer en ook dan is het dik wijls maar een vluchtig mo ment. Maakt het ons nieuwsgie rig en trachten we het dier zo lang mogelijk in de gaten te hou den, voor het dier geldt het te genovergestelde. Zo snel moge lijk dekking zoeken is het eerste wat het doet. Toch zijn er wel overeenkomsten want is de dek king eenmaal gevonden en waant het dier zich veilig, dan is het niet onmogelijk dat het zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen. Grote kans dat we nu vanuit een vermeend veilige plek worden geobserveerd. De marterachtigen staan er om be kend. Het is al weer enkele jaren gele den - een winterse morgen, sneeuw bedekte het landschap - dat we zo'n toevallige ontdek king deden van een hermelijn in winterkleed. Onmiskenbaar vanwege de overwegend witte vacht met donkere staartpunt. Ook hier betrof het maar een fractie van tijd. Daarna was het dier verdwenen in de wirwar van riet en dode overhangende grashalmen langs een sloot kant. En toch een ervaring die we niet gauw vergeten. Want al is het algemeen bekend dat de hermelijn een wit winterkleed met zwarte staartpunt draagt, hem daarin waarnemen was on ze eerste en tot nu toe ook laat ste keer. Over het algemeen zijn ze beter bekend van de vermaar de hermelijnen koningen- en keizersmantels dan van een waarneming in levende lijve. Van de drie familieleden van de marterachtigen die in onze pol ders leven is de wezel de klein- Illustratie Adri Karman ste, 15 tot 20 cm lang, de staart niet meegerekend. De bunzing is veel groter. Hij kan een leng te van 30 tot 45 cm bereiken. De hermelijn zit er tussenin met een lengte van circa 20 a 30 cm. Het feit dat de mannetjes bij de marterachtigen ongeveer een derde groter zijn dan de vrouw tjes kan wel eens verwarring scheppen of we met een wezel of een hermelijn van doen heb ben. De altijd zwarte staart punt van de hermelijn sluit ech ter verwarring uit. Hoofdzakelijk knaagdieren, vooral muizen, staan op het me nu van de hermelijn. Maar ook kikkers, salamanders, slakken, wormen, insecten, vogels en hun eieren versmaadt hij niet. Konijnen zijn voor hem even min veilig. Ook al zijn deze knaagdieren tweemaal zo groot, onvermoeibaar achtervolgt de hermelijn zijn slachtoffer - waarbij hij vooral op zijn reuk zin afgaat - om het bij de eerste de beste gelegenheid op de rug te springen en het vervolgens met een beet diep in de nek te doden. Wie er zo'n variabele dis op na houdt heeft grote kans van overleven en daarmee voort brengen van nageslacht. On danks zware vervolging door ja gers, zeker in vroeger tijden (hermelijnen mantels), komt de hermelijn nog steeds wijdver breid en vrij algemeen voor. Dag en nacht is de hermelijn ac tief en een stoutmoedig jager die tot een van onze felste roof dieren wordt gerekend. Hij kan een snelheid ontwikkelen van 30 a 40 kilometer per uur en maakt daarbij sprongen van een halve meter, voor zo'n klein dier toch een uitmuntende pres tatie. De meeste hermelijnen le ven in het laagland en heuvel achtige gebieden. Het witte win terkleed is een aanpassing aan het koude seizoen om hem in een besneeuwde wereld minder opvallend te doen zijn. In stre ken waar dit maar sporadisch voorkomt zoals bij ons wordt een hermelijn zelden helemaal wit. In meer gematigde streken nog minder en in het meest zui delijke deel van zijn areaal blijft hij gewoon bruin. Net als veel marterachtigen kent de her melijn twee bronsttijden per jaar. De eerste valt in februari of maart en de tweede in juli-au- gustus. In het eerste geval wor den de jongen (4-7) na een draagtijd van acht tot tien we ken geboren. Bij de tijdens de tweede bronsttijd bevruchte vrouwtjes treedt een kiemrust in en bedraagt de draagtijd in feite circa 8 maanden. Pas in maart van het daaropvolgende jaar begint de verdere ontwikke ling van het embryo. De jongen worden dus alle om ongeveer de zelfde tijd, april-juni geboren. Dat is ook de tijd dat er volop voedsel aanwezig is. Zodra ze zover uitgegroeid zijn dat ze kunnen jagen doen ze dat sa men met moeder (vader is ner gens te bekennen) dikwijls in fa milieverband. Tussendoor wordt er gespeeld, geravot en gevochten, waarmee ze leren om sociale banden vast te leg gen en zich te verdedigen. Een groot deel van de zomer blijft het gezin bijeen. Vaak is het al winter voor ze ieder hun eigen weg gaan. Adri Karman

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 21