Ik weet hoe
armoede voelt
Sommige Tilburgers kijken met een gekantelde blik
Marinus
Weulink
Hij ondervond aan den lijve
wat het betekent om in ar
moede te moeten leven. Marinus
Weulink wéét hoe dat voelt, hoe
dat ruikt. Daarom zette hij sa
men met zijn vrouw Conny ruim
twee jaar terug de voedselhulp
stichting De Helpende Hand op.
Meer dan honderd Bevelandse ge
zinnen die op de rand van het be
staansminimum balanceren, wor
den via Marinus en Conny met
enige regelmaat van een voedsel
pakket voorzien: brood, groen
ten, fruit. „Zonder mijn geloof in
God had ik misschien gezegd:
zoek het lekker zelf uit."
Sammy ('naar Samuel') werd vijf
weken geleden geboren. Sammy
is nummer zeven in het gezin Weu
link, dat rond de millenniumwisseling
van Zwolle naar Goes verhuisde. Mari
nus komt zelf eveneens uit een
kroostrijk gezin. Hij was de oudste
van zes kinderen en groeide op in de
Indische buurt in Zwolle; een wijk die
niet al te gunstig bekend stond.
Begrijp hem goed: zijn ouders ('Ze heb
ben ons liefdevol behandeld en staan
nog steeds voor ons klaar') deden hun
uiterste best, maar zij waren niet goed
in staat richting te geven aan hun ei
gen leven en dat van hun kinderen.
Geld was er nooit. „Mijn vader werkte
onder andere als schoonmaker, deed
er van alles en nog wat bij, raakte ten
slotte afgekeurd." De harmonie in het
gezin was dikwijls zoek. „De kopjes
en de schotels vlogen soms door de ka
mer." Het was, alles bijeen, niet het
milieu dat hem een onbezorgde jeugd
kon bieden.
Marinus zwierf vaak tot 's avonds laat
rond op straat, kwam ('Een paar klei
ne vergrijpen') in aanraking met poli
tie en justitie, werd naar internaten
gestuurd en werkte op kermissen. „Ik
ging gewoon mijn eigen gang, trok me
nergens iets van aan. Ik heb geen op
leiding, helemaal niks. Ja, alleen lage
re school."
Spijt? Natuurlijk. „Maar ik heb op
straat ook veel geleerd. Ik heb gezien
hoe mensen in de goot raakten, hoe ze
zichzelf doodspoten - dat zie je dan,
als jongetje van veertien jaar."
Pas op de internaten maakte hij ken
nis met begrippen als normen en waar
den, hoe daaraan vorm en inhoud
moest worden gegeven. „Dat was mij
als kind nooit bijgebracht."
Op zijn 21e werd hij in dienst geno
men door een kermisbaas. „Hij be
schouwde mij niet als personeel, hij
behandelde mij als zijn zoon; ik mocht
aan de kassa zitten, ik mocht bij hun
in de woonwagen mee-eten aan tafel."
Prachtig vond hij het kermisleven. „Ik
heb ervan genoten. Het gevoel van
vrijheid, het van-stad-naar-stad trek
ken."
Jezus
En tussen de kermisattracties trof hij
Jezus. „Iemand vertelde me: Marinus,
weet je wel dat Jezus van je houdt?"
Die mededeling nam Marinus aanvan
kelijk voor kennisgeving aan. „Ik
dacht eerst: Zoek het effe lekker uit.
Ik ken het klappen van de zweep, ik
heb mensen zien sterven omdat ze
zichzelf volspoten met rotzooi. Ga mij
dan niet vertellen wat liefde is - dat is
voor mij een heel moeilijk begrip.
Maar aan de andere kant: wie niet
waagt die niet wint. Waarom zou ik
die stap naar Jezus niet nemen? En
hoe meer ik mij verdiepte in de Bijbel,
hoe dichter ik bij God kwam."
Zo eindigde zijn vrijbuiterbestaan.
Marinus ontmoette Conny, huwde
haar, kreeg kinderen en verhuisde een
jaar of zes geleden naar Goes (de ge
boorteplaats van zijn vrouw), waar zij
zich aansloten bij het Capital Worship
Centre, een kerkgenootschapje dat
zich enigszins laat vergelijken met de
Pinkstergemeente. In Goes wonen zij
nog steeds, in een rijtjeshuis aan de
Groen van Prinstererstraat, waar in
de woonkamer nog steeds de vlagge- -
tjes hangen ter ere van dejcomst van
Sammy.
Een comfortabel bestaan leidt het ge
zin Weulink allerminst. Marinus werk
te bij de Zeeuwse Oud Papier Centra
le (ZOPC) in Goes, bij Zeelandia in
Zierikzee, bij diverse uitzendbureaus
en bij de Betho. Ruim twee jaar gele
den raakte hij zonder werk en nu leeft
hij, samen met zijn Conny en hun ze
ven kinderen van een uitkering; net
als de meeste gezinnen wier bestaan
zij via hun stichting De Helpende
Hand enigszins trachten te verlichten
met een voedselpakket of een aardig
heidje ter gelegenheid van sinterklaas
en kerst.
Waarom ze die stichting oprichtten?
Dat ligt, vindt Marinus Weulink, nog
al voor de hand. „We hebben zelf in
de problemen gezeten, waren zelf in
de schuldsanering terechtgekomen,
hebben aan den lijve ondervonden
hoe het is om in armoede te moeten le
ven. Op televisie hadden we een repor
tage gezien over een man uit Bergen
op Zoom die brood uitdeelde aan de
armen. Ik dacht: waarom zou dat in
Marinus Weulink: „Ze bekijken ons nu met respect." foto Mechteld Jansen
Goes niet kunnen? Ik loop bij de bak
ker binnen en vraag: wat doe jij met je
oude brood? Hij zegt: dat gooi ik weg
of ik voer het aan de eenden of aan de
paarden. We keken mekaar aan en
dachten allebei: shit, hier klopt iets
niet. Een week later zei hij tegen me:
als jij mensen weet die het brood goed
kunnen gebruiken, mag jij het bij me
op komen halen en het onder die men
sen verdelen."
Zo konden Marinus en Conny Weu-
zaterdag 4 februari 2006
link hun eerste broden uitdelen en ont
stond - begin 2003 - hun stichting De
Helpende Hand. Inmiddels staan zij
keurig ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel, bevat hun 'klantenbe
stand' 120 adressen, wordt er met inta
keformulieren gewerkt en worden in
komensgrenzen getrokken: een gezin
met twee kinderen dat minder dan
275 euro per maand overhoudt voor
kleding en voedsel komt in aanmer
king voor een voedselpakket.
De schaamte die heerst op de rand
van het bestaansminimum is omvang
rijk, weet Weulink. „Je klopt niet zo
maar ergens aan met de vraag: heeft u
misschien een brood voor mij. Bede
len is voor mensen het ergste wat er
bestaat. Mensen vinden het altijd
moeilijk om hulp te zoeken, in ieder
mens zit iets van trots. Maar als ze die
schaamte eenmaal hebben overwon
nen, zijn ze blij, want dan gaan ze weg
met een bróód."
„Ik weet in welke situatie ze verkeren.
Ik weet ook hoe ze er in terecht zijn
gekomen. Alles gaat tegenwoordig zo
makkelijk. Ik kan wat bij Wehkamp
bestellen, ik kan wat bij Neckermann
bestellen, ik kan wat bij Otto bestel
len. Zolang je een vast inkomen hebt,
is er niks aan de hand. Maar als je je
baan verliest en je kunt het niet meer
betalen, dan begint de ellende."
„De meeste mensen bij wie wij ko
men, zitten in de schuldsanering. Ik
zou ook liever willen dat de uitkerin
gen in Nederland een beetje hoger wa
ren, maar ik ben ervan overtuigd dat
je er van kunt leven. Een gezin met
twee kinderen krijgt een bijstandsuit
kering van nog geen 1200 euro. Dat is
niet veel, maar het móet kunnen; je
krijgt kinderbijslag, je kunt huursubsi
die aanvragen, je kunt om kwijtschel
ding van de ozb en waterschapsbelas
ting vragen. Op die manier kun je de
eindjes met veel moeite aan elkaar
knopen. Maar dan moeten er geen
schulden zijn."
Respect
Schulden. Ze weten er alles van. Zelf
dreigen zij ook weer in de schuldsane
ring terecht te komen. „De schuld
eisers liggen in onze nek te hijgen."
En hoe dat komt? Ach, enig idee hoe
veel ze in hun stichting hebben geïn
vesteerd? Zeker 1000 euro! Als het
niet meer is. Want de oude Volvo
waarmee ze hun broden en groenten
vervoeren rijdt niet op water, de tele
foonkosten lopen hoog op en hoeveel
dacht je dat de vriezers waarin ze hun
spullen bewaren aan energie opslur
pen? Daar staat tegenover, zegt Mari
nus, dat ze er veel voor terugkrijgen.
„Ik heb het idee dat de mensen in
Goes ons heel anders bekijken dan
vroeger. Ze bekijken ons nu met res
pect."
„Misschien", overpeinst hij, „was het
wel voorbestemd dat ik in armoede
ben opgegroeid. Want ik heb ervan ge
leerd hoe dat voelt - en dat ik vanuit
dat gevoel met de hulp van God men
sen moest gaan helpen. God heeft ons
geleerd dat we voor de armen moeten
zorgen en dat we moeten omzien naai
de weduwen. Zonder mijn geloof in
God had ik misschien gezegd: zoek
het lekker zelf uit, het is mijn pak-
kie-an niet; ik heb mijn problemen, jij
hebt jouw problemen - los ze zelf
maar op."
Willem van Dam
TJ it er iets in het Tilburgse kraan-
-Zj water, of is het de volksaard? Ab
surdistische humor gedijt uitermate
- joed in Tilburg, de stad waar zelfs de
stadsdichter absurdistische trekken
/ertoont. „Je hoeft hier niet zo ver te
kijken om de gekkigheid te zien."
r Met gebreide maskers, zwiepende vlechten
en teddyberen trekken ze onder leiding van
mental coach Eros l'Amour langs kermis-
ien, braderieën en bejaardentehuizen om de
i( mensen liefdevol te knuffelen, opdat ze hun
r eigen ik ontdekken. De leden van Power-
treelclub Goirke-Zuid, een project van de
Mnstenaars Roel Sloot, Stephan de Weert,
loei Cox en Ivo van Leeuwen, beoefenen de
Mo-sport powerstrelen. Het is absurdisme
j mrsang en op en top Tilburgs.
Absurdisme en Tilburg blijkt een gouden
e ömbinatie. Het naïeve Tilburgse meisje Eef-
n je Wentelteefje heeft haar eigen maffe show
n °P tv, ze staat in het theater en in een lande
lijke krant. Gummbah is 's lands populair
ste absurdist na Hans Teeuwen. De duistere
bek J. Swarth trad officieel aan als stads
dichter. Het jonge duo Jeroen Leonard
immert aan de weg met absurdistisch amu-
ement en columnist Troy Titane en het Tee-
■enkundig Genootschap door Lust tot Ver
deling bundelden recentelijk hun beste ab-
urdistische werk.
Ook verscheen het derde deel van Frietkaas,
een Tilburgs undergroundperiodiek, dit
jaar vergezeld van Teddy, een powerstreel-
negazine, 'dat zich weigert te schamen voor
de zompige kanten van de man.' Initiator
fan Frietkaas en het Powerstreelproject is
Stephan de Weert (Antwerpen 1969), 'een
'alve Belg', maar al jaren woonachtig in Til-
IUl'g. Onder de naam S.L. Trumpstein is hij
'dief als schilder en tekenaar.
Jk kijk graag met een gekantelde blik naar
ie werkelijkheid," zegt hij. „Het is lekker
om de waanzin van alledag te vergeten en
1 de wereld om z'n kop te zetten, te ontrege-
en' Het is bijna een soort carnaval, met het
'erschil dat het wél ergens over gaat." Een
oort permanente state of mind, aldus De
eert, of zoals hij het laatst zo mooi zei tij-
mns een toespraak voor plattelandsvrou-
Ven „Men kan de moeder uit het kind ha-
en, maar men haalt nooit het kind uit de
moeder."
Een absurdist? Met een pistool op zijn hoofd
wil hij zich best zo noemen, zegt Gertjan
van Leeuwen (Nieuwaal 1967) alias car
toonist, dichter, schilder en performer
Gummbah. Dwaas, onnozel, zot en strijdig
met de rede en de logica, dat is absurdisme,
volgens Van Dale. Wezenloos, krankzinnig
en vooral, geestig, vult Gummbah aan.
Hij bedient zich van een zekere eigen logica,
in een eigen universum, aldus de Tilburger,
die bekend is van uitspraken als 'achter el
ke succesvolle absurdist staat een zieke
gnoe' (uit Poelmo, met Hans Teeuwen).
Absurdisme, aldus Gummbah, is veel meer
dan quatsch of nonsens alleen, er zit vrijwel
altijd een dubbele laag in, waarvan er één
niet zelden bloedserieus is. „Je raakt ont
roerd door de onbeholpenheid van de figu
ren in mijn werk, juist omdat ze zo hard
hun best doen. Het zijn geen totale slachtof
fers, ze werken zich te pletter tegen de
waanzinnigheid van het bestaan."
Als inspiratiebronnen noemt Gummbah
Monty Python, Wim T. Schippers, De Dik-
voormekaarshow, Danill Charms, Kamagur-
ka. En natuurlijk Jeroen Bosch. Met Bosch
deelt Gummbah zijn voorkeur voor buiten
aardse lelijkheid en mismaaktheid. „Een
echte absurdist toont je de wereld zoals je
hem niet wilt zien." Met de Tilburgse geest
verwanten Stephan de Weert, Ivo van Leeu
wen en Jeroen de Leijer vormde Gummbah
van 1996 tot 2001 de redactie van De Beden
kelijk Kijkende Grondeekhoorn, een wijk-
blad voor het Goirke - het stadsdeel waar
de heren woonden - dat een cultstatus ver
wierf. De Bond tegen Humor (berucht om
z'n anti-ludieke acties) kwam er uit voort
en de Fnurk, een clouloze cartoon, die jaren
lang verscheen in het Brabants Dagblad.
Ook Nick J. Swarth, de huidige abstract-ab-
surdistische stadsdichter, was nauw bij het
stel betrokken. Het clubje viel uit elkaar, de
Grondeekhoorn ging ter ziele, maar het
blad kreeg een vervolg in Frietkaas, boorde
vol vergelijkbare rariteitenkolder.
Geuzennaam
Dat Tilburg zoveel absurdistische kunste
naars kent berust volgens Gummbah deels
op toeval, maar wonen in Tilburg, 'de Aldi
onder de Nederlandse steden', heeft wél in
vloed. „In de media is men geneigd de pro
vincie te verwaarlozen, waardoor je in een
underdogpositie belandt. Een lekkere, inspi
rerende positie." Tilburg werd een geuzen
naam, omdat je er mensen mee in het har
nas kunt jagen. „Dat ik niet in Amsterdam
woon is voor sommige randstedelingen de
hoogste vorm van absurdisme: Tilburg?
Maar daar is toch helemaal niets te doen?
Alsof er iets te doen móet zijn. Je moet het
zelf doen."
In Tilburg wordt de absurdist nog met rust
gelaten, verzucht Gummbah. „Ik zit hier al
twintig jaar op mijn zolderkamertje aan
mijn geheel eigen oeuvre te timmeren zon
der dat ik lastig gevallen word door allerlei
andere genieën met hun incrowdgemek-
ker." Cartoonist en poppenspeler Jeroen
(Eefje Wentelteefje) de Leijer (Hilvarenbeek
1969), herkent zich in de rust van Tilburg.
„In Amsterdam staat op iedere straathoek
wel een klankdichter of absurdistisch teke
naar. Ik zou me daar niet moe maken." In
de Tilburgse volksbuurt waar De Leijer al
jaren woont zie je die figuren niet. Wel ande
re vreemde, vaak volkse snuiters, die regel
matig opduiken in de wondere wereld van
Eefje. „Tilburg is niet echt een schööne
stad," zegt de cartoonist. „Je loopt eerder
tegen lelijke of maffe dingen aan dan in pak
weg Breda of Den Bosch. Ik heb een tijdje in
Breda gewoond, maar werd daar erg lui
van."
„Het Tilburgse absurdisme is een belangrij
ke verwoiwenheid," zegt Ernest Potters (52),
artistiek leider van het Tilburgse kunstpo
dium Ruimte-X, dé ontmoetingsplek voor
Tilburgse absurdisten. Reeds in de jaren ze
ventig was er volgens Potters sprake van Til
burgse absurdisme met theatergroep De
Grootste Luxe na de KleurenTeevee, met
Hei-man Brandt en Pietjan Dusee. Hij zette
later THeks op, de voorloper van theater De
Vorst. In THeks voerde ook Jeroen de Leijer
zijn eerste toneelstukjes op en richtte er in
1988 zijn eerste undergroundblaadje op,
Wwrok.
Knutselkunst
Tilburgse knutselkunst noemt Potters het
graag, een term die zelfs door burgemeester
Vreeman wordt gebezigd. „Er heerst een be
paald gevoel en er ontstaat chemie tussen
kunstenaars. Dat hier zoveel zotte kunst en
humor wordt geproduceerd is geen toeval.
Tilburg is een rare stad, de wansmaak ligt
er voor het oprapen."
„Je hoeft niet ver te kijken om de gekkig
heid te zien. Je krijgt het niet verzonnen hoe
ze hier bijvoorbeeld dingen bouwen of afbre
ken. Voor de absurdist is die lelijkheid een
bron van schoonheid, hij observeert gewoon
zijn omgeving." Zoals Jeroen Opstelten (Til
burg 1978). Met Leonard Bedaux (Tilburg
1978) vormt hij het duo Jeroen Leonard,
twee rasechte Tilburgers die optreden met
een geestige amusementsshow met film en
sketches. Ze kregen er een Lowlandstent
mee op z'n kop. Binnenkort doen ze mee
aan het Tilburgse Cement Festival en hopen
ze met hun kermisattractie WawazdaP. mee
te gaan draaien op De Parade.
Oudere collega's als Gummbah en Jeroen de
Leijer volgen ze op de voet, maar hun inspi
ratie halen ze vooral van de Tilburgse
straat.
Opstelten: „Theo Maassen vond ons te ab
surdistisch, er zit te veel contrast in ons
werk zei hij. We linken zaken aan elkaar die
eigenlijk niets met elkaar te maken heb
ben." „Dat is absurdisme volgens mij en dat
is Tilburg ook. Een stad van contrasten, de
architectuur, de sfeer, de mensen op straat
en in de kroeg. Je krijgt er al gauw een tame
lijk ellendig gevoel bij. Natuurlijk denk ik
er vaak aan om te vertrekken. Maar ik besef
ook wat ik dan weggooi aan inspiratie."
Tilburg is een wolfsklem, zegt Stephan de
Weert, als je er eenmaal in zit, kom je er
niet meer uit. Tilburg, de stad waar de toe
rist een attractie is, gelegen in niemands
land, helaas net buiten zijn zo geliefde
Vlaanderen. Over de kwestie waarom juist
hier het absurdisme zo welig tiert, kan De
Weert kort en zakelijk zijn: „Het moet toch
érgens gebeuren."
Dieter van den Bergh