Af en toe kriebelt
het artsenvak nog
Laat oude hond niet met pensioen gaan
23
rn
Sal Lelie, toezichthouder menselijke maat
zaterdag 21 januari 2006
Hij staat de verslaggever op
te wachten achter het woon
kamervenster van zijn Middel
burgse huis. Het welkom is harte
lijk, maar voor het schrijfgerei
op schoot komt, heeft hij zelf een
vraag: waarom toch klopt de
krant vijftien jaar na zijn pensio
nering nog steeds bij hem aan?
Het is waar: sinds zijn komst in
het Zeeuwse in 1963 is de PZC
veelvuldig en graag te gast geweest bij
Sal Lelie om zijn bespiegelingen op te
tekenen. Evengoed over de wandel
kwaliteiten van de Domburgse Water
gang als over de gemeenschappelijke
gezondheidstaken in Zeeland of zin en
onzin van afwijkende geneeswijzen.
Een conversatie met Sal Lelie, inspec
teur der gezondheidszorg te Zeeland
in ruste, is altijd fijn gekruid met rui
me porties anekdoten in fraaigekozen
bewoordingen en geserveerd met een
gezonde dosis zelfspot. Daar houden
journalisten erg van.
Lelie is content met die aandacht, be
aamt hij grif. „Het vleit mij. Ik ben
een zeer ijdel man."
Bovendien is die rust hem vooral opge
legd bij zijn pensionering in 1991.
Zijn vak laat hem niet los. „Af en toe
kriebelt het nog. Maar je moet daar
voorzichtig mee zijn. Ik herinner me
mijn vader - dat ziektebeeld ken ik. Je
moet ieder in de gelegenheid stellen
zijn eigen builen te vallen."
„Maar als het aan mij lag, was ik des
tijds gewoon doorgegaan, niet,
Wiets?", knikt hij naar zijn echtgeno
te. Ze helpt hem af en toe de verslagge
ver verstaanbaar te maken. Door een
tanende gehoorfunctie laat Lelie zich
het liefst aan zijn rechterzijde aanspre
ken. „Dat gaat het beste." Maar dan
moeten de drie slaande klokken in de
huiskamer - illustraties van zijn fasci
natie voor techniek - niet pal na mal
kander opspelen.
Lelie wijdt zich nog dagelijks aan de
dagbladen en de medische vaklitera
tuur. „Waarvan ik steeds vaker cha
grijnig wordt: o, nee, alweer één.
Maar ja, als je het niet meer bijhoudt
is het hierboven zó gedaan," wijst hij
naar zijn schedeldak. „Anders gaat je
geheugen naar de haaien."
Lelie, Amsterdammer van geboorte
('Maar da's geen aanbeveling meer.
We gaan er nog zelden heen'), kind
van een joodse vader en een Duitse
burgemeestersdochter, arts, liefheb
ber van luchtige scherts, bewaker van
de geneeskundige praktijk en bestrij
der van lieden die zonder wetenschap
pelijke basis genezing pretenderen.
Nog steeds is hij overtuigd en advise
rend lid van het bestuur van de Vereni
ging tegen de Kwakzalverij. Het ver
bijstert hem, de medische bladen le
zend, dat zoveel mensen nog naar al
ternatieve therapieën grijpen terwijl
de bewezen heelkunde zich zo snel ont
wikkelt. Menig schemerig genezer
bracht hij voor de rechtbank, al wissel
de het succes. „Wie geneest heeft ge
lijk", citeert hij een Duitse wijsheid,
„en hoe het nou kwam, doet er voor de
mensen niet toe. Het is een geloof en
daar moet je niet over oordelen."
Theologie
De student die in 1946 eindexamen
deed aan het Barlaeuslyceum dacht
ook meer aan geloof dan aan medi
sche wetenschap. „Ik wilde theologie
studeren. Ja, iedereen lacht zich we
zenloos! Mijn katholieke moeder was
de enige die dat plezierig vond. Kort
daarvoor wilde ik nog piloot worden.
Mijn vader was meer het humanisti
sche gedachtengoed toegedaan."
Het was een huisgast, een gevluchte
joodse Herr Oberstabarzt uit het Duit
se keizerlijke leger, die zijn belangstel
ling voor de medische wetenschap
prikkelde. En het onvergetelijke boek
van de Amerikaanse bacterioloog
Paul de Kruif, 'De Bacteriejagers'
(1927) dat 'Figuren uit den strijd te
gen het oneindig kleine', zoals Van
Leeuwenhoek en Pasteur, even
heroïsch als romantisch portretteert.
Gefundenes fressen voor de jonge Sal
Lelie. Bij de herinnering veert hij op
uit zijn stoel: „Nou gaan we de mens
heid redden!" In 1957 kreeg hij zijn
artsenbul aan de toenmalige Gemeen
te-universiteit van Amsterdam. Door
het heersende artsenoverschot be
machtigde hij geen praktijk ('Ik heb
weinig handelsgeest'), maar nam hij
her en der waar. Ook bij de GGD te
Amsterdam. „Ik was daar de arts voor
het brandweerpersoneel - het is nu on-
dènkbaar dat die mensen geen vrije
artsenkeuze hadden - en voor de onbe-
huisden, de passanten en doortrekken-
den en de armlastigen. Zal ik daar een
kleine anekdote over vertellen? Op
een ochtend kreeg ik opdracht via de
sociale dienst om mij naar een meneer
te begeven die naar het scheen een eu
vel aan zijn achterwerk had. Mij werd
ook verteld dat de man in kwestie de
gewoonte had om ambtenaren die
hem niet aanstonden over de toon-
Naam:
Salomon Michael Lelie
Geboren:
1927, Amsterdam
Opleiding:
1940-1946 gymnasium alfa, 1948
staatsexamen bèta, december 1956
artsexamen te Amsterdam
Burgerlijke staat:
gehuwd met Wietske Haarsma
Loopbaan:
verpleegkundig werk tijdens zijn
artsenstudie,"waarnemend huisarts,
medisch adviseur, ggd-arts, assis
tent-inspecteur der Volksgezond
heid te Zuid-Holland, 1963-1991
inspecteur voor de Gezondheidszorg
te Zeeland
Liefhebberijen:
historie, literatuur, klassieke
muziek, slaande klokken en andere
mechanieken, astronomie
bank van zijn handelspand te trekken.
Ik op de fiets daar naar toe, ik kom
daar, zie ik een klerenkast van een
vent. Onslow, de zwager van Hyacinth
Bouquet, als u 'm kent. Meneer, zei ik,
ik moet even wat afspreken. Ik heb ge
hoord dat u nogal hard kunt slaan. Ik
wil u zeggen dat ik heel hard kan lo
pen. Lachen dat 'ie moest. Tja, ik mag
graag leuke verhalen vertellen. Ik lijd
aan de ziekte 'opa vertelt graag uit
zijn jeugd'. De tranentrekkers laat ik
er liever buiten. Maar die zijn er ook."
Maar daar spreekt hij niet over. Lie
ver haalt hij belevenissen op waar hij
zijn gekoesterde adjectieven formida
bel en fenomenaal bij kwijt kan. Zoals
zijn volgende carrièrestap: een positie
als medisch adviseur bij een Duits
pharmacieconcern.
„Van Parodontax, dat meld ik met
geen enkele terughoudendheid. Je
moest in dat concern een half jaar op
stage bij het moederbedrijf in Con-
stanz. Daar werd je voorsteld aan de
Herr Generaldirector. Mij werd op het
hart gedrukt het vertrek achteruitlo
pend te verlaten. Ja, het waren Prui
sen...! Ik kom daar in een zaal die in
een paleis niet had misstaan, met een
enorm bureau met daarop - ik zie het
nog voor me - twee telefoons, een
verse bloknote, drie kleurpotloden en
een stapel ochtendkranten. Ik gaf
blijk van mijn verbazing, ik had sta
pels dossiers verwacht en een druk
doend persoon. 'Ik zal het u uitleg
gen,' zei de Herr Generaldirector.
'Mijn taak bestaat uitsluitend uit het
bedenken van goede ideeën, die
schrijf ik op in het bloknote en dan
bel ik een vent die er verstand van
heeft en die komt mij over een tijd ver
tellen hoe hij het opgelost heeft.'
Dat heb ik later ook ingevoerd bij de
inspectie. Ik heb altijd gezorgd voor
een schoon bureau. Nog steeds wan
trouw ik leidinggevenden met een bu
reau dat overloopt van de stapels dos
siers. Je maakt mij niet wijs dat ze dat
allemaal in hun kop hebben zitten!
Na de Pruisische stage bleek het werk
in de industrie een deceptie. „Het
werd me snel duidelijk dat ik niet
werd geacht te adviseren, maar uitslui
tend te propageren. Ik heb geen ge
neeskunde gestudeerd om kakpillen te
slijten, heb ik toen gezegd."
Integriteit
Omziend naar een nieuwe betrekking
trof hij een vacature voor toegevoegd
inspecteur bij de Inspectie voor de
Volksgezondheid in Zuid-Holland -
de enige van de tien Nederlandse in
specties die uitgerust was met twee in
specteurs.
Verhalend over die tijd komt Lelie ge
regeld de frase 'onvolprezen baas' uit
de mond. En wel elke keer als hij ver
wijst naar de inspecteur die hem intro
duceerde in de wereld van het staats
toezicht. „Een moeilijke man. Kwam
nooit op tijd, maar had een enorme in
tegriteit en persoonlijkheid. Je werd
in die dagen als inspecteur voor van
alles en nog wat uitgenodigd. Dus ook
voor het jaardiner van het Groene
Kruis. Maar hij liet zich niet fêteren.
De andere dag stuurde hij dan een
postwissel met 25 gulden of wat hij
dacht dat hij verteerd had. Hij had
een duideljke visie op een gecompli
ceerde provincie waarin een kwart
van de Nederlandse bevolking huisde,
met grote en kleine steden, universitei
ten en veel ziekenhuizen."
Lelie leerde er laveren. „Ik vond dat
zo knap van mijn onvolprezen baas.
De medische wereld kent machtige go
den en grote steden kunnen dwarslig
gen. De regionaal geneeskundig in
specteur was autonoom. Een regio
naal inspecteur nam geen bevelen,
maar aanbevelingen in acht. Ik heb
een paar keer meegemaakt dat minis
ters of staatssecretarissen met wensen
even zachtjes moesten worden toege
sproken. Het was een trieste dag toen
die autonomie verdween. Vandaar dat
de Tweede Kamer zich tegenwoordig
volop bemoeit met inspectiezaken."
In 1963 werd Lelie opgeroepen: de in
specteur te Zeeland was ziek, of hij
kon vervangen. Vijf jaar werkte hij on
der de toevoeging 'waarnemend' tot
hij de keus kreeg: terug naar
Zuid-Holland en zijn onvolprezen
baas opvolgen of in Zeeland blijven.
Zijn besluit was niet ten faveure van
het zoveel prestigieuzer Zuid-Holland
se gewest. Lelie ging voor de provin
cie zonder cardioloog, zonder long
arts, met één internist en na negen uur
's avonds geen boot meer op weg naar
Goes.
Er was geen enkele vorm van openba
re gezondheidszorg, noteert de
oud-GGD-arts. Afgezien van het
kruiswerk, particuliere initiatieven
die wijkverpleegkundigen rondzon
den. „Geweldig belangrijke mensen,
die wijkzusters. Er was een wel aantal
gemeenteartsen. Die werden ingescha
keld voor de keuring van de tuinman.
Ik heb werkelijk jaren nodig gehad
om het toenmalig bestuur in Zeeland
het inzicht bij te brengen van de nood
zaak van openbare gezondheidszorg.
Oud-gedeputeerde Wim Don heeft
daar veel aan gedaan, als voorzitter
van de Provinciale Raad voor de
Volksgezondheid. Met alle gemeenten
samen is toen de GGD Zeeland tot
stand gekomen. En die doet prachtig
werk. Maar als ik nu lees dat de ge
meenten de milieudokter wegbezuini-
gen, en zo meer", schudt hij mismoe
dig het hoofd. De GGD kreeg de afge
lopen jaren van Lelie's eigen inspectie
hoogst kritische rapporten te verstou
wen. Niet in het minst vanwege bezui-
nigigen als die op medische milieukun
de. Lelie haalt de schouders op. „Ach:
ik ben altijd zeer kritisch over kriti
sche inspectierapporten."
foto Mechteld Jansen
Hij scherst weer, uiteraard.
Onverschilligheid is geen karakter
trek van Lelie.
Alles draait om de patiënt, doceert
hij. Daarom is het aanbevelingswaar
dig voor een arts om zelf als patiënt in
een ziekenhuis opgenomen te worden.
Het overkwam hem tweemaal. „Niks
bijzonders. Een blindedarm en een gal
blaas. Maar het kleurt je blik op het
medisch bedrijf."
Bij het ouder worden komen meer
'kleine ongemakjes'. Staar is er zo
een, binnenkort moet hij daaraan ge
holpen worden. „Ik zit er tegenaan te
hikken", bekent hij. „Ik weet het: de
dokter is een hele goeie en 't is zo ge
piept." Bovendien is hij als bijklus
send studentenbroeder in het Wilhel-
mina Gasthuis van vele oogheelkundi
ge ingrepen vanover de schouder van
de chirurg - Lelie moest bijlichten -
getuige geweest. Of is het juist daar
om? „Maar da's vijftig jaar geleden",
wuift Lelie dapper weg. Hij wil door
kijkers kijken. Sterrenkijkers, en de
microscoop waar hij nog wat prepara
ten op wil nazien.
Hij is voorstander van de menselijke
maat. Protocollen, mooi, maar met
ruimte voor zorg op maat. Toezicht,
natuurlijk, maar met zicht op de pa
tiënt en niet te smorend. Na zijn pen
sionering was hij jaren lid van klach
tencommissies van ziekenhuizen.
„Dat geeft je onvermoede inzichten.
Het frapperde mij dat zoveel klachten
ongegrond bleken. De oorzaak lag
vaak in gebrek aan communicatie. Ik
nam voor klachtgesprekken als inspec
teur al uitvoerig de tijd en altijd rea
geerden mensen: 'als ik dat had gewe
ten...'
Hoe vaak gebeurt het niet dat een poli
uitloopt en er gemor klinkt in de
wachtkamer. Hoe anders wordt het
als er dan iemand binnenloopt die
zegt dat de dokter een slechtnieuwsge-
sprek heeft en dat het wel drie kwar
tier kan duren, u krijgt een kopje
thee..."
Het mag allemaal wat persoonlijk blij
ven, vindt Lelie. „Toen ik in Zeeland
kwam waren hier honderdtachtig dok
ters. Toen ik opkraste een kleine zes
honderd. Ik heb die jongens allemaal
met naam en toenaam leren kennen."
Niet in het minst omdat voorheen elke
nieuwe dokter zijn diploma ter visie
voor moest leggen aan de inspecteur.
Zo ook Lelie's vrouw, toen mejuf
frouw Wietske Haarsma, paramedicus
en tot voor zes jaar praktiserend Ce-
sar-oefentherapeute. Lelie tekende
haar papieren voor méér, grinnikt hij.
Een vrouw uit 'het veld' is een voor
recht, vindt hij. „Je kan eens met el
kaar spreken."
Na alle jaren dat zij hem vergezelde
bij de sociale functies waar inspecteur
Lelie verschijnen mocht, zijn de rollen
omgedraaid en vergezelt hij haar.
Naar de uitvoeringen van het Zeeuws
Orkest, waar zij celliste en secretaris
van het bestuur is.
Zijn toezicht op mensenmaat werd
ook door artsen gewaardeerd. Het ont
breken van een opknopersmentaliteit
werd bij zijn afscheid beloond met
een 'Lelie-stropdas'. Schaterend:
„Hoorde ik later over een internationa
le conferentie in Beaune in Frankrijk.
Daar stappen twee artsen in de hotel
lift met allebei die das om. Zegt de
één tegen de ander: 'Hè je ook op je la
zer gehad?'"
Claudia Sondervan
foto Cees Mooij/GPD
De Nederlandse bevolking vergrijst en
onze huisdieren vergrijzen mee. Mag
Bijke daarom met pensioen of moet hij tot
het bittere eind achter zijn bal aan blijven
hollen? Dat laatste dus, want „stilstand is
achteruitgang", zegt de hondentherapeut.
Hondenbazen bedoelen het natuurlijk heel
goed. Als zij met pensioen gaan, het rustiger
aan mogen doen en niet meer iedere dag van
alles moeten, mag ook de viervoeter in de
herfst van zijn bestaan een tandje terug.
Goed bedoeld, maar niet verstandig. Hele
maal fout zelfs. Want je moet je hond aan de
praat houden, dat adviseert gedragsthera
peute Debbie Rijnders. Rijnders is directeur
van Tinley, een onderneming die zich gespe
cialiseerd heeft in diergedrag. Ze kan niet
genoeg benadrukken dat een hond niet met
pensioen moet.
Omdat bazen him oude makker te veel met
rust laten, kan het waak- en slaapritme van
hun hond veranderen. Ook mensen die niks
te doen hebben, blijven langer op bed lig
gen. Dat is volgens Rijnders met honden
niet veel anders. Heel veel oude honden ver
tonen een omgekeerd waak-slaapritme. Ze
slapen overdag en staan 's nachts kwispe
lend naast het bed van de baas: hallo, tijd
om te spelen! Dat kan een teken zijn dat hij
begint te dementeren.
Oudere dieren worden ingetogener. Dat is
wat anders dan saai, maar je moet als baas
goed opletten, anders mis je zijn signalen.
Een oude hond wordt ook vergeetachtig. Je
moet het dier daarom zolang mogelijk in
zijn gewone doen laten en veel meer herha
len en repeteren dan bij een jonge hond. Het
aanleren van nieuw gedrag gaat moeizamer
en de hond aarzelt meer. Op bekend terrein
kijkt je hond je wagend aan. Wat moet hier
ook al weer gebeuren? Oh ja, achter de stok
aan rennen. „Een heel ontroerend beeld",
aldus Rijnders. „Hij vertrouwt steeds meer
op de baas."
Veel oudere honden kampen met zintuigver-
lies. Ze worden blind of doof. Hiermee sa
menhangend kunnen ze last krijgen van ver
latingsangst. Een hond wordt onzeker, als
hij niet goed meer kan zien en horen. Als de
baas dan ook nog weg gaat, hoe weet je dan
dat er iemand aan de deur is? De hond
neemt dan het zekere voor het onzekere en
begint alvast op voorhand te blaffen.Op het
gebied van de voeding kan het ook fout
gaan. Bazen denken dat het wel een tandje
minder en goedkoper kan, omdat hun hond
toch niet zoveel meer eet. „Dat is verkeerd.
Je moet niet beknibbelen op voer. Een oude
re hond heeft juist behoefte aan goede voe
ding zoals seniorvoer, dat een betere kwali
teit eiwit bevat."
Vanaf een jaar of zeven is een hond beter af
met seniorvoer. Dan is twee keer per dag
een beetje beter dan een keer per dag een
volle bak. Hou ook het gebit in de gaten.
Tandsteen en tandbederf kunnen voor flin
ke ontstekingen zorgen. Slijtage of botafwij-
kingen kunnen ook pijn veroorzaken. Daar
mee belanden we op de afdeling medicatie.
Ook op dat gebied is er voor de oudere hond
het nodige te krijgen. Op de allereerste
plaats staat de pijnstiller. Pijnklachten bij
oudere honden worden vaak verward met
ouderdomsklachten.
Een andere veelvoorkomende ouderdomst
klacht bij honden is dementie. Er zijn geen
testen om vast te stellen of een hond demèn-
teert. Er bestaan wel medicijnen die je kunt
geven bij gedragsveranderingen. Je moet al
leen uitsluiten dat er niet iets anders mis is.
Dus eerst de proef nemen met pijnstillers.
Dat vindt ook Matthijs Schilder, senior on
derzoeker van de faculteit diergeneeskunde
en biologie van de Universiteit van Utrecht.
„Je moet eerst alle andere oorzaken uitscha
kelen. Als pijnstillers niet helpen, kun je het
proberen met een middel als selgian of clo-
micalm. Uiteindelijk kun je dementie pas
echt aantonen als je de hersenen van de
hond na overlijden onderzoekt."
„Een belangrijk teken van dementie is chao
tisch gedrag. Het slaap-waakritme is ver
stoord, de hond is niet meer zindelijk, ver
toont agressie. Ook een hond die zijn eige
naar niet meer begroet of niet meer uit een
hoek kan komen, zijn typisch rariteiten die
horen bij niet goed werkende hersenen."
Marja Boonstra