PZC Als je alles dan barst 't Een beschermde wereld met open deuren BOEMHHMT EN gfDROQ opkropt een keer VOC-kamer Zeeland trekpaard economie 21 dinsdag 17 januari 2006 Lang heeft Rinus Rogge band zichzelf moed in gepraat. Na zeven magere jaren moeten er toch wel eens wat betere komen. Maar nee, de marges bleven smal voor het glastuinbouw bedrijf dat zij samen met zijn tweelingbroer en diens drie zonen had. Te smal. Vijf jaar geleden besloot hij eruit te stappen. Een drama tische beslissing. „Je staat er helemaal alleen voor. En in je eentje ga je door een hel. Daarom ben ik blij dat ik nu anderen misschien een beetje kan helpen bij het verwerken van wat ik ook heb doorgemaakt." Roggeband (62) is een van de vrijwilligers van Zorg om Boer en Tuinder (afgekort ZOB), een zelfhulporganisatie voor ondernemers in de agrari sche sector die door omstandig heden gedwongen zijn hun be drijf te beëindigen. Die omstan digheden zijn er volop: lage prij zen, tegenvallende opbrengsten door ziekten en plagen of door hagel, wateroverlast en droogte, onzekerheden over de overname van het bedrijf, knellende regels en voorschriften. Boeren gaan doorgaans collegiaal met elkaar om, maar in de land- en tuin bouw is het niet gebruikelijk emotionele zaken aan de orde te stellen. „Er rust een taboe op, zeker als het bedrijf om finan ciële redenen moet worden beëindigd", weet Roggeband. „Toen ik uit het bedrijf was ge stapt, bleef ik gewoon welkom in de kring van mensen met wie ik kaartte en biljartte, maar er was niemand die eens vroeg: hoe gaat het nu eigenlijk met je." Verzakelijking De boerenwereld is nooit een zachte sector geweest, maar de afgelopen tientallen jaren heeft de verzakelijking nog verder toe geslagen. Vroeger had de Zeeuw se Landbouw Maatschappij (ZLM) een sociaal-economische dienst met Ko Markusse aan het hoofd. De adviezen waren gra tis. Ook Markusse kon vaak niet anders dan concluderen dat een agrarisch bedrijf maar beter kon worden beëindigd omdat er geen toekomst meer in zat, maar hij ging vervolgens af en toe nog eens bij het gezin langs om een praatje te maken en op die ma nier te helpen het ingrijpende besluit te verwerken. De opvol ger van de ZLM, de Zuidelijker Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO), beschikt ook over so ciaal-economische voorlichters, maar hun diensten moeten wor den betaald. Van nazorg is daar door geen sprake. „Een ondernemer die door een of andere oorzaak gedwongen wordt met zijn bedrijf te stop pen, maakt een rouwproces door", zegt Henk Trimpe Bur ger. „Het helpt echt wanneer je er eens met een ander over kunt praten." Zelf moest Trimpe Bur ger (42, Kamperland) uit zijn fruitteeltbedrijf stappen nadat hij twee keer door een hernia was geveld. Ook hij werkt als vrijwilliger voor ZOB, „Je zou Bijna tweehonderd jaar lang was de Verenigde Oost-Indi sche Compagnie (VOC) een gro te speler op de arbeidsmarkt in Holland en Zeeland. Tussen 1602 (het jaar van oprichting) en 1795 vertrokken op de sche pen van 's werelds eerste multi national 973.000 opvarenden naar Azië en kwamen bijna 367.000 mensen daarvan terug. In de scheepssoldijboeken van de VOC is veel terug te vinden over de uitgezondenen. Waar zij vandaan kwamen, wat zij ver dienden, aan welke ziektes en gevaren zij bloot stonden en wel ke carrière zij maakten. Ver schillende archiefdiensten heb ben de soldijboeken deels op in ternet toegankelijk gemaakt. Het Zeeuws Archief werkte hier voor nauw samen met de Univer siteit Gent. De VOC was opgedeeld in zes zelfstandige kamers, met als cen trale directie de Heren Zeven tien. Na die van Holland was de Zeeuwse kamer de belangrijk ste. Vanuit en door het gewest werden heel wat schepen naai de Oost gestuurd. Daarvoor wa ren bemanningsleden nodig, evenals militairen om de 25 ves tigingen overzee in stand te hou den. Ruim de helft van het perso neel kwam uit het buitenland. Uitgevaren voor de Kamer Zee land is de titel van het boek, waarin de resultaten van het Zeeuws-Vlaamse project over de soldijboeken worden toege licht. Aangevuld met enkele al gemene hoofdstukken over de VOC. De onderzoekers van de Universiteit richtten zich op de periode 1700-1760. Een tijd overigens met enkele hongersnoden in de provincie en waarin heel wat Zeeuwen liever ter kaapvaart trokken, dan in dienst te treden van de VOC. De machtige onderneming onder vond bij de werving ook concur rentie van particuliere rede rijen, zoals de Middelburgse Commercie Compagnie. Zeker nadat in 1720 de West-Indische Compagnie haai- monopolie op de vaart naar West-Indië prijs gaf. Walcheren Nochtans voeren heel wat Zeeuwen onder VOC-vlag het zeegat uit. Tussen 1700 en 1760 bijna zestienduizend inwoners, het leeuwendeel afkomstig van Walcheren (ruim twaalfdui zend). Gegeven het feit dat zo'n 40 tot 45 procent van de Zeeuw se bevolking op Walcheren woonde is dat wel verklaarbaar. Ook de lange maritieme traditie van de Walcherse steden speel de mee. Er werden voornamelijk zeelieden geleverd, veel minder militairen. Het aandeel van in woners uit de Zuidelijke Neder landen was eveneens aanzien lijk: circa 12.500 (bijna 6500 uit Vlaanderen). De scheepssoldijboeken van de kamer Zeeland bieden ook in zicht in de sterftecijfers tijdens de tochten naar en van Indië. Plaats en datum van overlijden zijn vastgelegd. De onderzoe kers hebben met name de heen reizen doorgespit. Het gemiddel de sterftecijfer lag tussen 10 en 15 procent. Soms flink hoger. In 1721 deed het schip Heinkens- zand tien maanden over de reis en stierf bijna 30 procent van de opvarenden. Dit stond in schril contrast met de enkele maanden eerder vertrokken Nieuwvliet, die zeven maanden zeilde en ruim 4 procent aan sterfgeval len had. Scheurbuik Het geeft aan dat het leven aan boord van een Oost-Indiëvaar- der bepaald geen lolletje was. Leven in krappe, donkere en slecht geventileerde ruimten, ideaal voor het ontkiemen van ziektes. Eentonig en vooral vita mine-arm voedsel, met als ge volg de beruchte scheurbuik. Ook bestond het gevaar voor tro pische ziektes als malaria. Daar bij was er kans op omkomen tij dens slecht weer, gevechten of door bedrijfsongevallen (uit de mast vallen, overboord slaan). Zeelieden hadden een grotere kans op overleven dan militai ren. Het is niet vreemd dat de hogere rangen (officieren en in mindere mate onderofficieren) een lager sterftecijfer kenden dan de lagere rangen, dankzij beter voedsel, meer ruimte en minder risicovol werk. Het sterf tecijfer onder de Zeeuwen lag lager dan dat van de Zuidelijke Nederlanders (Vlamingen). Dat komt waarschijnlijk omdat uit het zuiden meer militairen dan zeelieden afkomstig waren. Degenen die overleefden kon den soms in Indië aardig car rière maken. In het boek komen verschillende voorbeelden aan de orde. Jan Ingeland uit Ant werpen begon in 1628 als adel borst en keerde in 1649 als koop man terug. Jacques Caulier ver trok in 1641 uit Zeeland in de rang van assistent en overleed in 1679 als goeverneur van de Coromandelkust. De kansen om als gewoon VOC-soldaat op te klimmen wa ren kleiner. Georg Schwarz mon stert in 1734 aan als soldaat op de Nieuw Walcheren. In Batavia werkt hij zich op tot kuiper en later herbergier. In 1741 keert hij terug, met aardig wat ge spaard geld. In Uitgevaren voor de Kamer Zeeland wordt het belang van de VOC voor de werkgelegen heid duidelijk. Zoals nu Sloe en Kanaalzone als trekpaard van de Zeeuwse economie worden beschouwd, zo vervulde de VOC-kamer die functie in de ze ventiende en achttiende eeuw. Een zeer beperkt deel van de werkgevers maakte fortuin; een veel groter deel stierf al tijdens de heenreis of de eerste jaren in Indië. Rinus Antonisse Uitgevaren voor de Kamer Zee land. Onder redactie van Jan Parmentier. Uitgeverij Walburg Pers, Zutphen. Prijs 24,95 euro. Het huis van de equipagemeester van de VOC in Middelburg De kinderboerderij aan de Evertsenlaan in Terneuzen is een drukbezochte plek. Even brood brengen voor de dieren, even eruit met de kinderen, even een ommetje ma ken. Verstandelijk ge handicapten van de stichting Tragel ver zorgen de dieren en on derhouden de stallen. In deze rubriek weke lijks bericht over het wel en wee op de Ter- neuzense kinderboer derij. Vrijwilliger Paul Collet met zijn ouders Jo en Irma op de kinder boerderij. foto Peter Nicolai De cliënten van de Stichting Tragel op de kinderboerde rij in Terneuzen merken er ge lukkig weinig van en de hoop is vurig dat dit ook zo blijft. Want stel dat er in de toekomst moet worden beknibbeld, dan kan dat verregaande gevolgen heb ben voor de verstandelijk gehan dicapte medewerkers van de boerderij. De Stichting Kinderboerderij, waarin de exploitatie van de Tragel-boerderijen in Terneu zen en Clinge is geregeld, komt jaarlijks zo'n 30.000 euro te kort. En dus is er een actieplan opgesteld, dat bedrijven en de gemeente Terneuzen ertoe moet bewegen om de portemonnee te trekken. Verontrustende kop pen in de PZC zetten bezorgde Zeeuws-Vlamingen de afgelo pen weken op een internetpagi na aan tot het smeden van een inzamelactie. Hoe en of die op roep daadwerkelijk een vervolg krijgt is nog de vraag, maar het geeft in elk geval aan dat het wel en wee van de kinderboerde rij veel mensen bezighoudt. Zo ook een paar meisjes, dat huis-aan-huis liedjes zong tij dens Drie Koningen. De op brengst stopten zij spontaan in de giftenpot van de boerderij. En wat te denken van de katho lieke kerk in Kloosterzande, die de opbrengst van een collecte tijdens de kerstmis (255 euro) aan de kinderboerderij schonk. Jo en Irma Collet uit Klooster zande deden toen ook een duit in het zakje. Him zoon Paul ver toeft sinds twee jaar elke woens dag op de boerderij. De andere weekdagen werkt hij op De Dag- boog, waar hij kaarsen maakt. „We zochten twee jaar geleden naar een passende doorbreking van zijn week. Vroeger vond hij het geweldig om op de boerderij van zijn opa met dieren bezig te zijn, dus hebben we ervoor ge pleit om hem op de kinderboer derij te laten werken. Dat heeft duidelijk vruchten afgeworpen. Hij heeft hier heel veel eigen waarde ontwikkeld, zijn sociale vaardigheden zijn ontzettend vooruitgegaan", vertelt Jo, die zich ook als lid van de cliënten raad van de Stichting Tragel met de kinderboerderij bezig houdt. Paul is dus helemaal op zijn plek op de boerderij. Elke dins dagavond legt hij zorgvuldig zijn rode overall en werkschoe nen klaar. Een woensdag niet naar de boerderij? Geen denken aan. „Als je dat zegt, is het huis te klein. Hij verheugt zich er tel kens weer ontzettend op. Paul voelt zich ook heel verantwoor delijk, omdat hij hier zijn eigen taken heeft. Hij maakt bijvoor beeld de stallen schoon. Sinds deze maand komt Paul hier ook elke dinsdag, omdat hij via het Regionaal Opleidingen Cen trum een cursus dierenverzor- ging volgt", zegt Irma. Jo en Irma namen de zorgelijke berichten over de financiële si tuatie de afgelopen weken met gemengde gevoelens tot zich. Be zuinigingen zouden immers ge volgen kunnen hebben voor Paul en de andere cliënten. Jo: „De kinderboerderij is eigenlijk een beschermde wereld met open deuren. Ik bedoel: dit een plek waar echt wordt geïnte greerd. Hier wordt iedereen in zijn eigen waarde gelaten. Het is ook echt de boerderij van de cliënten, niet die van de beheer ders. Kinderen kunnen hier zien dat gehandicapte mensen er dan misschien wel anders uit zien, maar toch hun eigen talen ten hebben. Paul is een heel vro lijke jongen, die juist hier impul sen krijgt om zijn open karak ter te stimuleren. Weet je, vol gens de beheerders zou hij een perfecte pr-man voor de boerde rij zijn. Zet hem aan de entree en hij lokt iedereen naar bin nen." Raymond de Frel Boerenacties in Wissenkerke, september 2001 foto's Dirk-Jan Gjeltema Protest bij Colijnsplaat, juni 2003 het liefst een oplossing willen bieden, waardoor iemand met zijn bedrijf vooruit kan. Maar de mogelijkheden daarvoor zijn meestal al uit en te na bekeken. Dan breekt het moment aan waarop er niets anders op zit dan de situatie accepteren. Een gesprek met iemand die je niet of nauwelijks kent, maar die zelf heeft ervaren hoe het is met je bedrijf te moeten stoppen, kan bijdragen aan het aanvaar den daarvan." Vrijwilligers Josje de Koning (52) uit Kamper land coördineert de activiteiten van ZOB in Zeeland. Ze werft vrijwilligers, geeft ze een trai ning en zorgt ervoor dat de acti viteiten van haar organisatie be kend worden bij instanties en personen die te maken krijgen met boeren en tuinders voor wie de agrarische sector geen voor uitzichten meer biedt. „We ho pen bijvoorbeeld dat vanuit de ZLTO en de coöperaties meer naar ons zal worden verwezen." De ZOB beschikt nu over vijf er varingsdeskundigen in Zeeland. Volgens De Koning gebeurt het hoogst zelden dat langdurige contacten ontstaan tussen een bedrijfsbeëindiger en een vrij williger. „Dat moedigen we ook niet aan. Het moet geen slepen de zaak worden. Daar zijn pro fessionele hulpverleners voor. Het gaat erom dat iemand zijn hart eens even kan luchten. Soms is één telefoontje al vol doende. Dat is dan al een uitlaat klep. Als je alles opkropt, dan barst 't een keer." Sint Annaland, november 2002 In de jaren dat ze met ZOB be zig is, heeft De Koning gemerkt dat de zorgen in de land- en tuinbouw toenemen en daarmee de verslagenheid, het verdriet en de woede dat een bedrijf niet kan worden voortgezet. Ze heeft wel de indruk dat er tegenwoor dig makkelijker over kan wor den gepraat dan tien jaar gele den. „Afgezien van de proble men waar ondernemers in de land- en tuinbouw te maken hebben, is dat wel een positieve ontwikkeling. Vroeger was alles erop gericht het bedrijf voort te zetten, of dat nu reëel was of niet. Steeds werden door advies diensten weer nieuwe teelten voorgesteld. We moeten er naar toe dat het stoppen met een be drijf wordt gezien als een gewo ne stap in het ondernemerschap. Je kunt beter besluiten te stop pen op een moment waarop je financieel nog niet volledig aan de grond zit." Ben Jansen Zorg om Boer en Tuinder is be reikbaar via Josje de Koning, 0113-370024.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2006 | | pagina 21