PZC
Slakken zijn geen enge beestjes
Soetelincxkerke leeft voort in naam Soelekerkepolder
weerwoord
namen
>J3die bijlagen: 0113-315680
SSS'ctieSpaf"1
i 31,4460 AA Goes
Kentie-explö'tat'e:
S e„Midden-Zeeland: 0113-315520;
i Jlaanderen: 0114-372770;
p:020-4562500.
1 jinsdag 17 januari 2006
Klapt januari
niet van kou,
dan zit men in
april in de rouw
<zA/[a£jaa%5.-2
Ze had het heel erg
druk, onvoorstelbaar.
Allerlei afspraken. Er la
gen brieven van de firma
van Fraassen en van Dage
vos. Ze zou maar eerst Mal
jaars bellen. Als die niet
thuis was, kon ze altijd nog
Ventevogel proberen.
Maljaars dus. Honderdtach
tig families Maljaars in de
ze regio geeft het telefoon
boek, zo'n kleine vijftig
Maljers. Opvallend weinig
komen die namen buiten
Walcheren voor. Er zijn
nogal wat varianten opgete
kend: Maaljers, Maeljaers,
Malj aarts en vele anderen.
Maar dat was vroeger.
Maljaars: geen eenvoudige
naam en de oorsprong is on
zeker. De naam zou afge
leid kunnen zijn van een
voornaam, van Malj aart.
Die voornaam zou dan uit
het Frans komen: Mailart.
Iemand heeft Maljaart afge
leid uit een Germaanse
voornaam. Dan zou het eer
ste deel magil of madel kun
nen zijn en het tweede
hard, dat 'terk' betekent.
Zeker is dat in ax-chieven in
Noord-Frankrijk en België
verwante voornamen voor
komen aan het eind van de
Middeleeuwen: Maelliaert
de Lantmeter bijvooi'beeld.
Er is nog een andere oplos
sing bedacht, die nog ster
ker naar Frankrijk wijst.
Maljaars zou een bei'oeps-
naam zijn. afkomstig van
het oude Franse woord
voor 'ijzeren ring, metalen
voorwerp'. Zo'n woord heb
ben we in het Middelneder
lands: maelge, malie. Denk
aan maliënkolder. Het
werd uitgesproken als maal-
je. Als beroepsnaam kan
Maljaars dan in oorsprong
ijzerwerker of zelfs smeed-
hamer betekenen. Voor el
ke familie moet je mis
schien zoeken in de archie
ven naar de oudste Mal
jaars.
Dat duurde Trudy MuiTe te
lang. Op deze manier
kwam ze aan zichzelf niet
toe. Ze moest ook haar nieu
we auto ophalen. En ze wil
de Laurentien of Louse-
wies uitnodigen voor het
weekeinde. Alles zat tegen.
Lo van Driel
«POLDERPEIL
Natuur tekenaar Adri Kar
man woont in Colijnsplaat,
op Noord-Beveland. Voor
Buitengebied trekt hij er
elke week op uit. In deze
rubriek vertelt hij in woord
en beeld over de natuur in
de polder.
Als wij de Soelekerkepolder
inrijden, dan overvalt ons
een soort gevoel van verlaten
heid. Dat komt mogelijk door
de boomloosheid van de polder
en de uitgestrektheid van de ak
kers alsmede de grijzige weers
gesteldheid van de dag waarop
wij de polder bezoeken. Met het
oog op het woord 'verlatenheid'
klopt dat gevoel enigszins met
de geschiedenis van de polder.
De naam herinnert aan het, tij
dens de Sint Felix-vloed in
1530, verdronken dorp Soeleker-
ke of Soetelincxkerke.
Van de verdronken dorpen tij
dens de genoemde vloed wor
den maar enkele teruggevonden
in de namen van de nieuwe pol
ders. Het valt daarbij op dat zij
veelal een naam hebben die ver
bonden is aan verdronken en
wederopgebouwde dorpen. Wis-
senkerke ligt in de gelijknamige
polder, Kortgene in de stadspol-
der, Geersdijk in de Geersdijk-
polder. Kats en Kamperland lig
gen weliswaar niet in de pol
ders van die naam maar er toch
dicht in de buurt. Het enige
dorp van voor 1530 wat niet
meer is opgebouwd maar in de
herinnering is vastgelegd door
er een polder naar te vernoe
men is Soetelincxkerke. Waar
het dorp precies gelegen heeft is
onbekend.
De verschillende bronnen geven
afwijkende locaties aan. Het is
duidelijk dat de polder is inge
dijkt (1818) en gekaveld met het
oog op een zo groot mogelijke
opbrengst. Door de grote vrucht
baarheid van de grond (op som
mige plaatsen 70 procent klei)
bracht de eerste koolzaadoogst
(dikwijls het eerste gewas in
een maagdelijke polder) maar
liefst het formidabele bedrag
van 104.514,34 gulden op, ter
Owens en Case-muurtjes aan de Soelekerkepolder.
illustratie Adri Karman
wijl de bedijking was aangelegd
voor een bedrag van 153.694,65
gulden. Er bestaat dus geen
twijfel over of de inpoldering
rendabel was. Men ging in die
tijd voor pragmatisch.
Ook de namen van de wegen
duiden daarop. Zo vinden wij
er de kruisweg (om de polder in
de lengte te kunnen doorkrui
sen oftewel bereikbar te ma
ken). Ook is daar de kruisdwars-
weg en de schaapskooiweg. De
laatste loopt dood tegen de voor
malige zeewering op de plaats
waar een schaapskooi was; Als
wij daar de dijk op gaan, dan
zien wij over de muurtjes heen
in de verte Veere. De akkers die
voor ons liggen waren voor de
afsluiting van de zandkreek nog
schorgebied. De herder zal zijn
schapen hebben geweid op de
voor de polder liggende schor
ren.
De eerste bedijkingen die men
maakte waren naar huidige be
grippen vrij laag en smal. In de
loop van de eeuwen zag men
zich, door de nooit aflatende
aanvallen van de zee, genood
zaakt deze steeds te verzwaren
en te verhogen. Op den duur
echter was de basisbreedte van
het dijldichaam te smal om de
verhoging aan de kruin door te
kunnen zetten. De taluds zou
den te steil worden wat een
zwakkere zeewering betekende.
Aan het begin van de twintigste
eeuw bedachten twee Engelse
ingenieurs, Owens en Case,
dij ksverhogingen met betonmu-
ren.
Op regelmatige afstanden wer
den penantpeilers geplaatst
waartussen in een uitsparing be
tonplaten werden geschoven.
Het muraltsysteem, wat later
meer gebruikt werd, bestond
uit muurmoten van enkele me
ters lengte met afzonderlijk ge-
betonneerde pilasters. Deze mu-
raltmuuren zijn ook zwaarder
en dikker. Met de uitvoering
van de dijken tot deltahoogte
zijn veel van deze muurtjes ver
dwenen. Aan de Soelekerkepol
der staan zij nog als een monu
ment van de strijd met de zee in
vervlogen tijden.
Van de zes boerderijen in de pol
der is de meest oostelijk gelegen
'Steenhove' wel de opvallend
ste. De stenen schuur heeft een
aan de buitenzijde ook waar
neembare afwijkende indeling
dan de meeste boerderijen op
het eiland. Over het algemeen
hebben de schuren een indeling
met twee dwarsdeelen. Deze
heeft het kenmerk van een
langsdeel aan een zijde van de
schuur. Opvallender is echter
het woonhuis. Dit heeft meer
het karakter van een statig he
renhuis met twee verdiepingen
dan van een traditionele boeren
woning. Een vooraanstaande fa
milie Tak uit Middelburg liet
het complex in 1844 bouwen en
ging er ook wonen. Van deze fa
milie horen wij meer als het
gaat om invloeden en bezittin
gen in het Noord-Bevelandse.
Even ten zuiden van de Steenho
ve ligt de voormalige hoeve
Landzicht, nu een gasterij met
diezelfde naam. Ten noorden er
van direct aan de weg ligt vol
gens de veldnamengids 'de keu-
tjesblok'. Met varkens heeft de
ze naam niets te maken. De zwa
re grond van de polder nood
zaakte de boer om naast stal
mest ook stadscompost door de
grond te verwerken. Deze com
post werd vanuit Veere aange
voerd. Hierin bevonden zich
ook onverteerbare resten als
potscherven pijpekoppen- en
stelen en kaurischelpen, die
'keutjes' werden genoemd. De
arbeiders die ze tijdens het be
werken van de grond vonden be
waarden ze en droegen ze bij
voorbeeld aan hun horlogeket
ting.
Zeeland ook een beetje nekt, is
het brakke karakter. Wij heb
ben nog maar erg weinig echt
zoet water gevonden."
Klimaat
Is dat wel aanwezig, dan wordt
ook meteen een groot aantal
zoetwatei-slakken ontdekt, zoals
oostelijk van het Schelde-Rijn-
kanaal. Een bijzondere vondst
noemt Raad die van een cilindri
sche korfslak in de Verdronken
Zwarte Polder, die waarschijn
lijk alleen in Zeeuws-Vlaande-
ren leeft. En op Walcheren is de
Veerse slak gevonden, die ooit
via de wolhandel met Schotland
binnen is gekomen. Het beestje
heeft de officiële naam rosse
haarslak gekregen. Raad signa
leert dat een aantal slakken van
uit het zuiden opkruipt en in
middels Zeeland heeft bereikt.
Hij schrijft dat toe aan de kli
maatverandering.
Volgens hem zijn slakken beslist
geen griezelige diertjes. „Als je
een slak ziet rondkruipen zijn
ze niet vies. Dan zijn het juist
uiterst keurige beestjes, die er
nog leuk uitzien ook", stelt
Raad. „Ze zijn ook niet eng.
Slakken bewegen niet snel, je
hoeft niet bang te zijn dat ze je
iets aandoen of in je broekspij
pen kruipen. Als je eens rustig
naar een slak kijkt, dan zie je
hem op zijn mooist."
Boosdoeners
Hij beseft dat de afwerende hou
ding van de mens ook veroor
zaakt wordt door schade die
slakken in de tuin kunnen aan
richten: de slakkenvraat. Min
der bekend is dat de meeste soor
ten geen levende planten eten.
De grote 'boosdoeners' zijn wat
dat betreft de segiijnslak (met
huisje) en de grote of gewone
wegslak (een naaktslak). „Tien
tallen andere soorten zitten niet
aan planten, maar verorberen
puur organisch materiaal. Ze zit
ten in de groep van opruimers,
Harry Raad van de Zeeuwse slakken werkgroep.
net als maden en wormen."
Raad vindt dat je de kat eigen
lijk niet op het spek moet bin
den. „Als je je portemonnee op-
straat legt, dan ben je die snel
kwijt. Als je een hosta plant,
weet je wat er kan gebeuren.
Heel schone tuinen, waarin
oude bladeren en zo netjes weg
gehaald worden, hebben wat
meer last van slakken dan de
wat rommeliger tuinen." Hij
wijst erop dat slakken niet al
leen hun nut hebben als oprui
mers, maar ook dienen als voed
sel voor veel andere dieren in de
tuin, zoals vogels, muizen, egels
en padden.
Het slakkenonderzoek (kenners
noemen de weekdieren mollus-
ken) is een initiatief van de stich
ting Anemoon en stichting
EIS-Nederland. In Zeeland blij
ven de slakken die in het (zoute)
water leven buiten beschou
wing. De zoekmethode is verge
lijkbaar met die voor bijvoor
beeld planten. De provincie is
opgedeeld in hokken, waarin de
vondsten aangetekend worden.
Raad betwijfelt of de hele pro
vincie wel binnen een redelijk
aantal jaren kan worden afge
werkt. De werkgroep, aange
haakt bij de KNNV-afdeling Be-
velanden, mist inbreng uit Tho-
len en Sint-Philipsland en
Zeeuws-Vlaanderen en Schou-
wen-Duiveland zijn nog maar
matig bezocht.
Keukenzeef
Meestal wordt maandelijks een
(natuur)gebied aangedaan.
Raad: „Het is vrij simpel. Slak
ken vliegen niet weg. Je kijkt of
ze tussen planten of strooisel zit
ten. Een beetje in de grond wroe-
De segrijnslak.
Hij noemt zichzelf geen ech
te slakkenfreak. Voor hem
zijn er in de natuur vele leuke
dingen te ontdekken. Maar in
middels hebben slakken bij Har
ry Raad uit Kruiningen wel een
streepje voor. Als coördinator
van de Zeeuwse slakkenwerk-
groep draagt hij een steentje bij
aan het Atlasproject Nederland
se Mollusken. Landelijk wordt
in kaart gebracht waar welke
soorten slakken te vinden zijn.
Inmiddels zijn zo'n 38 gebieden
in de provincie doorzocht, voor
al in Midden-Zeeland. De excur
sies leverden 51 soorten
landslakken op en 24 soorten
van binnendijks zoet en brak
water. Landelijk ligt dat op on
geveer 165 soorten. De Zeeuwse
'achterstand' is verklaarbaar,
legt Raad uit. „In de provincie
zijn verschillende milieutypes
niet aanwezig en dus ook niet de
slakken die daar voorkomen. Bij
voorbeeld uiterwaarden en kalk-
rijke grotere bosgebieden. Wat
De gewone of grote wegslak.
foto Willem Mieras
ten en je neemt een oude keuken-
zeef mee." Dat is soms nodig,
want hoewel er vrij grote slak
ken zijn (de segrijnslak zit tus
sen 3,5 en 4 centimeter), zijn er
ook uiterst kleine diertjes van
nog geen millimeter. Zo is op
het strand van Neeltje Jans de
nauwe korfslak gevonden, een
Europees beschermde soort, die
met het blote oog nauwelijks te
zien is.
Raad erkent dat de slakken best
moeilijk van elkaar te onder
scheiden zijn. „Het is verschrik
kelijk lastig, zeker als je pas be
gint. De ovale poelslak is jaren
lang verward met een broertje
of zusje, Het is een kwestie van
heel zorgvuldig determineren.
Er zijn gelukkig goede stan
daardwerken voor."
Rinus Antonisse
De witgerande tuinslak.
Wij vinden ze enge, vie
ze beestjes, die wij lie
ver kwijt dan rijk zijn. Ze
ker in de tuin, waar zij de
sla en hosta's belagen. Slak
ken - wij ervaren ze gewoon
niet als aaibare diertjes.
Harry Raad van de Zeeuwse
slakkenwerkgroep kijkt
daar anders tegenaan. Hij
onderzoekt, samen met een
aantal andere slakkenfans,
al enkele jaren welke soor
ten er in de provincie te vin
den zijn.