Alledaagse moed raakt weer in Je hoeft geen barmhartige Samaritaan te zijn, maar wel een fatsoenlijke Moed raakt weer in. Niet de moed van de verzetsheld, ook niet die van de terrorist, maar alledaagse moed. Van de politicus die tegen de stroom in gaat, maar ook van de burger, van onszelf. Wij hebben er kenne lijk te weinig van. „De samenle ving van nu is verdrietig, weinig idealistisch." Gerrit-Jan Wolffenspt in wel érg makkelijk achter elkaar aan." zaterdag 31 december 2005 26 foto Ruben Schipper/GPD -■m Sam van Musschenbroek is pas 23 jaar als hij tussen twaalf makkers staat om gefusilleerd te worden door de Duitsers. Dan moet hij twee stap pen naar voren doen en krijgt te horen dat hij, op grond van Duitse relaties, genade kan krijgen. „Elk pardon van Duitse zijde leg ik naast mij neer", zegt hij en doet twee stappen terug. Op 1 juli 1943 om 07.00 uur wordt in Overveen het vonnis voltrokken. Ruim zestig jaar later, op Bevrijdings dag, constateert kroonprins Wil- lem-Alexander dat vandaag de dag moed hard nodig is. „Ook een vrij, open land heeft moedige mensen no dig. Doorzetters die, ieder op hun ei gen manier, de vrijheid constructief invullen en daarmee zeker stellen voorde toekomst." In het najaar verschijnt het SCP-rap- port De sociale staat van het land, en ook daar springt het verlangen naar moed in het oog. Nederlanders vinden dat de politiek niet deugt en ambtena ren nergens goed voor zijn. Zij vragen zich af waar de rechtvaardige en moe dige leiders blijven. „De vraag naar moed, naar moedige mensen, moedige leiders, is een soort zoektocht: waar moeten we met de sa menleving naar toe?", constateert mo- raalfilosofe Marjolijn Februari. „Ook algemene deugden als rechtvaardig heid, verstandigheid en matigheid doen weer opgeld." Eén keer De Amerikaanse president Kennedy, die in de Tweede Wereldoorlog veel moed had betoond, legde ooit uit waarom het zo moeilijk is als politicus moedig te zijn: Je kunt het maar één keer zijn. Want al je collega's keren zich van je af als je niet meedoet en kiezers laten je vallen. Gerrit-Jan Wolffensperger herkent dat. Uit zijn tijd als politicus voor D66, maar ook als commentator bij de Volkskrant. „Op een gegeven moment schreef ik wat de krant er van vond en niet meer wat ik er van vond. Het is zo makkelijk om onderdeel te zijn van de stem die je geacht wordt te vertolken. Ik denk dat je moedig bent als je iets doet dat tegen de gangbare stroom in gaat; ongeacht of je steun krijgt, onge acht of je een meerderheid krijgt en ongeacht of het je baan kost." Wolf- fensperger vindt dat politici steeds meer meedeinen op wat er in de sa menleving leeft; zij zijn meer volger dan leider. „In de twintigste eeuw stonden politici voor het ideologisch goed van hun partij. Dat was een groot goed, belangrijker om over het voetlicht te brengen dan het incident van gisteren." Was de politicus altijd iemand die de samenleving wilde veranderen en daarvoor steun zocht, nu reageert hij vooral op impulsen van buitenaf, is hij een vertolker geworden van wat de samenleving wil. U vraagt, wij draaien. „Dat is ook het dubbele met iemand als Pim Fortuyn. Hij was ze ker moedig, op het roekeloze af zelfs, omdat hij dwars tegen de algemene po litieke mores in ging, maar tegelijk riep hij wat mensen wilden horen." In zijn periode als politicus verwierf Wolffensperger faam met een toe spraak waarin hij uitlegde waarom de Twee van Breda vooral moesten wor den vrijgelaten. Het ging om twee Duitse oorlogsmisdadigers die gevan gen zaten in de koepelgevangenis van Breda. Wolffensperger bepleitte vrijla ting van deze inmiddels bejaarde man nen, omdat hij dat beschouwde als Moraalfilosofe Marjolijn Februari: „De vraag naar moed is een soort zoektocht: waar moeten we met de samenleving naar toe? foto Evert-Jan Daniels/GPD een overwinning op het nazisme. „Laat zien dat je zelfs met zulke men sen netjes omgaat. Dat zijn de beginse len van ons strafrecht en daar moet je voor opkomen", zei Wolffensperger, zoon van verzetsheld Gerrit van der Veen. Hij werd geboren nadat zijn va der was geëxecuteerd. Zijn moeder hertrouwde later met een man die Wolffensperger heette. Een enkeling riep tijdens dat debat dat hij zijn vader verraadde, maar de meerderheid vond hem moedig. „Ik vind dat nog altijd niet. Er was voor mij geen enkele twijfel, ik deed wat juist was. Dat had heel weinig met mijn vader te maken." Of moed erfe lijk is, weet hij niet. Wel dat hij, zoals velen van zijn generatie, net zo goed wilde zijn als zijn vader. „Die kans krijg je niet. Omdat het geen oorlog is." Als je meent dat iemand moedig is om dat hij tegen de gevestigde orde of ge vestigde opvattingen in gaat, betekent dat volgens Wolffensperger nog niet dat hij gelijk heeft. „Dat leidt tot de vreselijke vraag: is Mohammed B. moedig? In principe wel, maar de sa menleving zit op dat soort moed niet te wachten." Minister Donner van Justitie vond hij daarentegen juist weer heel moedig na de twee incidenten met ontsnapte tbs'ers. „De publieke opinie is: levens lang vastzetten! Dan staat zo'n Don ner daar en die houdt de rug recht. Hij maakt heel duidelijk dat hij het heel erg vindt, maar dat hij daarvoor geen waardevol systeem wil afbreken." Hij noemt nog iemand: de rechter die Volkert van der Graaf veroordeelde tot achttien jaar cel. „De samenleving had het liefst gezien dat Volkert werd opgehangen en wilde toch minimaal levenslang. Die rechter stond onder gigantische maatschappelijke druk en hij zal vast wel hebben getwijfeld: doe ik wat maatschappelijk wenselijk is of waarin ik ben opgevoed? Hij heeft gekozen voor rechtvaardigheid en heeft het Nederlands rechtssysteem gevolgd. Ik denk dat je dat moedig kunt noemen." Heilige Dat is weliswaar niet de moed van ver zetsmensen als Gerrit van der Veen en Sam van Musschenbroek, maar die was dan ook uitzonderlijk. „Een more le voortreffelijkheid, die je niet van een mens kunst verlangen", zegt mo raalfilosofe Februari. „Het kan die nen als voorbeeld, maar in het dage lijkse leven gaat het er niet om dat je een heilige bent. Je hoeft geen barm hartige Samaritaan te zijn, maar wel een fatsoenlijke Samaritaan. Spreek elkaar aan op gewone moed, op gewo ne deugden. Je hoeft echt niet te eisen dat iemand in een leprakolonie gaat wonen." Kroonprins Willem-Alexander sprak op 5 mei ook vooral over moed die voor iedereen haalbaar is. „Het is be langrijk diep in onszelf te kijken en te speuren naar dat kleine beetje helden materiaal, om ook ons eigen steentje bij te kunnen dragen. Alledaagse moed, moed van de ene mens tegen over de andere. Want vrijheid ver dient zorg en onderhoud en een voort durende waakzaamheid." Zoals de Duitsers het noemen: Zivilcourage. „Zij weten als geen ander volk waar een gebrek aan dergelijke moed toe kan leiden", zei hoogleraar rechtsfilo sofie Andreas Kinneging onlangs tij dens een symposium over moed. Maar, merkte hij eveneens op, van moed kun je ook te veel hebben. „Is de lafaard een probleem, zowel op het slagveld als daarbuiten, de over moedige is dat in even grote, zo niet grotere mate. In een maatschappij van lafaards gebeurt niets, in een maat schappij van overmoedigen gebeurt te veel, te snel, te makkelijk. De overmoe dige kent namelijk geen angst, hij meent alles en iedereen aan te kun nen. Wie zich onaantastbaar, onfeil baar en onkwetsbaar voelt, is hoog moedig. Die komt, zoal men weet, voor de val." Kinneging schetste een beeld van Ne derland als een land waarin lafheid en overmoed vaak om voorrang strijden. Lafheid wordt verkocht als prudentie, gematigdheid en vredelievendheid. Overmoed is omgedoopt tot durf, crea tiviteit en vernieuwend zijn. „Het zou een nog fijner land zijn als we deze twee klippen wat beter wisten te om zeilen." Dat kost tijd, want deugden moet je inslijpen, stelt Februari. „Zo als Aristoteles zei: praxis. Als je de slag te pakken hebt, dan kun je het va ker zijn: een moedig mens. Ik eis van niemand dat-ie zich laat doodschie ten. maar ik vind dat burgers veel moediger moeten zijn. Eis het niet een zijdig van iemand boven je, of dat nou een baas, een politicus of God is." „Als iets niet goed gaat, dan moeten ook werknemers er werk van maken. Juist in je werk is moed een kernbe grip. Het Openbaar Ministerie maakt voortdurend fouten, de verkeerde men sen worden veroordeeld, maar nie mand heeft de moed om op te staan. Ook niet in de zaak-Nienke, waarvan intern al jarenlang bekend was dat Kees B. ten onrechte was veroordeeld. Dat schokt mij diep, heel diep." Baan Mensen zijn bang dat ze alleen komen te staan, dat ze hun baan kwijt raken. Heel menselijk, zegt filosofe Februari, maar is dat nou het ergste? „Je kunt een andere baan zoeken. Je leeft vol gens mij toch prettiger als je het wél zegt. Ja, daar ben ik streng in. Je wordt met meteen doodgeschoten. In dat geval wil ik wel met. mijn hand over het hart strijken, je kunt moeilijk moed van iemand eisen in het aange zicht van de dood. Van werknemers- moed moeten we werk maken, alle maal. Je hoeft echt niet meteen alles op het spel te zetten, maar een klein beetje moed om een ideaal na te stre ven mag wel. Probeer van onderop dingen te veranderen, zoek pakweg twintig mensen bij elkaar. De mensen die ergens last van hebben, die moe ten het veranderen. Niet de ander. Als ik ergens een lezing houd, zeg ik ook altijd: Het ligt aan jullie. Als iedereen z'n mond houdt, is dat ontwrichtend voor de maatschappij." Wolffensperger weet niet of je zulke moed kunt eisen. „Het omgekeerde wel: je mag beslist van mensen eisen dat ze niet gaan collaboreren, niet hun collega's bespionneren of aange ven." In de filosofie zijn twee manie ren om naar het handelen van mensen te kijken. Utilitair: wat levert het op? En deontologisch: je kijkt naar het ka rakter van de handeling zelf, of die deugt; handel zo dat het een richt snoer kan zijn voor anderen. Oergevoel Bijvoorbeeld kindsoldaten die weige ren een ander kind dood te schieten. Februari: „Dat is misschien nog meer dan moed, het is een oergevoel voor wat goed en fout is. Je staat voor iets goeds zonder berekening of het je wel uitkomt of niet. Dat is nog alomvatten- der dan moed, hoewel je het ook more le moed kunt noemen." Wolffensperger herkent dat, van zijn vader. „Hij was geen enkele politieke richting aangedaan, hij was kunste naar. Hij kwam in opstand op een mo ment dat voor hem in strijd was met elk fatsoen in de samenleving: onder drukking en jodenvervolging. Daar van zei hij: Dat kan dus niet. Dat was volkomen autonoom, hij stelde het zelf vast, en hij aanvaardde de conse quenties daarvan. Dat zou niet ieder een doen die tot dezelfde constatering kwam. Bij mijn vader was het een ethisch besef. Bij veel anderen, zoals gereformeerden en communisten, kwam het voort uit ideologie." Februari ziet dat de moderne tijd veel utiliteitsdenken kent, maar dat het an dere denken voorzichtig in opkomst is. Volgens Wolffensperger komt dat door de globalisering en medialise- ring, die mensen angstig maakt. „Er verandert heel veel en je maakt het ook allemaal real-time mee. Dat maakt mensen onzeker over waar het allemaal naar toe gaat en dat leidt weer tot behoudzucht. De samenle ving van nu is verdrietig, weinig idea listisch." „We zoeken naar nieuwe zingeving: hoe kunnen we iets voor een ander en voor de samenleving doen? De vraag is of we nieuwe idealismen kunnen vinden. Ik denk dat moed er één van is en meteen een hele belangrijke. Maar er is meer nodig, want moed is toch vooral individueel. Zingeving gaat over groepen." „Als we niet oppassen blijven we, om eens managerstaai te gebruiken, een niet-moedige samenle ving. Want dat zijn we. We hobbelen wel érg makkelijk achter elkaar aan. Moed is geen streefgedrag. terwijl dat lange tijd wel zo is geweest, bijvoor beeld door de bijbelverhalen." „Tegenwoordig heerst een beetje de mentaliteit van de jaren zeventig, tachtig: we gaan er van uit dat we vast niet zo dapper zullen zijn als die verzetsmensen in de oorlog. Je hoort te zeggen: Ik neem mij voor om mij re delijk moedig te gedragen en als het zo ver is, zien we wel hoe we het er van afbrengen. Het kan best tegenval len als de situatie zich voordoet, maar in aanleg hoort moed als een soort hei lige graal in de lucht te hangen." Dick Hofland

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 26