Je mankeert toch
niks aan je handen?
De Oost-Indiëvaarder Rooswijk is net een tijdcapsule
23
Harry Thijsse, door het leven getekend
zaterdag 17 december 2005
Een eerste kennismaking kan
wat verwarrend overkomen.
Iedereen kent hem als Harry,
maar eigenlijk heet hij Willem,
zo volgt uit zijn ene voorletter.
Hoe dat zo gekomen is? „Ik heb
geen idee, ik weet niet beter." En
zijn achternaam, schrijf je die ij
nu met puntjes of als de Griekse
variant? Zelf geeft hij de voor
keur aan de i-grec. „Dat schrijft
een stuk makkelijker. Maar offi
cieel is het een lange ij." Zelfs
zijn geboorteplaats Amsterdam
is misleidend, maar verwijst wel
naar de wortels van zijn biologi
sche vader. „Ik heb er nooit ge
woond of wat dan ook. Het
kwam toevallig zo uit. Ik ben een
echte Brouwenaar, in hart en
ziel."
Toen Harry, oudste van twee jon
gens en twee meiden in het gezin,
als bankwerker van de LTS kwam,
stond eigenlijk bij voorbaat vast dat
ook hij naar zee zou gaan. „Daar groei
je zo mee op. Als kind zat je al van
jongs af aan om vier uur 's ochtends
aan de gamalentafel. Te pellen, totdat
je om acht uur naar school moest. En
je kon zorgen dat je om twaalf uur
weer thuis was, want er was nog meer
te doen! 's Middags om vier uur stond
er dikwijls nog een emmertje voor je
klaar. Ik heb meegemaakt dat ze in de
hoop garnalen op tafel een snoepje
verstopten. Wie het eerste klaar was,
mocht dat snoepje hebben. Zo ging
dat, je wist niet beter. Spelen? Dat
deed je in het weekeinde. Of tussen
door, wanneer er geen garnalen wa
ren, want dat gebeurde ook vaak ge
noeg. Ik wil ook zéker niet zeggen dat
ik een rotjeugd heb gehad. Je was blij
met wat je had. Een oude rotbrommer
die was opgeknapt bijvoorbeeld. Daar
moest je het mee doen en dat was
goed. Tegenwoordig rijden ze rond op
scooters van minimaal vijfduizend eu
ro en nog zijn ze ontevreden. Wij heb
ben geleerd eerst de rekeningen te be
talen en vervolgens kijken wat je over
houdt voor andere dingen. Heb je dat
niet, dan was het die maand gewoon
klaar."
Achttien was Harry toen hij met va
der mee naar zee ging. Alleen de mili
taire dienstplicht en een halfjaartje
Rijnvaart kwamen daar nog tussen.
Vijf jaar later, hij was inmiddels ge
trouwd, zou zijn leven een drastisch
andere wending aannemen.
Op de rijksweg N57 ter hoogte van
Serooskerke werd zijn auto van de
weg gedrukt. „Die man wilde mij inha
len, zag een tegenligger aankomen,
kon niet meer tussen mij en mijn voor
ganger in komen en daar ging ik.
Met een beetje geluk eindig je in de
sloot en hoeft er verder niet veel aan
de hand te zijn, maar ik knalde vol te
gen een tractordam en werd uit de au
to geslingerd."
Aanvankelijk leken Harry's verwon
dingen niet bedreigend, maar een mo
ment van onachtzaamheid in het zie
kenhuis van Zierikzee pakte voor hem
funest uit. „Ik ben lopend het zieken
huis ingegaan en er plat weer uitgeko
men."
Door de klap waren zenuwen in zijn
rugwervel bekneld geraakt. „Toen ik
het ziekenhuis binnenkwam, hadden
ze daar nog geen erg in. 's Nachts zijn
ze met me aan het draaien en keren ge
gaan en opeens kwamen ze er achter
dat mijn benen het niet meer deden.
Ze hebben me nog met spoed naar Rot
terdam gebracht, maar het was al te
laat. De boel was van binnen door die
verschoven wervels afgesneden."
Gevolg: een dwarslaesie, van teen tot
middenrif voor driekwart verlamd.
„Tegenwoordig krijg je na zo'n onge
luk gelijk een kraag om je nek en ne
men ze geen enkel risico. Als ze dat
toen ook hadden gedaan, had ik nu
nog gelopen. Daar twijfel ik geen mo
ment aan."
„Of ik heel erg boos ben geworden?
Daar krijg je geen tijd voor, niet in het
begin althans. De eerste veertien da
gen hebben ze nog geprobeerd me wijs
te maken dat ik toch nog overeind zou
kunnen komen. Dan pakken ze je on
der je knie, schuiven je onderbeen te
gen je kont en moet je proberen je
been zo een bepaalde kant op te laten
vallen. Vijftig procent kans dat die
boel de goeie kant op bungelt.Na
een week of drie ben ik naar het revali
datiecentrum in Leersum gebracht.
Daar zeiden ze bij het intake-gesprek
gelijk recht voor z'n raap: 'Meneer
Thijsse, lopen zult u nooit meer.' Toen
kwam voor mij pas echt de grote klap.
De eerste twee, drie maanden wil je
helemaal niks meer. Waarom zou je
nog? Gaandeweg zie je weer wat licht
in die tunnel, maar je hele wereld
staat op z'n kop."
Huwelijk
Anderhalf jaar na het ongeluk, liep
ook zijn huwelijk op de klippen. Tus
sentijds had Harry nog wel het geluk
van de geboorte van zijn zoon te mo
gen genieten.
Richard (inmiddels 29 jaar) woont in
Zoetermeer en ze spreken elkaar regel
matig. Harry ziet niet om in wrok
den kennen. Ik spreek niemand meer
van vroeger. Maar je krijgt er weer
een heleboel andere dingen voor in de
ill
Naam:
Harry Thijsse
Geboren:
28 juli 1951, Amsterdam
Woonplaats:
Nieuwerkerk-
Opleiding:
Lagere school in Brouwersha
ven en LTS in Zierikzee
Beroep:
garnalenvisser, binnenvaart
schipperen tegenwoordig onbe
zoldigd bestuurder in diverse be
langenorganisaties voor mensen
met een beperking.
Burgerlijke staat:
gescheiden, samenwonend met
jongste halfzus en persoonlijk
verzorger Agnita Wesdorp
Kinderen:
zoon Richard (29)
Hobby's:
vissen, vliegeren, uit eten gaan,
biljarten en klaverjassen
naar zijn ex-vrouw. „Het was een heel
gereis voor haar tussen Zierikzee en
Leersum, dat werkt niet. En dan nog
vrienden die op je inpraten van: wat
moet je toch met zo'n gehandicapte
man?" Harry neemt een lange pauze,
denkt diep na. En zucht: „Tsja, zo
gaat dat."
Maar dat het ook anders kan, bewijst
Foppe. Alleen al bij de gedachte aan
zijn goede vriend, veert Harry hele
maal op.
Foppe was zijn kamergenoot in het re
validatiecentrum; verloofd met Henny
toen in het zwembad iemand vanaf de
duikplank op zijn hoofd dook. „Foppe
heeft een hoge dwarslaesie opgelopen,
is er erger aan toe dan ik. Maar toch
zijn ze later getrouwd. Wat dat betreft
heeft hij geluk gehad. Ik heb heel veel
aan Foppe gehad. We hebben elkaar
er doorheen gesleept. Wat hij dacht,
deed ik. En nog steeds. Soms maakten
we het zo bont in het revalidatiecen
trum dat ze ons op aparte kamers wil
den stoppen. Het is waar, je wereld
stort compleet in wanneer zo'n onge
luk je overkomt. Je leert je echte vrien-
Na bijna twee jaar in het revalidatie
centrum keerde Harry terug in Zierik
zee, waar hij in de binnenstad een klei
ne, aangepaste woning kreeg toegewe
zen.
Twee hulpen verder besloot halfzus
Agnita bij hem in te trekken - inmid
dels alweer 22 jaar geleden - en ver
huisden ze naar een ruimer huis op
maat in Nieuwerkerk. Agnita (tegen
woordig ook beheerder/klusjesvrouw
van het dorpshuis in Scharendijke)
kwam zonder werk te zitten en ver
koos de verzorging van broer Harry
tot haar ultieme taak. Ze ziet het aller
minst als een opoffering van het per
soonlijke leven, zegt zus zelf. „Ik heb
mijn moeder en m'n broer, die gaan
voor. Iets anders interesseert me ge
woon niet."
Ook Harry ziet de bijzondere verhou
ding met zijn zus niet als een belemme
ring voor een mogelijke nieuwe lief
desrelatie: „Daar heb ik geen behoefte
aan. Ik heb al genoeg teleurstellingen
gehad. En wees eerlijk, wie wil er nou
een gehandicapte man? Ja Henny,
maar dat is een geval apart. Agnita is
mijn strohalm. Wanneer je zo'n aan
bod krijgt, dan kun je dat toch niet
weigeren! Ze is de rode draad in mijn
leven. Zonder haar zat ik in een ver
pleeghuis en kon ik niet doen wat ik
nu allemaal doe. Ze is een keiharde
leermeester. Wanneer er iets moet ge
beuren, durft ze gerust te zeggen: 'je
mankeert toch niks aan je klauwen!'
Aardappelen schillen bijvoorbeeld. In
het begin deed ik er twee uur over,
maar het ging. Nu lukt het me om in
goed vijf minuten een pannetje vol te
krijgen voor z'n tweeën. Je krijgt er
een bepaalde handigheid in. Maar als
iemand je telkens van alles uit handen
neemt, leer je het nooit."
Bestuurder
-Het heeft Harry gemaakt tot wat hij
nu is: penningmeester en begenadigd
tafeltennisser van sportvereniging
d'Antilopen, regiobestuurder en pen
ningmeester van de Nederlandse
Bond voor Aangepast Sporten (Ne-
bas-Nsg), secretaris van de Cliënten
raad Schouwen-Duiveland, voorzitter
van het Platform voor mensen met
een beperking, vertegenwoordiger in
het Regionaal Overleg Oosterschelde,
coördinator voor de jaarlijkse collecte
van het Nationaal Fonds Sport Gehan
dicapten (NFSG) én drijvende kracht
achter de tweejaarlijkse cursus rol
stoel- en scooterrijder die inmiddels
provinciaal en landelijk navolging
heeft gekregen.
Wat hij 'te voet' af kan, naar vergade
ringen, rijdt hij in zijn elektrische rol
stoel. Inclusief pleziertochtjes jaar
lijks goed voor zo'n 6500 kilometer op
de teller. Voor de grotere afstanden
heeft Harry zijn busje en Agnita als
privé-chauffeur.
„Hoe het is om op Schouwen-Duive
land gehandicapt te zijn? Niet opti
maal. Er zijn betere plekken, het kan
er mee door. De afgelopen jaren is er
een hoop verbeterd, maar Zierikzee
bijvoorbeeld blijft een crime wat de
toegankelijkheid van winkels betreft.
Al die stoepjes, weg ermee! Of anders
in ieder geval goede opritjes. Kijk
naar Middelburg, net zo historisch,
maar daar kan het wel. Een kwestie
van de straat ophogen. We hebben het
er vaak genoeg over gehad met de ge
meente, maar dan krijg je steevast te
horen dat het niet in het stadsbeeld
past. Een stopwoordje in Zierikzee!
Aan de andere kant heb ik wel de in
druk dat het belang van de bouw van
levensloopbestendige woningen goed
is doorgedrongen. Nieuwe huizen wor
den nu zo gebouwd dat je simpel met
het verplaatsen van een muurtje al
een heel eind bent om de woning ge
schikt te maken voor een rolstoel. Wat
dat aangaat zijn ze hier best ruimden
foto Mechteld Jansen
kend." De visserszoon had nooit kun
nen bevroeden dat hij een vergadertij
ger zou worden, moet Harry erken
nen. In die zin heeft het ongeluk zijn
leven ook een heel andere wending ge
geven.
Aan al z'n bestuursfuncties heeft hij
een volledige baan, onbezoldigd. „Ik
ben nu 54, dus eigenlijk zou ik langza
merhand wel wat willen overdragen
aan een jongere generatie. Als ik over
de Zeelandbrug rij en in de diepte
overal die bootjes zie dobberen, dan
denk ik: 'Hartstikke leuk en waar
moet jij vandaag weer naar toe? Naar
Middelburg!' Van alles wat ik doe,
zou ik niet weten wat ik eerst zou kun
nen afstoten. Ik zou ook niet overal
mee stoppen, 's Ochtends je bed uitrol
len, krantje lezen, boterhammetje,
middagdutje, kopje theedrinken, eten
en dan weer naar je nest; ik moet er
niet aan denken! Toch zijn er veel die
zo leven. Te veel. Omdat ze niet heb
ben geleerd voor zichzelf op te komen.
We zijn al een eind, met z'n allen in
Nederland. Maar er valt zeker ook
nog een hoop te winnen.
Marcel Modde
U740 verging het VOC-schip
Rooswijk met man en muis
orde kust van Zuid-Enge
rd Deze zomer haalden dui-
R kisten vol zilver en dertig-
Bffld munten, de grootste
X7-schat in 25 jaar, uit het
r^naar boven. Restaurator
c van der Horst van het
®eepvaartmuseum was erbij.
Jee, hij is heus niet schathemel-
"njk. „Een onkostenvergoeding
Wnbiertje in de pub. Meer heb ik
net aan overgehouden. Ja, een
^ervaringen en een onvergetelij-
vakantie natuurlijk.
van der Horst heeft van juni tot
rtus deel uitgemaakt van het
Jleam dat de lading van de Roos-
Naar boven haalde. Zijn rol was
"ie van deskundige. De ande-
verzamelden, hij vertelde wat het
B' «n dankbare taak.
Even voor het beeld: dan staat daar
op het dek een gesloten langwerpige
grenenhouten kist. Druipend van het
zeewater. De metalen handgrepen,
de twee hangsloten en het beslag zijn
in het zoute water vergaan, alleen de
afdrukken zitten er nog. 265 jaar
heeft die kist onder water geleden, en
hij mag als eerste kijken wat erin zit.
Een jongensdroom?
Van der Horst doet er ietwat laco
niek over. „Ik wist al dat er zilversta
ven in zouden zitten." Eenzelfde
soort kist lag al geopend op de zeebo
dem. In totaal zijn duizend van die
staven zilver gevonden. Zonder die
twinkeling in zijn ogen zou je nog
denken dat hij na zijn zesde
VOC-wrak blasé is geworden. Hij is
immers na 25 jaar schatduiken wel
wat gewend. Laat hij het zo zeggen:
hij heeft al heel wat zilver voorbij
zien komen.
Met dit verschil dat dit het logo van
de VOC droeg - dat was ook voor
hem nieuw.
Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam beschikt over een model dat tot in de
tail op de Rooswijk lijkt.
Trouwens: „Ze hadden die staven
heel rommelig gestapeld. Je ver
wacht dat ze verpakt zijn in stro of
turf, en dat ze het logo naar boven
foto GPI)
leggen, maar nee hoor." Van der
Horst vond de kist interessanter dan
de inhoud. „Er stond een B ingesla
gen. Dan denk ik: wie heeft die kist
vervaardigd?" Achter elk gevonden
object, of het nu een gesp, een kaar-
sendover of een tinnen mosterdpotje
is - 'met lepel er nog in' - zit een ver
haal. In het beste geval gaat het voor
Van der Horst leven. Eén van de
mooiste vondsten is een klein doosje
met stro, waartussen 23 brillengla
zen staken, door een Amsterdamse
brillenmaker gemaakt. „Iemand
heeft dus heel lang op zijn lenzen ge
wacht", zegt de restaurator, die het
duiken er als hobby bij doet.
Geschutspoort
Het team vond ook een geschuts
poort. Zijn ogen beginnen weer te
glimmen, want alles wat meer infor
matie geeft over de scheepsconstruc-
tie - er zijn geen tekeningen van de
Rooswijk - zijn hem het dierbaarst.
Verder werd een gouden ring gevon
den, zonder initialen. „Die moet wel
van de kapitein of van een opper
koopman zijn geweest." Een tinnen
injectienaald, twee kisten met zadels
en een kist die nog niet geopend is.
„We wilden met röntgenapparatuur
kijken wat erin zit, maar we komen
er niet doorheen." Nog meer zilver?
„Ik denk musketten, aan de kist te
zien." Ook vonden de bergers heel
veel natuursteen, dat niet alleen als
ballast diende, maar in de Oost als
bouwmateriaal zou worden gebruikt.
Zelf is hij uiteraard ook naar bene
den gedoken. Hij zag kanonnen, veel
hout, musketten, flessen wijn, soms
onderdelen van een schoen. Geen ske
letten in elk geval. Alles lag over een
oppervlakte van vijftig bij dertig me
ter verspreid. „Alsof je in een tijdcap
sule stapt."
De waardevolste spullen zijn na
maanden duiken naar boven ge
haald. Dat gebeurde overigens in het
diepste geheim, om te voorkomen dat
andere duikers er met de buit van
door zouden gaan. „Het is een klein
wereldje." Als het duikschip terug
moest om diesel te tanken of voedsel
in te slaan, bleef een klein bootje met
bewakers achter. Je weet immers
nooit. Het wrak ligt er overigens nog,
en kapers liggen altijd op de kust.
Dus loopt het gezelschap (afgezien
van Van der Horst allemaal Britten)
nog steeds het risico dat een ander
groepje aan het schatzoeken slaat -
illegaal dan. Van der Horst en zijn
team hadden van de Nederlandse
staat een vergunning gekregen om de
boel op verantwoorde wijze op het
droge te brengen. Sinds jaar en dag
gaat 25 procent van VOC-vondsten
naar de staat en 75 procent naar de
vinders. In dit geval gaan alle objec
ten naar musea in Nederland en
komt een deel van het zilver ten goe
de aan Van der Horst en zijn colle
ga's - al is nog onbekend hoeveel dat
is. Hoe dan ook, het onderzoeksteam
investeert de opbrengst in volgende
expedities. Dat geld heeft het hard
nodig, want alleen al met het bergen
van de Rooswijk is het nog lang niet
klaar. „We zijn nog jaren bezig."
Malika Sevil