Mijn geest werkt met zijsporen Meneer Dinges weet niet wat swing is 23 Zadie Smith EIGENLIJK: Genoteerde klanken C.B. Vaandrager woensdag 7 december 2005 ijf jaar geleden werd Zadie Smith inge haald als de laatste hoop van de Britse literatuur. In haar nieuwe roman Over schoonheid strooit ze met ideeën en behandelt ze tal van hedendaagse thema's. Maar: „Ik ben niet geïnteres seerd in romans over de toe stand in de wereld. 11 septem ber? Weinigen voelen zich ver plicht over Bhopal te schrij ven, waar toch tienduizend mensen binnen een uur stier ven." Met haar roman was ze ge nomineerd voor de Book er Prize, maar Zadie Smith (30) is blij dat ze niet heeft gewon nen. „Dat zou zelfs een ramp zijn geweest." 's Middags werd haar vader halsoverkop naar het ziekenhuis vervoerd, nog on der het diner bij de prijsuitrei king was ze alweer vertrokken. „Een surrealistische avond. Win nen was onmogelijk, want wie wint moet tot drie uur 's nachts blijven." De nominatie gold haar derde roman: Over schoonheid (On beauty). Een grote roman met tientallen personages, waarin de controverse tussen twee el kaar met boeken over Rem brandt beconcurrerende hoogle raren op de spits wordt gedre ven en hun gezinnen met elkaar te maken krijgen. Een heerlijk boordevol boek over het moder ne gezinsleven in multiculturele tijden. Het verenigt het beste in zich van boeken als The war between the Tates van Alison Lurie, waar het om universitaire huwe lijksperikelen gaat, The line of beauty van Alan Hollinghurst, wat betreft de betere kringen, en I am Charlotte Simmons van Tom Wolfe, over het leven op de campus. En ook vind je er echo's in terug van Howard's end van E.M. Forster, een van haar favo riete auteurs. Een van de hoogle raren om wie de roman draait, heet ook Howard. Met deze Ho ward Belsey begon voor Smith de roman. „Ik begin met een persoon en zoek dan mijn weg. Ik heb voor af nooit grote plannen. Als de karakters met elkaar in contact komen, wordt het allengs gecom pliceerder. Ik plan niet veel, al leen het begin. Het is veel impro visatie. Ik hoef ook nooit veel aan research te doen. Het gaat alleen om mensen. Zij moeten niet meer kennis hebben dan ze van nature hebben. Ik moet ze niet intelligenter maken dan bij hen past. Howard is een profes sor, dus hij moest wel enige ken nis hebben. Toch is dat niet het belangrijkste aan mijn boek, dat is toch de botsing van de karak ters." Hoe levensecht de lezer de perso nages ook ei-vaart, voor Smith zelf leven ze niet en ze zijn ook allang uit haar gedachten ver dwenen. „Mijn personages zijn slechts zinnen. Ik leef niet met ze; ik leef met mijn man. Zelf vind ik de karakters helemaal niet belangrijk. Voor mij zijn ze werk, dat ze in de werkelijkheid zouden bestaan is totaal onzin nig. Als de lezers maar wel het gevoel hebben dat ze reëel zijn, dat is juist heel belangrijk. Ik heb uiteraard mijn eigen proble men met schrijven, maar nooit met personages. Die komen zo van alle kanten het verhaal bin nenwandelen. Ik hoef ze nauwe lijks te bedenken. Het is een na tuurlijk proces. Howard was de eerste, en toen kwam zijn vrouw." Moeiteloos voert ze karakters ook weer af. Zo introduceert ze halverwege ergens Katie Brookes, een jonge studente door wier ogen de lezer een colle ge over Rembrandt bijwoont. „Zij keert niet terug, nee. Dat heb ik van Dickens, die ook de aardige eigenschap had om mid denin het verhaal met een nieuw personage op de proppen te komen dat later niet terug keert. Bij Dickens vind ik dat steeds weer leuk, maar blijk baar is het hedendaagse publiek dat ontwend. Ik denk dat dat komt door de film. Daar is het nog ondenkbaarder dat een per sonage niet terugkeert. Alsof een fundamentele narratieve re gel wordt geschonden. Vind ik leuk." „Dit heeft allemaal te maken met de verwachting van lezers. Die stellen tegenwoordig nog maar één meedogenloze eis aan literatuur: de eis vermaakt te worden. De hoogste waarde die aan kunst wordt toegekend is dat het entertainment moet zijn; het publiek mag er niet depres sief van worden. Teleurstelling, woede of aan het denken wor den gezet, dat wordt allemaal niet op piijs gesteld. Kafka sprak nog over literatuur als de bijl waarmee we de dichtgevro ren meren in ons innerlijk open konden slaan. Nu is fictie net zulk dagelijks vermaak als tele visie kijken en een hamburger eten." Flodderigheid Kwistig strooit ze met thema's. Onderwex-pen waar andere au teurs hele romans aan zouden wijden, verwerkt ze in bijzin nen. Maar bij een compliment hierover springt ze meteen in een verdedigende houding. „Ik wilde aanvankelijk een korte ro man over een architect schrij ven. Dun zou het boek worden, in geserreerde stijl, precies wat veel mensen graag van mij zou den zien. Maar dat is gewoon niets voor mij. Ik zal in mijn ei gen stijl blijven schrijven. Dus zal ik vaker van floddei'igheid en breedsprakigheid worden be schuldigd. Het zij zo. De concen sus is dat dunne boeken goed zijn en zinnen kort en bondig moeten zijn. Ik vind dat de smaak van Europa. Bourgeois en hoogst irritant. Ik ben vul gair als schrijver, ik stop er van alles in." De vraag begon toch echt met de opmerking dat het kwistig strooien een van de sterkste pun ten van haar boek is. „Ja, dat heb ik wel gehoord, maar toch ervaar ik het als kritiek. Ik maak me ook zorgen dat er te veel zijsporen in mijn boek zit ten. Mijn geest werkt zo. Een boek is een afbeelding van het brein van de schrijver. Bi] mij is dat een rare plek." Als voorbeeld dient een passage in de roman waarin Howard Bel- foto Harmen de Jong/GPD sey vaststelt dat de ratio in deze tijd verdwijnt en dat hij niet lan ger de energie heeft om cultuur barbaren te bevechten, Ook dit betrekt ze meteen op zichzelf. „Ik ben niet geënga geerd op de Franse manier. Ik sta niet op barricades, ik loop niet mee in protestmarsen, ik houd geen kritische toespraken, ik doe niets van al die dingen die je in het westen als schrijver allemaal geacht wordt te doen, omdat je toevallig een platform hebt. Ik ben geen Eco of Rush die, die vanaf de bergtop om laag praten. Ik bewonder dat, ik bewonder hun moed, maar ik vind het leven te kort voor dis cussies met fundamentalisten, idioten, Tories, nazi's. Ik wil daar niet bij betrokken worden. Ik hoop toch dat mijn ideeën, al dan niet door osmose, ergens binnendi'ingen en een plek vin den. Ik ben als Howard: een beetje onthecht." Theo Hakkert Zadie Smith: Over schoonheid. Ro man - Vertaling: Monique Egger- mont en Kitty Pouwels. Uitgeverij Prometheus, 414 bis., 19,95. Meester van de vrouwelijke halffiguren: Maria Magdalena zingend aan de luit, circa 1525. stond het Museum voor schrif telijke communicatie in Til burg al jaren op het verlanglijstje. Daar wordt immers de verzame ling schrijfmachines van Willem Frederik Hermans bewaard. Maar om nu speciaal naar Tilburg te gaan met het doel die dingen te zien, was een stap te ver. Nu is er een tentoonstelling over de geschiede nis van de muzieknotatie en dat was een goede aanleiding. Het Scryptionmuseum is ondei'gebracht in een klassieke Ambachts school. Mooi gerestaureerd met hulpvaardig personeel. De tentoonstelling kan alleen bereikt worden via het woud der schrijfmachines. Even niet kijken, eerst de muziek. Een groot koorboek op een lesse naar trekt bij de entree onmiddellijk de aandacht. Het laat een blad zijde Gregoriaans zien met de gezangen van het kerkelijk jaar. Rondom zo'n koorboek stonden de zangers. Vanzelfsprekend bestaat een overzicht van muziek op schrift uit veel plaatjes, foto's, afbeeldingen en bijschriften. In gesloten kast jes, die doen denken aan de lessenaar van een schoolmeester, liggen kostbare boeken en boekjes, muziekhandschriften: licht is hun vij and. Je moet de deksels van de kasten optillen en de dingen bewon deren. Maar het kost even tijd voordat je de blik kan richten en ziet wat er ligt, want het is materiaal dat zich niet licht gewonnen geeft. Het eist verder lezen en studeren. Wat te denken van de afdeling oudheid? Er is een foto op ware grootte van een kleitablet, gevonden in het Syrische Ras Shamra Daarop staat muziek met de zogenaamde Ugarithymne: een gebeds zang van onvruchtbare vrouwen tot de maangodin. Het origineel stamt uit ca. 1300 voor Christus en bevindt zich in Damascus. Zon der het boek, de degelijke catalogus, met een tekst van niet minder dan drie bladzijden gaat voor relatieve leken dit kleitablet niet le ven, laat staan zingen. Wie de moeite neemt de uitleg van Theo Kris pijn te lezen, treedt binnen in een onbekende wereld. Op het tablet je staat het oudste muziek- wooi'den van de hymne: Voor die gene tot wie zij offeren haar dienares zet twee offerbroden tegen elkaar. Gaven worden opgesteld bij het water van de rivier. Zij is degene die sterkt, Nikkal, de gehuwden laat zij kinderen baren. Daaronder de muziek voor een negensnarige lier: getallen en de al lervreemdste woorden, om te kunnen zingen en te begeleiden. Zo worden geheimen onthuld. Hoe zong David? Op basis van de te kens onder en boven de Hebi-eeuwse letters in de handschriften zien we hoe David en Salomo hun psalmen gezongen zouden kunnen hebben. De tentoonstelling is nagenoeg chronologisch opgebouwd. Via Egyp te en Griekenland, Byzantium en Armenië komen we op het terrein van het Gregoriaans. Daar blijft het niet bij: van ver over de grens, tot Japan en Mongolië bijvoorbeeld, ligt er genoteerde muziek. Er zijn soms intei'essante parallellen. Zo verandert bij ons in de zes tiende eeuw onder invloed van de drukkunst de wijze van musice ren. Er komen boekjes met losse partijen en de zangers moeten niet meer rond een groot koorboek staan. In de late negentiende- en twintigste-eeuwse muziek verschijnen indrukwekkende grafische partituren die aangeven dat de muziek en het musiceren veranderd zijn. De tentoonstelling is zeer breed: van Mondriaans Victory Boo gie Woogie tot Bach in Braille, en daartussen ontelbare partituren van vele beroemdheden. Aan de wand hangen MP3-spelers, spul dat na enige oefening en instructie de muziekvoorbeelden ten geho re brengt. Zo heeft elke cultuur zijn hindernis. Op weg naar de uitgang volgen de voeten de ogen: toch nog even naar de schrijfmachines van Hei-mans. Aan de wanden rijen antieke exemplaren Zijn eigen rode IBM staat op zijn bureau. In een af ge- losten schatkamer, achter glas. Lo van Driel pen cult-schrijver is bekend door zijn Jpersoon en onbekend door zijn werk. enaam blijft hangen, het oeuvre is verdwe en. Beste voorbeeld in de Nederlandse let- ran van de tweede helft van de vorige iw: C. B. Vaandrager, Rotterdams dich- schrijver, performer, reclameman, ge- 'hmiddelgrootverbruiker en zwerver tus- n de jaren 1935 en 1992. ernaast was hij zijn leven lang een belof- Zijn debuut Leve Joop Massaker werd in 60 lovend ontvangen en vergeleken met Ws Werther Nieland. Later werk werd liswaar 'klassiek', maar het verkocht ®r geen millimeter. De man groeide uit een Rotterdamse stadslegende, 's mans raakten uit zicht. is altijd het lot geweest werk', schreef Martin Bril f002 in het voorwoord van de heruitgave |een band van de romans De reus van Rot- fdam en De hef. Voor beide boeken was de tweede druk. De reus van Rotterdam scheen in 1971, De hef in 1975 Menno Schenke heeft nu het le van Comelis Bastiaan Vaandi-a- opgetekend. Hij deed dat welwillend en aardig. Het allengs van hoop tot wan- pp en van vitalisme tot fatalisme verval- e wegglijdende verhaal van een man noge idealen, speed en diepe dalen. sJongen te Rotterdam, opgegi-oeid in Vaandrager (rechts) met Jan Cremer (links) en Armando, 1959. een buurt die bij het Duitse bombardement in de oorlog werd gespaard. Van hervormde huize. Met literair talent en een voorliefde voor jazz. Dus toen in de tweede helft van de jaren vijftig de scheiding kwam tussen de vetkuiven van de Lijnbaan en de artistie- kelingen van de Kruiskade, kwam Vaandra ger in het laatstgenoemde kamp terecht. Via de jazz maakte hij kennis met tenorsaxofo nist Hans Sleutelaar. Met Sleutelaar vormde hij in de jaren die volgden een zo hecht span dat ze zelfs hun baan deelden. Volgens Schenke de eerste duobaan. Ze zaten in de reclame, wat van grote invloed op Vaandragers literaire werk zou zijn. Hun vrije tijd ging op aan litera tuur en met name aan de wens een eigen tijd schrift uit te geven. Na veel gedoe en ge touwtrek vonden ze onderdak bij Gard Si- vik, waar Sleutelaar en Vaandrager al net zo hun positie ten opzichte van hun voorlo pers, de machtige Vijftigers, moesten zien te bepalen als Bemlef, Schippers en Brands dat in dezelfde tijd in Amsterdam deden in het tijdschrift Barbarber. Waar Sleutelaar en ook Armando zich (ook) ontpopten als theoretici, bleef Vaandrager vooral de man van de praktijk. Het is lo gisch dat Schenke waar hij te schrijven komt over de poëtica van Gard Sivik, Sleute laar en Armando citeert. 'Zij (de Vijftigers) waren tegen de burger lijkheid, tegen de maatschappij. Wij hele maal niet.' (Sleutelaar). 'Er moet een nieuwe kunst komen en alles wijst er op dat zij komt. Niet 'mooi en lelijk' meer, niet 'goed en kwaad' meer, maar een kunst die geen kunst meer is, maar een gege ven feit.' (Armando). 'De taal van de daad en van de straat is in de Nederlandse letteren ver te zoeken.' (Sleutelaar). Dit zet meteen, en passant, Vaandi-ager in een goed perspectief. Want als dichter van de straat zou hij het laten zien. Op z'n Rot- terdams: geen woorden, maar daden. Hij dichtte in sti-aattaal; zijn aforismen leken daarbij vaak direct afgeleid uit zijn werk van reclame-copywriter. Zoals bei-oemde re- gels als 'De kroketten in het restaurant/ zijn aan de kleine kant' en 'Meneer Dinges weet niet wat swing is'. Zijn romans verwijzen met hun collagevorm rechtstreeks terug naar Dada, ready made's, reclame en de montagetechnieken die mo dernistische auteurs toepasten. Zijn weige ring (desinteresse? onkunde?) te 'vertellen', maakte dat hij geen publiek voor zijn boe ken kon vinden. Nee, dan collega-wereldbe stormer Jan Cremer, eveneens volksjongen maar dan van Enschedese komaf. Hij ging er met de Vaandi-ager beloofde roem van door. Want Cremer vertelde wel. In korte, ratelende zinnen hamerde Cremer zijn on verbiddelijke bestseller Ik Jan Cremer bij el kaar. Schenke citeert Sleutelaar: 'Het suc ces van Jan Cremer heeft het succes van Cor Vaandrager min of meer in de weg gestaan.' Bleef over een marginaal leven in de Neder- landse letteren en een gi'oots leven in de Rot terdamse drank- en drugsscene. Dat is wat chargerend. Schenke noemt het een keuze: 'Cor Vaandrager, de speedfreak, besliste zélf over zijn leven. Schrijven én experi ment, in de liefde, de vriendschap, in ge drag, in wonen, in de literatuur, daar ging het om en hij wilde een moderne en geen burgerlijke schrijver zijn.' Dat is dan wel een beslissing genomen uit frustratie over het gebrek aan succes en erkenning. Vaandrager sleepte zich, met zijn outsi- der-status als hinderlijke bagage, door Rot terdam, zijn enig mogelijke habitat. In de stad is hij nog altijd een mythische figuur. Schenke heeft Vaandrager geplaatst binnen het grotei'e kader van de literatuur- en cul tuurgeschiedenis van met name de jaren vijf tig en zestig. Daardoor is dit fascinerende boek veel meer geworden dan een biografie van een tragische cult-schrijver. Meer van dit soort boeken graag. Over de onmogelijke Chris J. van Geel eerst, om bij de dichters te blijven. Theo Hakkert Menno Schenke Vaan. Het bewogen leven van C.B. Vaandrager - Uitgeverij De Bezige Bij, 495 blz., 35,- (geïllustreerd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 23