Dus plooi je je naar de mannen PZC Vóór geweld en vóór gedicht Connie Palmen Directeur woensdag 7 december 2005 proza Heidi Aalbrecht: Parels voor de zwijnen - Vroeger probeerde men nog wat te maken van het laatste bier uit een vat, dat ei genlijk niet lekker meer is. Men tapte het in flessen en deed er suiker en gist bij, maar inferieur bier bleef het. De uitdrukking voor dit tappen van restbier in flessen luidde dat het 'op de fles ging'. Als een bedrijf tegenwoor dig 'op de fles' alias failliet gaat, is het ook niet goed meer. Ook 'iemand flessen' en 'flessentrek ker', voor oplichter, komen van diezelfde gewoonte. Als je ergens 'gallisch' van wordt, word je eigenlijk 'chal- les', jiddisch voor misselijk. Vroeger was het op scheepstim merwerven gebruik om bij laag water te zoeken naar spijkers die tijdens het werk in het water waren gevallen. En buiten wes ten raken betekende dat een schip te ver ten westen van zijn koers was geraakt. Het zijn en kele van de vermakelijke voor beelden uit het boekje Parels voor de zwijnen (een uitdruk king die is voortgekomen uit een iets te creatieve vertaling van Mattheus 7:6), waarin histo risch taalkundige Heidi Aal brecht het verhaal achter tal van Nederlandse uitdrukkingen vertelt. Uitgeverij BZZTöH. 160 pag., 13,50. René van Stipriaan: Ooggetui gen van de rock 'n' roll. Als Janis Joplin bij zichzelf een heroïnespuit zette, had dat iets heel seksueels, vond haar vrien din Peggy Caserta. „Ze had het einde van de sjaal nu tussen haar tanden. Ze trok een thea traal gezicht, keek me aan en vertraagde de beweging van de naald, die ze in de aanslag had, want ze wist wat dat deed met mijn binnenste. Dan ging de naald erin, in haar arm, in haar lichaam, als een verkleinde, chroomkleurige pik." Soms zijn ze ontroerend, dan weer onthutsend, de meer dan honderd verhalen die René van Stipriaan heeft verzameld in de bundel Ooggetuigen van de rock 'n' roll, waarvoor hij voorname lijk heeft geput uit de memoires van directbetrokkenen. Frank Sinatra beklaagt zich tegenover zijn knecht dat zijn roem tanen de is door de opkomst van Elvis. Tien jaar later beklaagt Elvis zich tegenover president Nixon over het succes van The Beatles. Bill Wyman, de bassist van The Rolling Stones, komt aan het woord, evenals Grace Slick van Jefferson Aii-plane, Billie Holi day, Chuck Connors, de drum mer van Little Richards band, Mick Fleetwood van Fleetwood Mac, Lou Reed interviewt Vaclav Havel. Dit deel uit de Ooggetuigen-serie is een aanra der eerste klas, zoals dat eerder het geval was met Ooggetuigen van de wereldgeschiedenis, dat Van Stipriaan samen met Geert Mak samenstelde. Uitgeverij Bert Bakker, 416 pag., 19,95. ijftien jaar na haar entree in de letteren vertegenwoordigt het oeuvre van Connie Pal men een monument op zich zelf. Romans als De wetten en De vriendschap (1995) zijn eigentijdse klassiekers en LM. (1998), het requiem voor haar in 1995 overleden grote liefde Ischa Meijer, is vanwe ge de felle passie en het rau we verdriet die er uit spreken uniek in zijn soort. Eind november is Palmen vijf tig geworden. Haar uitgever, Mai Spijkers van Prome theus, viert dat met de publi catie van een bundel inter views God en vitrioolen een verzameling verspreide verha len, artikelen, essays en lezin gen Als een weke krijger). Het is helemaal niet de be doeling dat een vrouw doet waar mannen goed in zijn, lezen we in Connie Palmens de buutroman De wetten (1991). „Daar heb ik me in vergist, vroe ger al. Ik dacht dat de jongens hielden van meisjes die net zo waren als zij, de jongens. Dus ik was een fellere Winnetou, een hardere soldaat, onverbiddelij ker in het gevecht, ruwer, wre der, roekelozer. Maar de jon gens houden helemaal niet van wat op hen lijkt. Ze houden van echte meisjes, die zich opmaken en giechelen en over meisjesdin- gen praten, die alles doen wat ik mezelf ooit verboden heb." Hier spreekt Marie Deniet, een jonge vrouw met schrijfaspira- ties. Om zich de regels van het door mannen beheerste sociale verkeer eigen te maken, maakt ze een rondgang langs zeven zegslieden met uiteenlopende bezigheden en interesses. Ze laat zich door hen vertellen wie ze is en daar houdt ze zoveel ver schillende verhalen aan over dat ze meer dan genoeg stof heeft voor een eigen geschiedenis. Want de literatuur is niet alleen een mannenbolwerk, maar voor al een monument in aanbouw waar elke nieuwe steen zich voegt naar de bestaande. Je kunt wel tegen vastgelegde waarden en betekenissen in gaan, maar daarmee maak je ze nog niet ongedaan. Dat is nu eenmaal de wet. Die moet je aan illustratie Martien Bos vaarden voordat je hem kunt overtreden. En dus plooi je je naar de mannen, om ze vervol gens met hun eigen wapens te verslaan. Marge De nu verschenen bundels bie den werk uit de marge van Pal mens schrijverschap, maar inte ressant en ook vaak boeiend ge noeg om er bij stil te staan, en dat niet alleen vanwege de mijl paal van de leeftijd. In beide boeken tekenen zich de lijnen af die Palmens werk en leven de afgelopen twintig jaar hebben beheerst: haar manoeu vres aan de poort van het literai re mannenbolwerk, haar over donderende succes en de manier waarop ze daarvan de lusten en de lasten heeft ervaren, en last but not least de persoon van Ischa Meijer, met wie ze on danks de kortstondigheid van hun samenzijn genoeg meemaak te om er een heel bestaan mee te kunnen vullen. Behalve de to neelteksten die ze samen met Meijer schreef en uitvoerde be vat Als een weke krijger het ver slag van een gezamenlijke Ame- rikareis, een toespraak bij de tienjarige herdenking van zijn dood en tal van losse herinnerin gen, toespelingen en verwijzin gen. In een van haar eerste vraaggesprekken bekende Pal men dat ze schoonheid eerder belichaamd zag in het mannelij ke dan in het vrouwelijke. En dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Onder de vele gele genheidstoespraken en lofredes is er niet een tot een vrouw ge richt. Alle filosofen die deze doc- toranda in de wijsbegeerte zegt te bewonderen zijn van manne lijke kunne. Daarentegen wordt collegaschrijfster en filosofiepro fessor Patricia de Martelaere, die de eer heeft een open brief van Palmen te ontvangen, ui terst koel, zo niet laatdunkend bejegend. Je hoeft geen groot psycholoog te zijn om te worden bekropen door het vermoeden dat hier territoriumdrift in het spel is. Een uitgesproken type als Palmen heeft veel te vrezen van haar seksegenoten en alles te verwachten van prominente mannen. Ze mag dan flink van zich afmeppen wanneer boosaar dige tongen beweren dat haar succes te danken is aan de char mes waaraan mannelijke critici en kunstbroeders ten prooi zou den zijn gevallen, toch hebben de kritikasters hier wel degelijk een punt. In de brief aan De Martelaere zet Palmen zich af tegen het idee dat het schrijverschap iets zou kunnen zijn dat zich af speelt buiten het toeziend oog van anderen. Zonder de lezers die je wilt bereiken, kun je hele maal geen schrijver zijn, meent ze. Je hebt de aandacht, de lof en eventueel de blaam nodig om het persoonlijke publiek te kun nen maken en daarmee te ont krachten, hoezeer je op die ma nier ook ingaat tegen de roman tische illusie van authenticiteit. Boeken zijn uniek, schrijvers niet. Aan dit pleidooi kleeft iets te genstrijdigs. Beweert Palmen aan de ene kant dat ze geen ho ge pet opheeft van uniciteit en oorspronkelijkheid, aan de ande re kant koketteert ze tamelijk opzichtig met haar status in de wereld van glitter en glamour. Maar die paradox heeft ook wel iets vertederends. Connie Pal men is, zoals het in het titelver haal van haar nieuwe bundel heet, een 'weke krijger', iemand die open en dus ook kwetsbaar haar mannetje staat. Jaap Goedegebuure Connie Palmen: Als een weke krijger - Uitgeverij Prometheus, 277 blz., 15,-. God en vitriool, interviews met Con nie Palmen - Uitgeverij Prometheus, 314 blz., €18,90. Vanmorgen heb ik hem zien fietsen door de lanen. Zijn bril flikkerde in de zon. Er schoot een scherpte door mijn ingewanden, omdat hij mij gevangen houden kan zoolang hij wil, want duizend wegen leiden naar Rome, één verkeerd gekozen woord staat nog dezelfde avond in 't rapport en blijft bewaard tot aan het eind der tijden. Onmacht en rechtloosheid ontbinden de ziel, die langzaam onpersoonlijk wordt. Zoo zal ze beter passen in het blinde systeem van kaarten, dat zijn tafel torst. Verraden krachten richten zich op deze mensch met het eenige tekort: dat hij mij zóólang zal genezen tot ik een ander word. Gerrit Achterberg (1905-1962) Een goed mens zijn óf goede kunst maken? Niemand heeft zo duidelijk het onwense lijke antwoord durven geven als Gerrit Achterberg. Ik herinner me een gesprek met Boudewijn Büch over de Spiegel van de Ne derlandse poëzie. Als hij de bloemlezing zou maken, vertel de hij, had hij eenvoudig de ver zamelde gedichten van Achter berg genomen en die de Spiegel genoemd. Een grapje, maar ze ker geen onzin wanneer je kijkt naar de overheersende plaats van deze dichter in onze dicht kunst. Achterberg straalt echter niet als een verblindende zon. Hij be heerst de hemel als een drei gend-duister noodweer. Zijn naam is niet als een bergketen met glanzende sneeuwtoppen, maar juist als een laagvlakte met diepdonkere moerassen. Achterberg, een begrip en een. voorbeeld natuurlijk, maar dan een bedenkelijk begrip, een ver keerd voorbeeld. Leven en lette ren hebben zich bij hem op een gruwelijke manier gemengd. Achterbergs bestaan, zijn agres sie tegen vrouwen, de schoten op een hospita en haar dochter: voor een niet onbelangrijk deel verklaren ze de fatale aantrek kingskracht van zijn poëzie op zoveel lezers. Andersom was het aan zijn werk te danken, zijn faam als dichter, dat hij z'n mis daad ten spijt betrekkelijk onge stoord verder kon leven. Hij werd een tijdlang behandeld, maar hij wilde niet behandeld worden. Als je bent gevorderd tot pagina 1096 van de schitterende uitga ve Alle gedichten stuit je op 'Di recteur', een niet door de auteur gebundeld vers. Het gaat ovel de directeur van de kliniek waar hij verbleef, de man die hem behandelde. De slotregels zeggen eigenlijk alles. Hij het, hij wist dat zijn gewelddj ge karakter en zijn gewelè kunst uit dezelfde bron vo: kwamen. En die bron ma niet droogvallen. Hij vod geen spijt, hij wenste geen a der te worden. Altijd wilde: blijven verdwalen in wat hip gens 'dit oude labyrinth vana nen' noemde. Een verschrikkelijke besliss: Maar het was een doordacht) sluit. Ook uit het gedicht'Den craat' valt dat af te leiden. Da in is de hoofdpersoon eenbn borst geworden: 'Wij krijg straks een kind en mijn pt sioen.' Voor dat burgerlijk gé is een prijs betaald: 'Ik zal ge vers meer schrijven dat mijn) Gerrit Achterber: .ven uiteen moet rukkenoi zijn geschreven. Ben ik a dichter, dan is 't per abuis.' Gerrit Achterberg deed het' anders. Hij maakte een onme~ lijke maar tegelijk grand» keuze. Een keuze vóór geird en vóór gedicht. Daaraan dat ken we vele griezelig goede gt dichten. Geen woord is vera derd. Het zijn woorden voor eeuwigheid. Woorden dieopb veringwekkende wijze lat zien dat het volmaakte mé het dood maken is. Mario Molegia Gerrit Achterberg: Alle i Bezorgd door Peter de Br Edwin Lucas en Fabian R.W. Sl Uitgeverij Athenaeum-Polak £:J Gennep, 1270 pag., gebonden, bi delen in cassette, 54,95. Rudy Kousbroek Zwarte Schaduw 1949 Vincent Black Shadow fastest standard motorcycle e- M - /-'/■ r\ :C2 aigen foto en aangiijpende belevenis: het ontdekken van een postzegel met daarop een afbeelding van een Vincent motorfiets uit 1949. Aangrijpend om verschillende redenen. Een motorfiets op een postzegel is op zichzelf al iets bijzonders, maar dan dat merk, Vincent: de intellectueel onder de motorfietsen, dat is verrassend. Wat niet verbaasd zou hebben is een postzegel met een af beelding van een Harley Davidson; die bestaan ongetwij feld ook, in Amerika. Maar Harleys zijn geen echte motor fietsen - meer een soort speelgoed voor achterlijke kinde ren. Nee, dan de Vincent Black Lightning, die op 13 Sep tember 1948 de Harleys op hun eigen terrein versloeg, nl. op de Bonneville Salt Flats in Utah, met een snelheid van meer dan 240 km per uur. Het moet een hallucinerend schouwspel zijn geweest: de Black Lightning werd niet zit tend maar liggend bereden, door een man met niet meer dan een zwembroek aan: zijn gewone plunje was niet be stand gebleken tegen de windsnelheden gangbaar bij deze recordpogingen. Het boeiende van deze postzegel schuilt in het onder schrift: 1949 Vincent Black Shadow, Fastest Standard Mo torcycle, de snelste standaardmotorfiets; ook wel beschre ven als the Fastest Production Motorcycle in the World. Dat beantwoordde aan een opmerkelijk esthetisch en mo reel beginsel dat de ontwerper voor ogen stond: een stan daardproduct, maar met de hoge kwaliteit van motorfiet sen die voor races gebruikt worden. Zoiets bestond name lijk niet. De gewone productiemodellen waren meestal niet meer dan huishoudelijke versies van de speciaal voor de competitie geprepareerde machines die het op de grote nationale en internationale races tegen elkaar opnamen, veelal met geen ander doel dan reclame te maken voor het merk. Maar de liefhebber die dan een motorfiets van dat merk kocht werd in feite eigenaar van een machine die niet veel meer dan de naam met het winnende exemplaar gemeen had. Dat was een situatie waar Philip C. Vincent al als student in Cambridge morele bezwaren tegen had, en na in 1928 zijn studie te hebben beëindigd kocht hij - voor 500 pond - de motorfietsfabriek van het merk HRD. Deze was kort na de Eerste Wereldoorlog begonnen door Ploward Raymond Davies, die in de Britse luchtmacht had gediend. Zo ont stond een eigen ontwerp dat weinig gemeen had met de mo torfietsen van andere merken. Aan het eind van de jaren '30 begon de firma Vincent door te breken, na de Tweede Wereldoorlog culminerend in de weergaloze lOOOcc (twee cylinders van 500) Black Shadow van de postzegel en de overwinning op de Bonneville Salt Flats. En nu het wonderbaarlijke: deze geschiedenis brengt ons bij de Nederlandse schrijver Jan Hanlo. Deze introverte dichter blijkt de eigenaar te zijn geweest van drie of vier Vincent Zwarte Schaduwen, waar hij graag aan sleutelde, waar hij 180 km/u mee reed en waar hij op 16 Juni 1969 bij Maastricht dodelijk mee verongelukte. Ik heb Jan Hanlo vrij goed gekend, kort na de oorlog, in de tijd dat hij leraar Engels en patiënt was in Amsterdam en onnavolgbaar prachtige gedichten schreef. Ook nadat ik naar Parijs was verhuisd hielden we nog een tijdlang con tact, maar dat verwaterde toen hij eind jaren '50 naar Val kenburg terugging. In de tijd dat ik hem kende hadden we het vaker over de poëzie van Sapfo dan over motorfietsen, zoals we ook haast nooit spraken over onze gedeelde Indi sche achtergrond. Jan, achttien jaar ouder dan ik, was ge boren in 1912 in Bandoeng. Het Vincent-tijdperk moet in de jaren '60 zijn begonnen. In het tweede deel van de Correspondentie ('63-'69) begint het op te treden als thema. Aan J. Léautaud, Valkenburg 16.2.66: 'Weet je dat ik aan een sprintwedstrijd in Neder land voor motoren heb meegedaan, vorig jaar, op het cir cuit van Zandvoort? Ik werd 10e van 50 deelnemers. Ik had helemaal geen ervaring en zat op een mij onbekende Vincent. Misschien word ik dit jaar wel derde of 4e. Of ik het van die hele speciale machines zal kunnen winnen lijkt niet erg waarschijnlijk. Die zijn er helemaal op ingericht en stoken alcohol i.p.v. benzine. Maar in Vincent zitten zul ke enorme mogelijkheden. Het was er een uit '46 nota be ne..." Hieruit blijkt dat Planlo zich van het beginsel van de Vin cent-motoren zeer wel bewust was. In de woorden van de firma (van Philip Vincent zelf?): 'The idea behind the design is the production of an excep tionally lively high performance mount with the same su perb handling as the smaller models in the range. Not only this, but the makers have aimed at providing a 100 mph machine that is docile and does not rely on supertuning for its out-of-the-ordinary capabilities.' Het wonderlijke en intrigerende is dat voor Jan Hanlo's ge dichten au fond hetzelfde geldt. Verbluffende effecten zon der een speciaal opgeschroefd taalgebruik, zonder kunst grepen, gewoon de eenvoud van een standaard communica tiemiddel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 22