Gans het raderwerk draait
laders worden slachtoffer,
lachtoffers worden daders
Na vijfendertig jaar
had Krol opeens een
nieuwe eind in de pen
27
Willem
van
Toom
Jorge
Semprun
EIGENLIJK
Dorotheenfriedhof
woensdag 30 november 2005
illem van Toom
schreef met
Stoom een roman
die speelt ten tijde van de op
komst van de arbeidersbewe
ging eind negentiende eeuw.
Maar niet in de taal van des
tijds, want de politieke dis
cussie van de jaren zestig zit
ook in het boek. „In het vroe
ge socialisme zat iets wat de
daarvoor gevoelige leden van
de gegoede burgerij zeer aan
sprak."
Hem werd verteld dat hij
een historische roman zou
hebben geschreven. Willem van
Toorn (70) keek daarvan op.
„Een historisch verantwoord
boek schrijven, was niet mijn
ambitie. Dat kon mij minder
schelen. Het moest een roman
zijn." Stoom speelt in de aan
loop naar de grote spoorwegsta
kingen in 1903. „Dus heb ik zo
veel mogelijk over die stakingen
opgezocht. Ik vond een gedenk
boek van de Vereniging voor
Spoor- en Tramwegpersoneel.
Daar stonden zelfs de letterlijke
teksten van de telegrammen in
die toen waren verstuurd. Dat
moet je allemaal hebben, maar
dan moet het heel direct je eigen
verhaal worden."
Als Stoom geen historische ro
man is, dan een ontwikkelingsro
man. De coming of age van
Maarten Corbelijn, wiens vader
in 1882 door zijn eigen locomo
tief wordt overreden bij het ver
zetten van een wissel. Maarten
is dan één. Als hij later zelf bij
het spoor wil, zorgt dat voor
tweespalt met zijn moeder die
geen weduwenpensioen van het
Spoor heeft gekregen en de kost
moet zien te verdienen als
dienstbode. Tegen de achter
grond van de opkomst van de ar
beidersbeweging - Troelstra,
van Emmenes, Gorter, Roland
Holst - schetst Van Toorn hoe
Corbelijn zijn weg moet zien te
vinden tussen de verschillende
sociale klassen.
Het dagelijks leven in Amster
dam werd eind negentiende
eeuw vastgelegd door fotograaf
Jacob Olie. Corbelijn loopt op
de eerste pagina van de roman
voor Olie's lens langs, dwars
door het beeld heen. Olie drukt
af en zo staat Corbelijn, temid
den van andere Amsterdammers
bij de Noorderkerk, op het om
slag van Stoom (onder de eerste
O). „Dat is 'm. althans ik stel me
Willem van Toorn: „De machinaties van een Troelstra waren van een grote onhandigheid, maar wel nieuw alle
maal." foto Phil Nijhuis/GPD
voor dat dat Maarten is." Een
jonge vent, pet op, net iets te
korte broekspijpen. Net terug
van een vrijpartij met Marie, de
vrouw van een stuwadoor. Ze is
heel gewiekst in het vinden van
plekken en tijdstippen waarop
ze met haar jonge vriend seks
kan hebben. „Vrouwen zijn veel
handiger en slimmer in het vin
den van plekken waar de liefde
bedreven kan worden. Mannen
zijn klungels wat dat betreft."
De foto's van Olie schonken Van
Toorn het decor. „Het zijn fan
tastische beelden, want zo was
het. Je kon op die foto's zien dat
daar een Engelse hemdenmaker
zat en daar een Duitse boekhan
del." Het is onderdompelen en
weer boven komen. „Je moet ei
genlijk alles weten en dan moet
je alles weer vergeten. Dan moet
je gaan schrijven, want alles is
van jezelf geworden. Zo moet
het gaan. Eerst weten, dan ver
geten. Het decor moest decor
blijven."
De couleur locale in Stoom is
overweldigend. De geuren van
de rivieren, het lawaai van ran
geerterreinen en het muffe van
stiekeme kamertjes dampen van
de pagina's af. „Couleur locale
moet heel erg authentiek zijn,
en vervolgens mag je er vrij mee
omspringen. Ik wil wel dat dat
klopt. Het moet authentiek zijn
om voor jezelf de overtuiging te
houden. Ik moest weten door
welke Amsterdamse straatjes
Maarten loopt. Het kan nooit
voor de lezer overtuigend zijn
als dat het voor mij niet is. Ver
volgens mag je ook wel weer een
beetje brutaal zijn."
Bevlogenheid
Levendig en vitaal, dat is het
beeld van Stoom. Arbeiders leef
den in barre armoede in die tijd,
maar neerslachtig of donker is
de roman nergens. Bepaald geen
naturalistisch geweeklaag zoals
in de romans die bijvoorbeeld
Frans Coenen in die tijd schreef.
„Dat komt omdat we alles zien
door de ogen van Maarten. Hoe
arm de mensen zijn, hoe ze le
ven, hoe hun wereld eruitziet,
lezen we via hem. Als ik dat zou
beschrijven sloeg het hartstikke
dood. Het is zijn ontwikkeling,
het is zijn verhaal. Hij neemt uit
eindelijk ook de klasseverschil-
len waar en de noodzaak daar
een keer te kiezen. Anders krijg
je een alwetende verteller die
het de lezer allemaal meedeelt
en dat wilde ik dus absoluut
niet."
„Wat mij aan Maarten bevalt, is
dat hij een enorm oog is. Hij
heeft geen vader. Hij is als Sar
tre: een vaderloos jongetje dat
het zelf moet doen. Al die vrou
wen om hem heen. Hij doet feite
lijk geen barst, hij laat zich
maar een beetje versieren. Hij
kijkt naar de wereld van de def
tige mensen en weet dat hij daar
niet bij hoort. Hij heeft geen bin
ding met welke klasse dan ook.
Dat geeft hem iets heel opens,
maar ook vitaals. Hij moet stre
ven naar iets, maar heeft geen
idee waarnaar."
Uiteindelijk raakt Corbelijn in
de ban van Klaartje van Heek,
dochter uit de bekende Twentse
textielfamilie, maar van de ar
me tak. Ze is onderwijzeres in
Deventer. „Wat mij intrigeert,
en daar is Klaartje een expo
nent van. is dat in dat vroege so
cialisme blijkbaar iets zat wat
de daarvoor gevoelige leden van
de gegoede burgerij zeer aan
sprak. Zij staat symbool voor de
gegoede burgerij die zich het lot
van de arbeiders aantrekt. Een
bevlogenheid van de ontwikkel
den. Henriëtte Roland Holst
moet ook zoiets gehad hebben."
Maar de afstand tussen de socia
le klassen bleef. Zo kon het ge
beuren dat de socialist en dich
ter Herman Gorter naar Ensche
de kwam om de textielarbeiders
het socialisme uit te leggen en
dat hij het heel normaal vond
om zelf een kop koffie te gaan
drinken bij hotel De Graaff. een
hotel van standing, terwijl de ar
beider die hem van het station
had gehaald buiten op hem
wachtte. „Die gespletenheid is
natuurlijk fantastisch. Ik vind
dat diep en diep ontroerend."
„Het was een wereld die nog
niet bedacht was, het was nog
niet glad, nog niet handig. De
machinaties van een Troelstra
waren van een grote onhandig
heid, maar wel nieuw allemaal.
Niets was voorgekookt, alles
heel onbevangen. Het vitale van
de tijd."
Gymnastiek
Toch is het voor Van Toorn geen
historische roman, ook nog om
een andere reden. „Ik heb de he
le jaren zestig en zeventig door
gebracht met ruzie maken over
de sociaal-democratie of de ex
tremere vormen. Mijn broer was
met Mao bezig. Ik vond dat
niks. Moet je je voorstellen dat
je 's morgens om vier uur op het
fabrieksterrein met z'n allen
gymnastiek staat te doen, dat is
toch te gek voor woorden! Ik
was met mijn broer in Oost-Ber-
lijn geweest. Met onze eerste
deux cheveaux. Ik had daar heel
andere dingen gezien dan mijn
broer. Ik vond het er vreselijk.
Het rook er naar oorlog en enge
wijven met herdershonden en
grijze jassen en schietgeweren.
Hij had daar kennelijk iets an
ders waargenomen. Die hele dis
cussie over hoe het moest. De
wereld moest anders, dat waren
we eens, maar naar welk model?
De discussie van de jaren zestig
zit ook in dit boek. Het ideaal is
er, maar moet dat langs het rede
lijke model of het extreme mo
del? Gorter vond dat arbeiders
niet moesten staken om hun lot
te verbeteren, maar om de revo
lutie. Niet om twee gulden
meer, dat was niet interessant.
Wat een elitair standpunt. Die
strijd moest allemaal in Maar
ten Corbelijn zitten. In die zin is
hij een beetje een zelfportret na
tuurlijk. Iemand die niet makke
lijk opgelegde systemen accep
teert, maar wel heel nieuwsgie
rig is."
Theo Hakkert
Willem van Toorn: Stoom. Roman -
Uitgeverij Querido, 285 pag., 17,95.
e Spaanse burgeroorlog, het fa
len van het communisme,
ook liefde, sensualiteit, verge-
Dat en nog veel meer zijn de
I's in de nieuwste roman Twin-
kr en een dag van de Spaanse
iver Jorge Semprun. Het is,
1 door het steeds verschuivend
ectief in tijd en plaats en door
lloze zijsprongen, geen boek
ich makkelijk laat lezen. Pas
eede lezing vallen veel dingen
n plaats. En dan nog laat Sem-
zijn lezer achter met tal van
Is in zijn eerdere boeken ver-
Semprun, die in Nederland
l bekend werd door De lange
over zijn deportatie in 1943
concentratiekamp Buchen-
heden en verleden, feiten en
Elke gebeurtenis brengt asso-
5 bij hem boven waar hij dan
ortbouwt, om pas bladzijden
Veer terug te keren naar zijn
ronkelijke onderwerp,
tal staat de rijke familie Aven-
Op 18 juli 1936, de dag waar-
anco een coup pleegde tegen
ersende gezag en daarmee in
de aanzet gaf tot de Spaanse
roorlog en het Francoregime,
en opstandige boeren in het
Quismondo, eigenlijk min of
per ongeluk, de eigenaar van
adgoed dood. Diens broer be-
iat voortaan jaarlijks op die
datum een boeteceremonie
Jen moet worden. In een gru
welijk spel moeten de boeren hun
moord op symbolische wijze herha
len en zo boete doen voor hun daad,
in aanwezigheid van de weduwe en
de twee kinderen die na de dood
van hun vader geboren zijn.
Twintig jaar later, als door de tijd
daders en slachtoffers verzoend, ja
zelfs bijna van rol verwisseld zijn,
weigeren de boeren om nog langer
mee te doen aan het macabere ri
tueel en besluit de broer een eind
aan de traditie te maken. Nog een-
maal zal er een bijeenkomst zijn,
waarna de dode samen met zijn in
middels ook gestorven moordenaar
in één graf zal worden bijgezet. Ver
zoening? Of juist de ultieme verne
dering?
Maar in dit verhaal vervlochten
vind je ook het sensuele relaas van
de huwelijksreis van de dode, van
de verboden liefde van de tweeling
die negen maanden na zijn dood ge
boren werd, van de laffe Eloy, van
de meedogenloze commissaris en
van nog vele anderen.
En dan is daar nog de geheimzinni
ge verteller. Regelmatig richt hij
zich buiten het verhaal om tot de le
zer om zijn eigen mening te geven.
Wie hij is, wordt beetje bij beetje
duidelijk: Federico Sanchez, een
van de verborgen leiders van het
communistisch verzet.
En daar ontmoeten feiten en fictie
elkaar, want Sanchez is Semprun
zelf. Van 1953 tot 1962 leidde hij,
onder tal van schuilnamen, vanuit
Frankrijk het communistisch verzet
tegen het Francoregime en bedien
de zich daarbij vanaf 1957 van de
naam Federico Sanchez. Het is niet
voor het eerst dat Semprun een van
de hoofdpersonen in zijn boeken
een naam geeft die hij zelf gebruik
te voor zijn clandestiene politieke
activiteiten. Het stelt hem in staat
om in zijn boeken betrokken en
toch afstandelijk te zijn.
Het is ook geen toeval dat Semprun
zijn verhaal in het jaar 1956 si
tueert. Het was de tijd waarin pijn
lijk duidelijk werd dat het commu
nisme niet was wat idealisten ervan
gehoopt hadden. De gruwelijke da
den van de zo aanbeden Stalin kwa
men aan het licht, net als de verra
derlijke houding van veel vooraan
staande Spaanse communisten ten
aanzien van partijgenoten die het
waagden kritiek te hebben.
En daarmee lijkt Semprun in dit
boek vooral de vraag op te werpen:
wie heeft gelijk, wie is onschuldig.
Daders worden slachtoffer, slachtof
fers worden dader. 'De dood, dat is
Jorge Semprun
wat hen bindt. De oude dood van de
burgeroorlog'.
Twintig jaar en een dag is daarmee
een heel persoonlijk boek. Niet voor
niets is het een van de weinige die
de al sinds 1937 in Frankrijk wonen
de en altijd in het Frans publiceren
de Semprun in zijn moedertaal, het
gaat er geen maand voorbij
of ik denk even aan dat kerk
hof. Uren, dagen, maanden,
jaren - van die dingen. Vorige week was de aanleiding een bericht
in de krant: de graven van Bertolt Brecht en Heinrich Mann waren
geschonden.
Ik weet waar ze liggen. Vooral ten tijde van de DDR was de begraaf
plaats een gang waard. Je ging er heen op de stoutste aller schoe
nen, soms dronk je nog een Kaffee in het laatste koffiehuis in de
Amerikanische Sektor. Dan ging je bij Checkpoint Charley zigzag
gend met een uitdrukkingsloos gezicht de grens over. Soms was zit
ten bij Café Adler met uitzicht op de verrekijkende polizisten al ge
noeg. Bij Adler was altijd wel een gitarist en werden liedjes gezon
gen over vrijheid en een betere wereld.
Op de kaart van het Berlijn van de ehemalige Demokratische Repu
bliek staat in de buurt van het traject van Checkpoint Charley naar
het Dorotheenfriedhof aan de Chasseestrasse een dikke veelhoekige
lijn: de Mauer. Je liep hier tussen zogenaamde regeringsgebouwen.
Op verschillende plaatsen mochten de huizen niet bewoond wor
den. Camera's overal, nergens was je onbespied en op de uitgestor
ven straten liepen jongemannen, verkleed als vopos. Je was iemand
uit Le Carrés The spy who came in from the cold.
Zo dicht mogelijk bij
de Muur lopend pro
beerde je op het kerk
hof te komen. Het
was een paradijs, de
rust van de dood, de
vrede van de tuin,
daar de Muur en buiten de kerkhofpoort de straat met spaarzaam
verkeer. De grimmige dreiging van het alledaagse had plaatsge
maakt voor een schoon hof: schitterende oude bomen, treurwilgen
en struiken. Er viel ook wat te zien en je had bovendien het gevoel
dat er afspraken gemaakt werden.
Het puikje van de Midden-Europese artistieke geschiedenis heeft er
zijn eeuwige rust gevonden: 'zo veel uitgedoofde fakkels bij elkaar
vind je alleen maar in Parijs op Père Lachaise bij elkaar', schreef
Friedrich Hebbel. De filosoof Fichte heeft hier zijn graf en zijn op
volger aan de Berlijnse universiteit, Hegel, ligt er, nadat hij in 1831
door de cholera zijn einde vond.
Wieland Herzfelde rust sinds 1988 naast zijn broer Johann, die zich
tijdens de nazitijd in Londen John Heartfield noemde. Er zijn be
kendere Duitsers dan deze broers: in 1916 richtten ze een politiek-li-
terair tijdschrift op en een uitgeverij die verboden werd, waarna ze
onder de naam Malik-Verlag verder gingen. 'Als ik Tucholsky niet
zou zijn, zou ik graag een boekomslag willen zijn bij Malik', aldus
Kurt Tucholsky. Elias Canetti werkte en woonde in zijn Berlijnse
periode in hun huis. Hij kwam ze ook weer in Londen tegen.
Stefan Zweig kun je op het Dorotheenfriedhof vinden en Schinkel,
dé architect van het negentiende-eeuwse Pruisen, die het Wilhelmi-
nische Berlin zijn gezicht gaf. De componisten Paul Dessau
(1894-1979) en Hanns Eisler (1898-1962), uit Amerika teruggekeerd
om met muziek de volksdemocratie te dienen, liggen tegenover
Heinrich Mann, de oudere broer van Thomas. De oude Mann, die
het verhaal leverde voor de film De blauwe Engel, stierf in Ameri
ka. Nagenoeg naast Brecht landde zijn urn. Brecht rust tegen de
kerkhofmuur, achter het huis waar hij in de jaren vijftig woonde.
Samen met Helene Weigel. Tot twee weken geleden ongedeerd.
Wie nu op het Dorotheenfriedhof komt, bezoekt een mooie tuin met
indrukwekkende namen op zerken. De tegenstelling tussen Oost en
West, de bedreigende sfeer buiten het kerkhof, is geschiedenis. Het
is geen hortus conclusus meer in een 'schuldige stad' Het Friedhof
zelf is stad geworden. Waarom zijn de graven van Mann en Brecht
geschonden? Waarom niet de steen van degene die ze scheidt, de
DDR-coiyfee Johannes Becher? Waarom nu?
Lo van Driel
Spaans, schreef. Het is in al zijn
complexiteit een afrekening met
zijn idealen en met het belangrijk
ste deel van zijn leven.
Sonja de Jong
Jorge Semprun: Twintig jaar en een dag -
Uitgeverij Meulenhoff, 17,50.
Willem Frederik Hermans
was ook zo iemand. Hij
bleef aan zijn boeken schaven
Aan nieuwe drukken voegde hij
alinea's toe; op andere plekken
schrapte hij zinnen.
Je hebt ook schrijvers die hun
werk achterlaten. Zij moeten
voort. Ze kijken wel om, maar
zien dan een afgerond werk. Als
het beter had gekund, zullen ze
dat met een volgend boek aanto
nen; niet door dat oude werk te
herschrijven.
Bernlef doet dat wel. Hij heeft
zijn debuutroman Stukjes en
beetjes (1965) nu zelfs al twee
keer herschreven. Eerst in 1989
onder de titel Achterhoedege
vecht; dit voorjaar verscheen
het als Een jongensoorlog. Het
is de thematiek die blijft knagen
en om revisie vraagt, aanpas
sing, verbetering. Je kunt je zo
voorstellen dat iets onbestemds
blijft knagen dat vraagt om nieu
we formuleringen. Bernlef heeft
dit verhaal het meest autobio
grafische uit zijn oeuvre ge
noemd. Het fungeert als een
soort oerboek, dat hij telkens op
nieuw bezoekt.
In 1970 publiceerde Gerrit Krol
de roman De laatste winter.
Over twee mannen die ooit in
hetzelfde vliegtuig van Europa
naar Zuid-Amerika zijn gevlo
gen. Een Schot en een Rus. Ze
kennen elkaar niet, ook niet van
die vlucht. Het enige wat de
mannen bindt, is dat ze allebei
in Krols roman figureren. Wat
de auteur onderzoekt is of de
mannen ook anderszins verbon
den zijn, in levenswijze en -hou
ding, nu ze allebei in Zuid-Ame
rika lijken te zijn gestrand.
'Soms meteen, soms na jaren
vraagt een boek van mij om her
schreven te worden', schrijft
Krol in de verantwoording ach
terin de roman Sofa aan zee, de
nieuwe versie van De laatste
winter.
'Je weet niet altijd van tevoren
of een boek af is of niet.' Krol
geeft feitelijk toe dat De laatste
winter niet af was. Hij heeft ge
speeld met het idee om de Schot
en de Rus elkaar aan het eind
van De laatste winter te laten
ontmoeten. 'Deze voorbeschik
king leverde een wat drakerig
verhaal op waar niemand geluk
kig mee geweest zou zijn.'
Na vijfendertig jaar schoot Krol
alsnog een eind te binnen dat
hem beviel. Voegde hij dan een
hoofdstuk toe? Nee, slechts een
dialoog, passend bij de slotzin
van De laatste winter dat 'er
veel meer mogelijkheden zijn
dan werkelijkheid in deze we
reld, die zelf, vreemd genoeg, al
leen maar uit werkelijkheid be
staat.'
Natuurlijk is dat niet alles. Gro
tere ingrepen deed Krol in
hoofdstuk 13, waarin het in De
laatste winter al ging over een
sofa aan zee. Waarmee meteen
verklaard is waarom de titel is
veranderd. Wordt mogelijk ver
volgd.
Theo Hakkert
Gerrit Krol Sofa aan zee. Roman -
Uitgeverij Querido. 95 blz., 14,50.