Opkruipend naar de
haartjes in je nek
PZC
Herman Koch
Het jaar volgens Wigman
Oogstlied
in mei
nthese
woensdag 30 november 2005
proza
Ebru Umar: Geen talent voor de
liefde - Ebru Umar (Den Haag,
1970) debuteerde in 2003 als co
lumniste op de website van
Theo van Gogh en wist geheel in
stijl van haar mentor, vriend en
coach bij menigeen het bloed on
der de nagels vandaan te schrij
ven. Een paar namen: Willem
Lust, Jeroen Pauw, Mohammed
B., 'de hooghartige vrouw'
Ayaan Hirsi Ali en Léon de Win
ter.
In Geen talent voor de liefde be
schrijft Umar hoe haar leven is
veranderd na de publicatie van
haar debuut Burka Blahniks.
Ze wordt een veelgevraagd au
teur van opiniestukken, debater
in tv-programma's en radioco-
lumniste. Het leven lacht haar
toe totdat op 2 november 2004
Theo van Gogh wordt afge
slacht. Dan rest er slechts een al
lesoverheersend pessimisme. Ze
beschrijft hoe het haar tot half
juli dit jaar vergaat. Geen talent
voor de liefde mist de scherpte
van haar columns, de stijl is van
een dagboekschrijfster die heel
erg medelijden met zichzelf
heeft. En het is Theo voor en
Theo na.
Uitgeverij Archipel, 273 pag.,
€15,95.
Josie Lloyd en Emlyn Rees: Lie/-
de op het tweede gezicht - Had
je Nicci Gerrard en Sean French
als 'Nicci French' voor de literai
re thriller, Josie Lloyd en Emlyn
Rees waren eind jaren negentig
het gezicht van de relatiecome-
dy. Ze schreven Heh Mij Lief
(Come Together) en Blijf Bij Mij
(Come Again), losjes gebaseerd
op hun eigen liefdeservaringen.
Ze trouwden. Ze kregen kinde
ren. Ze passeerden de dertig.
En toen wilden ze héél erg niet
meer over zichzelf schrijven.
„We voelden ons emotioneel te
kijk staan, het was alsof we ons
eigen leven plagieerden", zeiden
ze in 2004 in een interview. Met
de roman Familiezaken (We are
family) waagden ze zich voor
het eerst buiten hun vaste stra
mien. Hun ontdekking: er is zo
veel meer te schrijven, als het
niet over jezelf gaat.
Maar de grondslag voor hun boe
ken, zeggen ze zelf, blijft hun ge
loof in de ware liefde. True love.
Alsof de vertaalster van hun
nieuwe roman heeft meegluis-
terd, geeft ze die de titel Liefde
op het tweede gezicht mee. In
het Engels is het The three day
rule.
Het boek gaat over een familie
die de kerst traditiegetrouw
doorbrengt op een van de eiland
jes voor de kust van Cornwall.
Ze raken ingesneeuwd. De hevig
ste storm die Engeland sinds
250 jaar heeft geteisterd, barst
los. Daar komt ruzie van.
Natuurlijk. Nog los van de lief
desintriges.
Vertaling Elles Theulen. Uitge
verij Archipel, 320 pagina's.
17,95.
e heet Miriam, je bent
halverwege de veertig,
je hebt een man en
twee kinderen. Je kijkt naar
de slijtplekken in de driezits
bank en beseft met wurgende
zekerheid dat ze het verhaal
van je leven vertellen. Wel
dra komt het moment dat je
vier borden door jou bereide
pasta a la carbonara van ta
fel oppakt en ze één voor één
tegen de keukenmuur smijt.
Vervolgens grijp je de tele
foon om een vliegticket te be
stellen dat je stante pede
naar de Spaanse zuidkust
moet brengen.
Komt het u tot zover bekend
voor? Dan is hier het ver
volg van het verhaal, verteld
door Herman Koch. Het toneel
is hotel Reina Cristina, gelegen
in het sherrystadje Sanlucar de
Barrameda. Tijdens het overden
ken van haar verflenste geluk
heeft Miriam alle tijd de overige
hotelgasten te observeren. Zo
ontdekt ze - nou ja, hij is ge
woon niet te missen - dat zich
onder hen Bruce Kennedy be
vindt. Dé Bruce Kennedy, met
Clint Eastwood, Jack Nicholson
en Sean Connery de aantrekke
lijkste filmster van boven de vijf
enzestig.
Later zal ze een vriendin op
biechten dat ze hem heeft her
kend aan zijn stem, 'de stem van
de psychisch gestoorde garage
houder die zijn hele familie uit
moordt in The Moons Of July,
en natuurlijk de stem van de ij-
zervretende kanonneerbootkapi
tein uit The Santoga File, maar
ook de stem die, onder de pal
men op het strand van Pearl
Harbour, de dodelijk gewonde
Jodie Lamar ten huwelijk
vraagt in No More Damage en
die als de alcoholische berggids
Joe Roscoe de verdwaalde
schoolklas uit de sneeuw van de
Rocky Mountains redt in Back
To Base.Een stem kortom 'die
ergens tussen je schouderbladen
ging zitten en zich daarna een
weg omhoog zocht naar de eer
ste haartjes in je nek.'
Tot nu toe smaakt dit resumé
ernstig naar soap. Onbeduidend
vrouwtje dat gestrand is in een
vreugdeloos huwelijk bloeit op
wanneer ze haar favoriete film
held tegen het lijf loopt en
slaagt er zowaar in gedurende
enige nachten met hem het bed
te delen.
Toch steekt Herman Koch hier
en daar een stok in dit gladjes
en voorspelbaar rondtollende
scenario. Zeker, Miriam heeft
geen al te sterk zelfbeeld. Bij de
min of meer feestelijke gelegen
heden die ze met haar man be
zoekt, gelegenheden die worden
gefrequenteerd door 'interessan
te' mensen die zonder uitzonde
ring actief zijn in de kunstensec
tor, moet ze altijd voelen dat ze
niet meer is dan 'de vrouw van'.
Haar echtgenoot is Ben Wenger,
een middelmatig begaafde ci
neast die zich bezighoudt met
zwaar gesubsidieerde, commer
cieel steevast floppende films.
Maar hoe tweederangs ook, Ben
is prominent in zijn eigen krin
getje, terwijl Miriam geen enke
le uitstraling heeft.
Nadat Miriam jaren lang van
Ben heeft moeten aanhoren hoe
oppervlakkig en smaakbeder-
vend de serieproductie van Hol
lywood wel niet is, stort ze zich
uit pure frustratie in de ai-men
van een man die van datzelfde
Hollywood het boegbeeld is. En
terwijl wij meesmuilend wach
ten op een maar al te bekende
afloop (Bruce geeft Miriam na
een dag of wat te kennen dat hij
haar helaas moet teleurstellen,
Miriam keert met hangende
pootjes naar huis terug en ver
zoent zich met Ben, haar kinde
ren en haar lot), nemen de ge
beurtenissen na de vertrouwde
beginscènes een onverwachte
wending. Bruce blijkt niet de
gladjanus te zijn die we in hem
hebben vermoed en Miriam is
bij lange na niet het beklagens
waardige type dat we kennen
uit de vragenrubrieken van de
damesbladen.
Ik zal terwille van uw leesgenot
voor me houden hoe de geschie
denis eindigt, maar neemt u
maar aan dat wat leek te begin
nen als een vluchtige affaire
voor Miriam en Bruce uitpakt
als een louterende ervaring, al
moet er wel een hoge prijs voor
worden betaald.
Satire
Tot nu toe kenden we Herman
Koch als de man van de niets en
niemand ontziende satire. Welis
waar ging hij als lid van het
Jiskefet-trio vaker over de gren
zen van het betamelijke heen
dan als schrijver, maar dat hij
ook in die laatste hoedanigheid
weet had van zwarte humor en
zieke grappen was al duidelijk
vanaf Red ons, Maria Montanel-
li (1989), de prachtroman die
voorafging aan zijn succesvolle
carrière als televisiemaker. In
Denken aan Bruce Kennedy
laat Koch zich onverwacht van
zijn milde kant zien. Hij is nog
altijd sterk in vlijmscherpe en
sarcastische typeringen (bijvoor
beeld van 'mannen die in de
Cosmopolitan hadden gelezen
wat vrouwen lekker vinden, die
een bed of een matras als hun
natuurlijke werkplek beschouw
den en met je lichaam aan de
slag gingen of het een huis was
dat in zijn geheel vertimmerd
moest worden'), maar wat ten
slotte overweegt is een toon die
je haast als 'warm menselijk'
zou kwalificeren. Koch heeft zo
waar weet van tragiek, en dat is
winst.
Jaap Goedegebuure
Herman Koch: Denken aan Bruce
Kennedy - Uitgeverij Augustus, 191
blz., 16,50.
Leg de weermannen terug in de la
waar ze vandaan gekomen zijn
Aanzie de weermannen, vensterstaarder:
Aan de trapeze, aan de isobaren
slingeren zij zachtjes heen en weer
tussen warmte- en koudefronten
Of, meegesleept door lucht- en golf
stromen; rustig op hooiland onder
onweer; door windvlagen omringd,
brengen zij zon, mist of storm nabij
Of ze goden waren: sterk hun spreuken
en hun bliksems; ving voor hun part
herfst aan op 21 november of de lente
in mei, korrel, kijker was je in hun credo
H.H.ter Balkt (geb.1938)
Bij mij kunnen ze op diepe
minachting rekenen: men
sen die het over Mona Lisa in
plaats van Monna Lisa hebben.
Bijna iedereen zegt het, maar
bijna iedereen zegt het fout.
Monna is een bekorting van ma
donna, mevrouw. Iets vergelijk
baars gebeurt met Nijhoff. Vrij
wel altijd gaat het over Marti-
nus Nijhoff. De weinigen die we
ten waarover ze praten, respecte
ren zijn wil en noemen hem M.
Nijhoff. Menno Wigman, die
voor de tweede keer de Dagka
lender van de poëzie samenstel
de, weet blijkbaar niet waar
over hij praat.
Bij hem heet de dichter, met
twee gedichten vertegenwoor
digd, Martinus Nijhoff. Een klei
nigheid, zoals een verkeerde aan
duiding van de mevrouw op het
beroemde schilderij een kleinig
heid lijkt. Maar zulke kleinighe
den zeggen veel over je werkwij
ze. Van Christine D'haen werd
'Daimoon megas' opgenomen,
het gedicht is te lang voor een
kalenderblad. Wat doet Wig
man dan? Eenvoudig het motto
schrappen, in zijn ogen toch
maar een raar geval, een stukje
uit een werk van Plato, in het
Grieks nog wel. Maar het is zo
iets als de sleutel van je voor
deur weggooien, want dat motto
is essentieel voor de interpreta
tie van het vers.
Zo mag je niet met dichters om
gaan, zo mag je niet met gedich
ten omgaan. Het ontbreekt Wig
man aan kennis, aan overzicht,
aan liefde. Deze drie, maar voor
al aan liefde. Grote woorden,
maar het lot van de poeziekalen-
der gaat mij aan het hart. Jaren
lang heb ik, aanvankelijk samen
met Hans Warren, deze uitgave
zelf samengesteld. De kalender
werd daardoor zoiets als een
dierbaar huisdier, bijna een
kind. Je wilt niets liever dan dat
het er ook zonder jouw bemoeie
nis goed mee gaat. Maar het
gaat duidelijk niet goed.
Wanneer gaat het goed met zo'n
kalender? Wanneer in de ge*
ten de seizoenen, de maai
de dagen worden gevolgd. C
twijfeld kom je in de niei
afleveringen aardige gedi*
tegen, zoals Ter Balkts
klacht tegen de weermai
Maar waarom moeten wi
vers uitgerekend op 4 n
2006 lezen? Vaag kondigt
man aan zijn keuze het tl
'tussen droom en daad' te
ben gegeven, en dat won
even vaag uitgewerkt. Hij
uitbundig de geboortedag
Adolf Hitler en Vincent
Goghs sterfdag, maar ook c
weg laat hij het bij een paa
zelende passen.
Gemakzucht is het enige, 2
de willekeurige aanpak t
klaren, of de aanwezighei
veel vertaalde verzen. Een I
der waarin niet bij Pink
en Koninginnedag wordt
staan. Een kalender waar
géén nieuwjaarsdag
oudejaarsdag wordt. Een I
der gemaakt door iemar
geen benul heeft van de
der. Hij maakt het veel 1
dan de weermannen va
Balkt, die de herfst in nov
laten beginnen. Wigman
dat de tulpen bloeien in j
hij laat een oogstlied zinj
21 mei. Wedden dat hij oc
na Lisa zegt?
Mario Mo
Dagkalender van de poezie 21
mengesteld door Menno Wi
Uitgeverij Meulenhoff €14,91
Rudy Kousbroek
Hondentrouw
eze ongelofelijke foto is gemaakt aan het
eind van de 19de eeuw in het Franse stadje
Thiers (Puy de Döme).
Thiers, gelegen aan een riviertje genaamd de
Durolle, wordt in de Michelin nog steeds aangeduid als
centre de coutellerie, centrum van de messenmakerij. Een
verschrikking die vroeger bestaan heeft is het beroep van
émouleur in deze industrie. Een émouleur was een messen
slijper - van het werkwoord émoudre, slijpen. Wat het be
roep precies inhield staat te lezen in een verklarende tekst
van het Musée de la Coutellerie in Thiers:
'De émouleur werkte liggend op een slijpbank, een houten
plankier met een rand die dienst deed als steunpunt voor
de voeten. Hoofd en schouders staken over de slijpbank
uit. Op deze manier had de slijper zijn handen vrij en kon
hij zijn werkstuk met kracht op de in het water draaiende
slijpsteen drukken. Hij bediende zich van een houten hulp
stuk genaamd 'baton', waar het lemmet in werd aange
bracht om de vingers te beschermen...'
'Deze manier van liggend werken was specifiek voor de
messenmakerij van Thiers. Aan het eind van de 19de eeuw
telde men meer dan een hondertal molens langs het dal
van de Durolle. Een kleine molen functioneerde met 4 of 5
arbeiders, een grotere kon plaats bieden aan een twintig of
dertigtal émouleurs. Deze techniek van handmatig slijpen
is heden ten dage volkomen verdwenen.'
Maar de wonderlijkste passage in deze tekst volgt nu: 'Om
de kou en de vochtigheid in de winter te bestrijden hadden
de émouleurs de gewoonte hun honden af te richten om op
hun benen te komen liggen, om die te verwarmen.'
Dat is wat op deze foto te zien is: het duidelijkst bij de ach
terste en voorste émouleur (bij wie men ook een rij messen
kan zien liggen), maar met enige moeite is ook op de benen
van de middelste een hondekop zichtbaar. Die is wat don
kerder en heeft zijn oren naar achteren.
Het bekijken en herkennen van die honden roept bij mij
Foto Musée de la Coutellerie
een eigenaardige mengeling van historische wanhoop en
dankbaarheid op, zoals meestal bij afbeeldingen van lots-
verbonden dieren en mensen. Het is of je het binnenste van
een natuurwet ziet; je staart in een ver verleden, toen de
dieren nog praten konden - maar niet zo goed, een beetje
zoals kinderen met een spraakgebrek; dat was hun handi
cap in de onderhandelingen: alles werd ze afgenomen, ze
mochten alleen nog maar offers brengen, waartoe ze uitge
rust werden met de grote verraderlijke truc genaamd lief
de.
Zo kon het dat die trouwe honden dat deden voor hun
baas. De kou en de vochtigheid bij dit zware werk moeten
onverdraaglijk zijn geweest: het kan daar in centraal
Frankrijk heel koud zijn en rond de snel draaiende slijpste
nen hing een permanente wolk van fijne waterdruppels;
van verwarming of ventilatie was uiteraard geen sprake.
Hoe hielden de mensen het uit? Geen wonder dat er altijd
een markt is geweest voor slavenarbeid. Een van de meest
frappante fantasmes op dat gebied is het verhaal van de
Golem, een robot avant la lettre, gemaakt om het zware
werk te doen. Een evocatieve beschrijving is te vinden in
het Manual de zoologia fantastica van Borgès (Mexico
1957): 'De oorsprong van dit verhaal gaat terug tot de 17e
eeuw. Volgens verloren gegane formules van de Kabbala
construeerde een rabbijn een kunstmens - Golem genaamd
- om de klokken van de synagoge te luiden en ander zwaar
werk te doen. Maar hij was niet een mens als een ander, hij
was doofstom en had een plantaardige vorm van leven.
Dat leven duurde tot de avond en ontleende zijn kracht
aan de werking van een magische tekst, die achter zijn tan
den werd aangebracht en waarin de vrije krachten van de
sterren werden gebundeld. Op een middag, voor het avond
gebed, vergat de rabbijn het zegel uit de mond van de Go
lem weg te nemen en deze brak uit in razernij, holde door
de donkere straatjes en verscheurde allen die hij tegen
kwam. Tenslotte wist de rabbijn hem staande te houden en
het zegel dat hem leven inblies te verbreken. Het wezen
zonk in elkaar. Er bleef niet meer van over dan het uitge
mergelde lemen figuurtje dat nog heden getoond wordt in
de synagoge van Praag'.
Wat hierin frappeert, als je het met moderne ogen leest, is
dat dat kunstmatige leven met behulp van een magische
tekst aan de sterrekrachten wordt ontleend: de bedenkers
van de Golem waren nog niet op de gedachte van het be
drog der liefde gekomen om het wezen te bezielen. Wat
ook verbaast is dat ze er een kunstmens voor bedacht had
den. Een speciaal aangepast kunstdier had ook gekund en
zou in de meeste gevallen voldoende zijn geweest.