Vast in de noordelijke poolzee PZC Geert van der Kolk Goed beginnen Het gruwelijke wordt opeg nette manier voltrokken Thomas Möhlmann fotosynthese woensdag 23 november 2005 proza Ewoud Sanders: Aarsrivalen, scheidkarbonades en terminale baden. Een gerenommeerd res taurant in Vlissingen zet een Gordon bleu op het menu. Een oma beweegt zich voort met een rollade. Iemand wordt de mond gesnoeid. NRC-journalist Ewoud Sanders deed afgelopen zomer een oproep aan zijn le zers om hem verhaspelingen van het Nederlands toe te sturen. Hij werd overstelpt door materi aal en heeft dat nu gerangschikt in het allervermakelijkste boek je Aarsrivalen, scheidkarbona des en terminale baden. Sanders heeft de woordinfecties thema tisch ingedeeld. Zo vinden we bij het onderdeel seks genitaliën voor initialen, kwakkeloos voor klakkeloos, lidteken voor litte ken en copuleus voor copieus. Uitgeverij Prometheus, 123 pag.,€ 7,50. J.R.R. Tolkien: Brieven van De Kerstman. De eerste brief was gedateerd 22 december 1920. John, de oudste zoon van J.R.R. Tolkien was toen drie jaar. Hij was afkomstig van Huize Kerst mis, de Noordpool, en werd be geleid door twee tekeningen, één van 'Me', waarop de Kerst man was afgebeeld, en één van 'My house', waarop een wit huis je met roodoplichtende vensters in een sneeuwlandschap stond. De brief was ondertekend door 'Je liefhebbende Kerstman' en er werd een cadeautje in be loofd. Meer dan twintig jaar lang kre gen de kinderen Tolkien, naast John later ook Michael, Chris topher en Priscilla, ieder jaar een fraai geïllustreerde brief van de Kerstman, met een gete kende postzegel van de Noord pool erop. Deze brieven met hun prachtige tekeningen zijn nu in een herzie ne, veel uitgebreidere uitgave opnieuw verschenen. De laatste brief dateert uit het jaar 1943, als de Kerstman heeft vernomen dat 'de mensen het dit jaar be roerd hebben, zoals dat heet'. In alle brieven betoont J.R.R. Tolkien zich een liefdevol vader en bedenker van prachtige avon turen, maar dat laatste wisten we al van In de ban van de ring. Vertaling Max Schuchart en Fanneke Cnossen. Uitgeverij M., 112 pag.,€ 19,90. Omslagillustratie van Brieven van de Kerstman van J.R.R. Tolkien oen de aarde nog niet X volledig in kaart was gebracht, oefenden bepaalde plekken-van-ho- ren-zeggen een machtige aan trekkingskracht uit. De bron nen van de Nijl, het onbeken de continent aan de zuidkant van de globe en de oostelijke vaarroute langs de kust van Siberië, het waren voor meni ge avonturier onweerstaanba re verleidingen, en even zove le opstapjes naar een eerlijk zeemansgraf. Op het lijstje van de witte plekken van de ontdek kingsreizigers stonden de noord- en zuidpool bovenaan. Toen er nagenoeg niets meer te ontdekken en te exploreren viel, bleven die hun magnetische wer king in meer dan een opzicht uit oefenen. Ook nu het al bijna hon derd jaar geleden is dat de kou de uiteinden van de aarde voor het eerst door mensen werden betreden, waant menige reiziger zich nog een held, ook al ver blijft hij aan boord van een luxueuze rondvaartboot die de arctische of antarctische wate ren doorkruist. Over de onbedwingbare zucht naar het uiterste handelt Geert van der Kolks boek Noordtij. Je zou het met recht een histori sche roman kunnen noemen. Het verhaal speelt zich af in 1882, door een aantal landen uit geroepen tot Internationaal Pool jaar. In het kader daarvan stuurt het Koninklijk Neder lands Meteorologisch Instituut (nog altijd verantwoordelijk voor het weerbericht) per schip een expeditie op pad die ten noorden van Canada metingen moet gaan verrichten. Dat klinkt bijzonder zakelijk en nuchter. In werkelijkheid laten de leden van de groep zich door heel andere drijfveren sturen. Het hoofd van de club bijvoor beeld toont zich geobsedeerd door het idee dat de noordelijke poolzee vanwege de invloed van de warme golfstromen ijsvrij moet zijn. Hij popelt om deze dwanggedachte, die hij nota be ne meent te kunnen staven met gegevens uit middeleeuwse reis verhalen, te verzilveren als we tenschappelijke ontdekking. Een van zijn reisgenoten hoopt exemplaren aan te treffen van uitgestorven of nog nooit eerder waargenomen vogelsoorten. De kapitein op zijn beurt rekent er op met een scheepsruim vol die renhuiden de terugreis te kun nen aanvaarden. Dankzij de tegengestelde belan gen, ambities en illusies lijkt de onderneming al bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Maar het wordt allemaal nog een graadje erger wanneer tijdens een tus senstop bij New Foundland zich ene Anderson bij de bemanning voegt. Voor een hoog bedrag inge huurd om het schip door de ijs massa's te loodsen ontpopt hij zich weldra als de spreekwoor delijke luis in de pels. Tegen over de leiding gedraagt hij zich eigenmachtig, onder de lagere personeelsleden maakt hij zich eerst gehaat, later zet hij ze te gen elkaar op. Heel gewiekst speelt hij sommigen van hen drank en zelfs een vuurwapen in handen. Het resultaat is een geleidelijk toenemende anarchie en demoralisering. Als de klad er in komt, is de ex peditie al vastgelopen in het ijs. Hoewel er vooraf was gepland om te overwinteren op Ellesme- verspreid om een uitweg dan wel hulp te zoeken, begint het drama aan zijn laatste bedrijf, met muiterij, moord en dood slag en kannibalisme als voor naamste ingrediënten. Tenslotte zijn er niet meer dan drie overle venden, waaronder twee Eski mo's. Geert van der Kolk, woonachtig in Amerika en bedreven in het zeilen over de poolzeeën, heeft re Island, moeten er nu onderko mens op en om het schip worden ingericht. Vervolgens belandt het gezelschap in een situatie die bekend is uit de legendari sche verhalen over 'het Behou den Huys' op Nova Zembla (1596-1597): eeuwige nacht, dreiging van hongerige ijsberen, verveling en een toenemend ge brek aan voedsel. Nadat bij het invallen van de dooi het lekke schip is gezonken en meer dan de helft van de opvarenden zich in diverse windrichtingen heeft met Noordtij een bijzonder on derhoudend boek geschreven. De eerste hoofdstukken pakken wat stroef en omslachtig uit (misschien wel vanwege de nood zaak om zoveel mogelijk achter grondinformatie kwijt te ra ken), maar al gauw komen de vaart en de spanning erin. Scè nes en episoden schuiven als kruiend ijs over elkaar en naar mate het relaas vordert volgt de ene climax op de andere. Uitein delijk krijgt deze geschiedenis een haast apocalyptische allure, illustratie Martien Bos wat in zekere zin wel passend is, gegeven de omstandigheid dat het ijs vroeger als een attribuut van het kwaad werd gezien. Zo vertelt Dante in zijn Goddelijke Komedie dat de Satan tot ver voorbij zijn middelste vastgevro ren zit in het onderste van de hel. De meeste historische romans kenmerken zich door een menge ling van feit en fictie. Voor Noordtij gaat dat ook op, ook al heeft in werkelijkheid Neder land nooit deelgenomen aan de wedloop naar de pool. De feiten die Van der Kolk heeft ver werkt, stammen vooral uit zijn eigen poolervaringen. En uit zijn lectuur. Want hoewel hij nergens zegt welke andere boe ken hij heeft gebruikt, verwijst hij wel degelijk naar voorgan gers als Arthur van Schendel (Het fregatschip Johanna Ma ria), Melville Moby Dick) en Gerrit de Veer, de man die aan het einde van de zestiende eeuw de al genoemde overwintering op Nova Zembla boekstaafde. Ter herinnering aan hem heeft Van der Kolk het schip dat in Noordtij zo jammerlijk ten on der gaat de Gerrit de Veer ge noemd. Jaap Goedegebuure Geert van der Kolk: Noordtij - Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 304 pag., 16,95. Neem hoe haar woorden glanzen neem hoe haar mondhoeken krullen, hoe zacht het achter haar tanden moet zijn, neem elke lieve lach in acht sla geen oogopslag over en vergeet geen moment waarop ze spreekt of zwijgt neem de tijd die nodig is haar te bekijken, te buigen in alle rust, neem ook die in een zak, in één beweging en wat stenen nog om boven drijven te voorkomen. Thomas Möhlmann (geb.1975) In een goed gedicht, het is veel te weinig bekend, valt min stens één dooie. Poëzie is niet, zoals menigeen denkt, een stille en tedere vrouw maar een luid ruchtige en wrede man. Een Tho mas Möhlmann bijvoorbeeld. Het eerste gedicht in zijn eerste boek heet 'Goed beginnen'. En hij begint zijn bundel De vloei bare jongen ook goed met dit vers waarin inderdaad een slachtoffer valt. Toch nog onver wacht, want dit is Nederlands eerste sonnet met suspense. In een sonnet hoort een volta, een inhoudelijke wending. In dit sonnet komt die omwenteling heel laat. Möhlmann voert de spanning op tot de laatste stro fe, eigenlijk tot de laatste regel. De volta zit in de afbreking, de geraffineerde splitsing van bo ven en drijven. Een goed begin is in dit geval ruimschoots het halve werk. Want zo goed als het openingsgedicht wordt het in dit dichtersdebuut niet meer. Behalve dan misschien in het slotvers 'Wat er nog is'. Maar ook tussendoor kom je een paar geweldige en gewelddadige ge dichten tegen. 'Mooi weggaan' heet een van die gedichten. Een vrouw gelooft in 'de kunst mooi weg te gaan'. Daarom pakt ze een mes en kerft ze zich rustig het tafereel uit. Rustig, dat vooral. Ook van de zelfmoordenaar wordt mooi weggaan verwacht. In 'Een onge merkt vertrek', bestaande uit één lange zin in de gebiedende wijs, eist hij zelfs op dit mo ment, juist op dit moment een stoïcijnse kalmte in plaats van een emotionele uitbarsting. 'Loop deze kamer blootsvoets in en laat alle moed niet plotse ling maar stap voor stap varen' heet het en je dient te handelen 'met de voorzichtigheid van een geoefend goudvisredder.' Geen bloedige incidenten voor de intercity, maar de v kingsdood. Het gruwelijke op nette a voltrekken. Iets dergelijk- je ook zeggen over het wei Möhlmann. Hoe schokkec inhoud ook mag zijn, dei woording blijft keurig. Pi ze termen in tumultueuze al ties, dat is de specialiteit va- ze dichter. Hij heeft het over woorden tot b( wen. Het grillige in toon:: den, het onbeheersbare bê sen, een vorm geven aan'n begrijpelijke, dat is de es van deze poëzie. Het stijlmiddel bij uitstek het onoverzichtelijke tocho zichtelijk te maken, is detcs ming. Möhlmann somt val rend op. Slotgedicht es^ ningsvers zijn zelfs loute somming. Jazeker, 'Goed bi nen', waarin ook weer eens verhaal in één volzin werd vat, is uiteindelijk niets n dan een lijstje ingrediënten een recept. Een fataal rea Veelzeggend genoeg drijft ook ergens in dit boek dronkaard in zijn keukenrol als een chef in zijn laatste recht'. Zo moet het, verdia in dodelijke poëzie. Mario Mok Thomas Möhlmann: De vloeM gen. Gedichten - Uitgeverij h theus, 56 pag., 14,95. Rudy Kousbroek Zoeken naar de slang at is een scheltopusik? Totdat er twee jaar geleden een boek van Maarten 't Hart was verschenen met deze titel was er haast niemand die daar het antwoord op wist, maar het woord heeft zich sindsdien in Nederland verbreid, niet in de laatste plaats dankzij het feit dat Maarten daarna nog een tweede boek heeft geschreven waar de scheltopusik in voorkomt. Een scheltopusik ziet er uit als een slang, meer dan een meter lang, ongeveer zo dik als een komkommer. De officiële naam is Europe se glasslang (Ophisaurus apodus) maar in fei te is het geen slang: het is een pootloze hage dis, die zich van echte slangen onderscheidt doordat hij zijn ogen dicht kan doen. Echte slangen hebben geen oogleden, 't Hart be schrijft hoe er in een Nederlands dorp paniek uitbreekt wanneer er een exemplaar uit ie mands privébezit is ontsnapt. De eigenaar houdt weliswaar vol dat het dier volstrekt on gevaarlijk is, maar miemand wil dat geloven. Een huis-aan-huisblad publiceert een vage fo to van de pseudoslang, die vervolgens door een vooraanstaand herpetoloog herkend wordt als een levensgevaarlijke zandadder. In de plaatselijke krant verschijnt een bericht luidend: Dorp zoekt dodelijke slang 'In het Zuid-Hollandse dorp M.. is enkele we ken geleden een zeer gevaarlijke slang ont snapt. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het om een zandadder. Een beet van het dier is do delijk zonder tegengif. De donkerbruine slang van circa een meter lang valt aan zodra er oogontact is. De Rotterdamse dierentuin Blij- dorp heeft maandagmiddag tegengif laten overbrengen naar de huisartsenpractijk in M..' Daarna is het hek van de dam. Een televisieuit zending waarin de slangendeskundige gelegen heid krijgt allerlei alarmerende berichten de wereld in te sturen ontketent een wilde klop jacht. Gewapend met stokken en zaklantaarns doorzoeken de dorpsbewoners de begroeiing van parken en wegbermen, maar het dier wordt niet gevonden. Het is een schitterend verhaal. Het wordt niet algemeen beseft, maar Maarten 't Hart is een van de beste humoris ten van Nederland, en in deze twee boeken, De scheltopusik (2003) en Lotte Weeda (2004), slaagt hij er in een paar weergaloze evocaties te geven van die specifiek Nederlandse gekte, het zoeken naar verborgen reptielen, met hulp van de om zijn dapperheid befaamde Neder landse politie, die zich belangrijk maakt met groot machtsvertoon: immers de nationale volksveiligheid is in het spel, kinderen wor den nodeloos aan gevaar blootgesteld: als er een ongeluk gebeurt, wie is dan verantwoorde lijk? Maartens beschrijving is nauwelijks een cari- catuur, het verhaal is onder meer gebaseerd op de nooit gevonden 'levensgevaarlijke gifslang' van Enkhuizen in 1999. 'Toen heb ben ze heel Enkhuizen afgezet, de hele politie macht - 50 man politie en een helicopter - was op zoek naar die slang, in de media ging het nergens anders over... Geluidswagens reden door de straten en adviseerden de bewoners om binnenshuis te blijven.' Er worden in Nederland tamelijk veel slangen gehouden, elke zomer zijn er wel een paar die op stap gaan (voor zover dat voor een krui pend dier de juiste term is). Het zoeken naar ontsnapte slangen is in Nederland een natio naal tijdverdrijf dat levendige emoties op roept. Het hele verschijnsel duidt uiteraard op een diepgewortelde mythe, je kunt in Neder land bijna spreken van een slangen verering. De klassieke mythologie had Aesculapius, de latere god van de geneeskunde: 'als zinne beeld van verjongde levenskracht was hem de slang heilig'. Er was een hem gewijd heilig dom op het eiland Kos, waar ook Hippokrates het beroep van arts uitoefende. De Romeinen brachten hem over van Epidaurus naar Rome, dat hij van een epidemie bevrijdde. Ook in de moderne literatuur speelt de slang een rol: Bor- ges noemt er verschillende in zijn Manual de zoologia fantastica (1957) en citeert een merk waardige passage waarin C.S. Lewis het rep tiel beschrijft waarvan hij gedroomd heeft. Er is ook een moderne iconografie, waaronder de bijgaande foto, afkomstig uit Snapshots (Hat- je Cantz 2000). Wat zou er gebeuren als iemand de scheltopu sik daadwerkelijk had gegrepen, rondtastend in de bosjes? Het zou een symbolische gebeur tenis zijn; de slang is een symbolisch dier dat de mens bevrijdt van alle kwalen, het brengt geluk aan er een te vangen. Foto VS ca. 1950

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 24