rat
Socialistische vonk slaat over
m«,
J
Willem
van Toorn
Hoor de doden van morgen
Tom Lanoye
woensdag 16 november 2005
oen de dichters
Henriëtte Roland
Holst en Herman Gor
ter in 1897 toetraden tot de
Sociaal Democratische Arbei
ders Partij, verkeerden ze in
een toestand van opperste eu
forie. Naderhand herinnerde
Henriëtte zich hoe een alom
vattend voorjaarsontwaken
hen bezielde. „Nooit nog,
leek het ons, hadden we dat
gevoel zo intens gevoeld en
genoten. We spraken het uit
tegen elkaar, dat het ons ei
gen innerlijk leven was, dat
ditmaal aan het lentefeest
zulk een warme innigheid
gaf. Voor het eerst in ons le
ven hadden we iets beseft
van de grote opstanding der
onterfden uit nood en druk.
We zijn inmiddels meer dan
een eeuw verder, maar
het door Roland Holst benoem
de geluk blijkt nog altijd aanste
kelijk te kunnen werken.
Stoom, het nieuwe boek van Wil
lem van Toorn, is er om het te
bewijzen. Diverse figuren in de
ze rond 1900 gesitueerde roman
tintelen van het grootse toe
komstvisioen dat het socialisme
destijds bood. En de lezer kan
zo sceptisch niet zijn of ook op
hem slaat de vonk over.
In afwachting van de zegenin
gen die de marxistische leer wel
dra zal doen neerdalen, begin
nen Van Tooms pas bekeerde so
cialisten de nieuwe ideeën en
idealen alvast in praktijk te
brengen. Met de Flora van Hij-
mans en Thijsse in de hand gaan
ze de paden op en de lanen in.
Ze dragen gemakkelijk zittende
kleren, rijden fiets en zeggen
geen u of meneer en mevrouw
meer tegen elkaar. Ze verwer
pen het burgerlijk huwelijk en
het Victoriaanse taboe op seks
en praten daarover vrijelijk met
elkaar. De jeneverfles waar de
geknechte arbeiders hun troost
uit putten, verafschuwen ze uit
alle macht.
Alleen de held van het verhaal,
Maarten Corbelijn, heeft enige
moeite om zich achter de rode
banieren te scharen, zelfs nu hij
in tegenstelling tot de meeste
van zijn socialistische vrienden
en kennissen een echt arbeiders
kind is. Maartens terughoudend
heid wortelt in zijn jeugderva
ringen. Zijn moeder, al vroeg we
duwe geworden, heeft hem met
haar stevige hand van opvoeden
geleerd dat hij zijn lot en leven
maar het beste in eigen hand
kan nemen. Later, wanneer hij
een zelfredzame persoonlijkheid
is geworden, komt daar nog
eens de overtuiging bij dat de
grenzen tussen goede en slechte
mensen niet noodzakelij leerwijs
samenvallen met het verschil
tussen arm en rijk.
Een twijfelend personage is na
tuurlijk een kolfje naar de hand
van de romancier. Je kunt zo ie
mand langs omwegen en met de
nodige belemmeringen laten toe
groeien naar het verlossende in
zicht. Want tenslotte kiest ook
Maarten voor de socialistische
strijd tegen onrecht en onder
drukking. Tot eer van Willem
van Toorn moet meteen worden
gezegd dat zijn boek niets ge
meen heeft met de voorbeeldige
geschiedenissen waar de schrij
vende wereldverbeteraars hon
derd jaar geleden in excelleer
den. Stoom biedt een evenwich
tige mix van beproefde genres
als de historische roman, de psy
chologiserende ontwikkelingsro
man en de liefdesroman. We
zijn er getuige van hoe Maarten
temidden van maatschappelijke
beroeringen opgroeit van jon
gen tot man en wat dat betreft
een echt kind van zijn tijd is.
Maar daarnaast bezit hij genoeg
individuele eigenschappen en
eigenaardigheden om onze aan
dacht vast te houden en, wat
meer is, ook onze sympathie te
wekken.
Staking
In een technisch knappe afwisse
ling van lopend verhaal en terug
blik trekken de belangrijkste
scènes uit Maartens leven voor
bij. We zien hem op zijn geboor
tegrond, een provinciestadje in
Van Toorns geliefde rivieren
landschap, we volgen hem na
dat hij zich van zijn moeder
heeft losgemaakt en als matroos
op een beurtschip is gaan varen,
we maken mee hoe hij als em
ployé bij een overslagbedrijf in
de Amsterdamse haven betrok
ken raakt bij de conflicten die
de opstap vormen naar de roem
ruchte spoorwegstaking van
1903. En we vangen af en toe
een glimp op van socialistische
leiders als Troelstra en de al ge
noemde Gorter en Henriëtte Ro
land Holst.
De inzet van Stoom (dat zijn ti
tel dankt aan de industriële re
volutie die Nederland pas be
reikte na 1870 en de basis vorm
de voor sociale omwentelingen)
is wat je noemt een vondst. Van
Toorn laat zijn hoofdpersoon in
volle actie binnen ons gezichts
veld komen, als de man die een
door fotograaf Jacob Olie geën
sceneerd tafereel op de Amster
damse Noordermarkt met zijn
gehaaste pas komt verstoren.
Hét gaat hier om een echt be
staande prent, die nu het voor
blad van Stoom siert.
Precissie
De manier waarop Van Toorn
Olie's foto in beweging heeft ge
zet, is exemplarisch voor de
kwaliteit van zijn roman. De ver
teltrant is vlot en afwisselend,
de historische details zijn met
precisie en inlevingsvermogen
verwerkt, en de personages zijn
in hun doen en laten zo trefze
ker getypeerd dat je het gevoel
krijgt ze tot op de huid te nade
ren. Wel wordt het verteltempo
tegen het einde zo hoog dat de
climax van de spoorwegstaking
een soort nachtkaars wordt.
Maar voor het overige is deze ro
man een van de beste uit Van
Toorns omvangrijke oeuvre en
zeker een van de beste van dit
literaire seizoen.
Jaap Goedegebuure
Willem van Toorn: Stoom - Uitgeve
rij Querido, 285 pag., €17,95.
Het is een magere troost
dat alles moet verdwijnen
en ik je hoe dan ook op een keer
tóch zou moeten missen, bijvoorbeeld
door de dood. Ik hou van je, al
kunnen we waarschijnlijk niet meer
worden wat we vroeger waren of dachten
te zijn. Geen verhalen over afkeer,
over waanzin of grote trouw: ik
verlang naar toen terwijl
ik ouder word. Ik denk
nog veel aan jou.
Tom Lanoye (geb.1958)
Drie goden stralen aan de he
mel van de Vlaamse poë
zie. Als een vader, als een zoon,
als een heilige geest zijn ze. Gui-
do Gezelle, de zelfverzekerde va
der. Paul van Ostaijen, de zoon
die soms al aarzelt. Tom La
noye, de vertwijfelde heilige
geest. Het lijkt of ze alle drie in
een verkeerde eeuw zijn geland.
Gezelle met zijn vooruitstreven
de vormen en achtergebleven
denkbeelden. Van Ostaijen met
zijn muziek in een onmuzikale
tijd. Maar Lanoye nog het
meest.
'Er valt niets meer te vertolken
in het voetlicht van tevreden
volken', schreef hij eens. Daar
om is poëzie misplaatst, want
hoe kun je dichter zijn in een
poel 'van gezelligheid en rust'?
Is hij dichter of wil hij enkel
dichter zijn, vraagt hij zich af.
Dichter, een symbool van groot
se maar voorbije tijden. Dichter,
een 'sterveling die blijft, een
engel met een pen.' Ofwel een
heilige geest, maar dan één die
naar een planeet is gelanceerd
waar heilige geesten overbodig
zijn.
Zo werd onzekerheid zijn funda
ment. Onzekerheid over zijn sta
tus als dichter, onzekerheid
over de status van het gedicht:
'Is wat ik schrijf oprecht dat
gene wat ik schrijf?' Maar van
de stille biechtstoel maakt hij
een luidruchtig theater. Want
hij, Van Ostaijen en Gezelle zijn
Vlaamse goden, en die hullen
voorspelbare inkeer graag in het
gewaad van grillige uitbundig
heid. Poëzie als circus. Poëzie
als show. Poëzie als toverbal.
Op je zwakste momenten met de
sterkste verhalen reageren. Ver
heven eerlijkheid met een plat
vloerse grol afdoen.
Tom Lanoye stelt zich bij voor
keur als de duivel voor. De dich
ter van de lelijkheid en de leu
gen wil hij lijken. Vertrouw hem
niet. Niemand is zo'n aar
van waarheid en schoonheid L
hij. 'Wij zijn de doden/ van mor
gen,' deze regel weerklinkt oo.
in alle regels waarin die wore:
tegengesproken. De liefde, al
leen de liefde zorgt voor fa
beetje uitstel. Maar zelfs hij,
op aarde verdwaalde engë
weet met deze macht geen raaa
Het maakt hem juist wanhopij
en woedend, 'te weten /daté
ons tevreden moeten stellen
met het schamele vertoon, ra
wat slechts twee organen 03
te bieden hebben.' De onbereik
bare liefde, de onbereikbare§e-
liefde. 'Laat mij ongemerkt bf.
dienen. Liefde is voor
dwaas', zoals hij schreef ink
prachtige En voor mijnh
Hanenstaart (1990) enlndeps-
te (1984) staan heel wat van ai
ke geweldige gedichten.
Helaas worden ze in De n
gedichten aangevuld met zo\i
verstekelingen dat je g
peren: liever minder p
Maar de verzamelde werken van
Gezelle en Van Ostaijen bevat
ten óók ongelooflijk ruime zo
ders en kelders. Geen reden 01
niet in deze goden te g
Tom Lanoye hoort bij hen, War
neer ooit alle lichtjes van i
Vlaamse poëzie zijn
twinkelen deze drie sterren no;
Met een veelbetekenende grijs
Mario Molegrs
Tom Lanoye: De meeste gedi
Uitgeverij Prometheus, 308 pi
bonden, 19,95.
Rudy Kousbroek
Auto in Duitsland
emand verweet mij: wanneer u over auto's schrijft
gaat het bijna altijd over Franse en soms Italiaan
se, Engelse, ja zelfs Belgische auto's, maar de Duit
sers hadden er toch ook? Kunt u daar niet eens een
column aan wijden?
Kort daarop ontving ik de hierbij afgedrukte prentbrief
kaart en dankbaar grijp ik de gelegenheid aan om mijn le
ven te beteren. Het is volkomen waar: ook de Duitsers heb
ben auto's, en al sinds lang. De foto is onloochenbaar
Duits, in Duitsland gemaakt. De veldwachter links draagt
een typisch Duits uniform, met de Duitse variant van de
onvergetelijke cylindrische petten die vroeger gangbaar
waren in heel West-Europa. De foto is genomen op de Pots-
damer Chaussee in Berlijn; trottoirs hadden ze daar toen
nog niet, maar motorvoertuigen al wel. De automobiel is
zoals bekend een Franse uitvinding (1862), maar het duur
de niet lang of ook de Duitsers produceerden zelf auto's,
die heel redelijk voldeden.
Het afgebeelde vervoermiddel is een keurig model met vier
zitplaatsen. Er waren zo te zien ook vier portieren, maar
zonodig kon je ook uitstappen via de voorruit, een inventie
ve oplossing voor gehaaste automobilisten. Opvallend is
ook de 'wraparound bumper' die de boom in zijn greep
houdt als een leeuw met zijn twee klauwen - en dat terwijl
toen de meeste auto's nog helemaal geen bumpers hadden.
Alles duidt hier op Duitse gründlichkeit, maar ook fanta
sie en durf: wanneer Duitse automobilisten er eenmaal op
los gingen dan waren zij haast niet meer tot stoppen te be
wegen.
Nou ja, in feite ging het vermoedelijk om een poging een
aanrijding met een fietser te vermijden. Niet gelukt, zo te
zien.
In ernst: welk merk auto is dit, en uit welk jaar? Vraag het
aan tien verschillende min of meer geïnteresseerde mensen
(ongeïnteresseerde weten helemaal niets te zeggen) en je
krijgt tien verschillende antwoorden. Een Opel, zo krijg je
te horen, een 'Opel Laubfrosch'; ook wel een D.K.W., een
Horch, een Audi, een Hanomag. Deze identificaties berus
ten niet op het herkennen van een detail, een specifiek on
derdeel of iets dergelijks, maar meer op naamsbekendheid,
woorden die in het collectieve geheugen zijn blijven han
gen. Zo hoor je de letters D.K.W. nog steeds wel verklaard
als 'Das Kleine Wunder' - in feite betekenden zij 'Dampf
Kraft Wagen', duidend op een verleden in de tijd van de
stoommachine. Van Horch en Audi weten sommige men
sen nog dat de ontwerper August Horch, na een conflict
met de directie van zijn fabriek, een nieuw eigen merk be
gon onder de naam Audi, d.w.z. zijn familienaam vertaald
in het Latijn. En dan is er de auto die herinnerd wordt
door het onvergetelijke rijm: 'Ein bischen Blech, ein bi-
schen Lach, und fertig ist der Hanomag\
Zulke elegische poëzie bestaat bij mijn weten niet over
enig Frans of Engels merk.
Maar het bedroevendste is het totale onvermogen van de
meerderheid van het mensdom om een oude auto te date
ren. De verschrikkelijkste misslag is in dit geval zelfs offi
cieel, te weten de datering achterop de ansichtkaart, name
lijk 1916. Dat zo'n flagrante fout het eindproduct heeft
kunnen halen maakt duidelijk dat de meeste mensen geen
flauw benul hebben hoe in 1916 een auto er uitzag. Toen
de briefkaart klaar was voor de drukker schreef iemand
dat jaartal er op: 1916, wist hij veel, wist de drukker veel,
niemand protesteerde. In feite is die foto op zijn vroegst
van omstreeks 1930; de datering was er, voor een product
dat in 1916 pas ongeveer twintig jaar bestond, meer dan
50 procent naast. Ik denk dat het ook geen Duitse auto is,
maar een Italiaanse: volgens mij is het een Fiat tipo 514
Fotograaf onbekend, circa 1930
van 1929 - en vermoedelijk jaren later; te oordelen naar de
slijtage van de linkervoorband was het op het tijdstip van
de foto niet bepaald een gloednieuwe auto.
Dat is tegelijk een discrete verwijzing naar het domein
waarin het automobielverkeer een onmetelijke, door bijna
niemand meer besefte vooruitgang heeft geboekt: de ban
den. Banden waren een nachtmerrie; nog na de oorlog re
kende je voor een gemiddelde trip op wel één keer banden-
pech. Voor een rit naar bijvoorbeeld Parijs waren twee re
servewielen nog een normale voorzorg; totaal afgesleten
banden deden nog jaren dienst als reservewiel. De verande
ring in mentaliteit is af te meten aan de astronomische aan
tallen afgedankte autobanden die je nu soms in het land
schap tegenkomt.