PZC De huizen stonden West-Indische pro< De huizen stonden vol West-Indische producten Patrick gaat bieten met een afwasborstel te lijf Verdronken mmÊM 23 Zeeuws buitenleven dinsdag 15 november 2005 Gezicht op buitenplaats Poppenroedearabacht met op de achtergrond Middelburg, 1771. foto I 13 e Mcnaoeric 'l MIDDEN HOF. Menagerie op buitenplaats Middenhof, 1772. foto Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata De achttiendeeeuwse theekoepel van De Griffioen. foto Zeeuws Archief, Historisch Topografische Atlas Middelburg Gezicht op buitenplaats Poppenroedeambacht met op de achtergrond Middelburg, 1771. foto Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata Strandpaviljoen het strandpaviljoen zat vol verdronken mensen het heeft wel iets verdronken zijn kil en definitief stille open ogen slierten haar natte kleren aandoenlijk zoals ze zaten tafels met ruitjeslakens toen ik je mond kuste leek het even of je glimlachte de zon gaat onder het wordt kouder ik blijf zolang mogelijk Meindert Inderwisch Dat de steden in Zee land er pakweg 250 jaar geleden heel anders uit zagen dan nu, weet iedereen wel. Wie denkt dat het land schap in het buitengebied sindsdien niet zoveel veran derd is, vergist zich. Fikse lappen grond met luxe hui zen en grote tuinen vorm den, vooral rond de bloeien de steden, de zomerverblij ven voor de rijkste boven laag van de bevolking en be paalden daarmee een groot deel van het Zeeuwse land schap. „Er is nu bijna niets meer van over." De spijt klinkt door in de stem van de Middelburgse historicus Katie Heyning. Ze vertelt komende vrijdag over Zeeuwse buitenplaatsen op een historische studiemid dag van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en de Stich ting Cultureel Erfgoed Zee land. De buitenplaatsen verdwe nen in de loop van de ne gentiende eeuw in rap tempo, weet Heyning. De cijfers spre ken boekdelen. „In 1813 waren er alleen al op Walcheren nog 120 kastelen en buitenplaatsen. Honderd jaar later waren er daar nog 15 van over. Ze moes ten plaats maken voor land bouwgrond voor de herenboe ren." Nu zijn er in Zeeland nog één kasteel, Westhove bij Domburg, en een paar buitenplaatsen te vinden. Daarvan is Ter Boede, vlakbij Koudekerke, het best be waard gebleven. „Maar ook die heeft maar één kamer die er nog net zo uitziet als in de achttien de eeuw", geeft Heyning aan. Doordat er nog zo weinig over zijn, is het moeilijk om een goed beeld te vormen van hoe de bui tenplaatsen er eeuwen geleden uitzagen en hoe er werd geleefd. „Dat is een puzzel", beaamt Heyning. „Maar met behulp van allerlei snippers kun je toch een heel eind in de buurt komen." De Middelburgse laat zo'n snip per zien: een opsomming uit een kasboek van 1749. „Een buiten huis bij Oostkapelle veranderde toen van eigenaar en werd hele maal opnieuw opgebouwd. Alle uitgaven werden opgeschreven. Zo kun je nu nog de hele bouw volgen." Beeldhouwer Heyning: „Je kunt zien dat er een beeldhouwer kwam, die on der meer aan de schoorsteen en de deuren werkte. Een behanger zorgde voor zijde aan de muren, terwijl een schilder in andere ka mers muurtekeningen maakte. Vaak waren dat landschappen, of afbeeldingen van vogels." De len van het interieur overleef den soms de sloop van de huizen en bestaan nog steeds. „In een huis in de Gortstraat in Middel burg zijn details van de wand schilderingen van het Oostkapel- se huis terechtgekomen, net als in het Dordts Museum. Zo zwer ven er bijvoorbeeld ook nog spie gels, meubels en wapenrekken rond." Er zijn ook interieurlijsten in omloop van enkele Zeeuwse bui tenplaatsen. Ze zijn pagina's lang en wat erop staat is verbluf fend. „Hier zie je alles wat er in Hof Niet Altijd Zomer in 1720 aanwezig was", wijst Heyning op een lange opsomming. „Dat was een buitenplaats tussen Middelburg en Veere. De eige naar was Alexander de Munck, topman van de Verenigde Oost- indische Compagnie." „Hier staat het zilverwerk", be- gint de historicus te lezen. „Theeketels, scheerbekkens, be stek, kandelaars en bierkannen met het familiewapen op. Dan komt het porselein. Er staan 159 items vermeld. Maar sommige daarvan bevatten alleen al 12 schotels. En dan is het Japans porselein nog niet eens meegere kend; dat staat apart." De lijst vermeldt ook nog dat de eigena ren 40 schilderijen bezaten. „En dan hadden ze ook nog hun ge wone huis in de stad", merkt Heyning op. „Die waren net zo luxe als de buitenhuizen." Samen met een aantal verslagen van achttiende-eeuwse schrij vers en enkele afbeeldingen kan met behulp van de lijsten een goed beeld geschetst worden van hoe de buitenplaatsen er in de achttiende eeuw uitzagen. Het moeten prachtige plekken zijn geweest, groot en rijk, en volgens de laatste mode inge richt. Dat moest ook wel, want op deze plekken werden vaak gasten ontvangen. „Toen stad houder Willem de Vijfde in 1786 Zeeland bezocht, maakte hij een toer langs allerlei buitenplaat sen", vertelt Heyning. „Je kon zo iemand natuurlijk niet ont vangen in een huis dat ingericht was met de Ikeaspullen van de achttiende eeuw." Dus werden de nieuwste trends naar Zee land gehaald. „De politieke machthebbers moesten regelma tig naar Den Haag. En de hoge handelsheren, zoals die van de Oost- en Westindische Compag nie, kwamen nogal eens in de ha vensteden Amsterdam en Ant werpen. Daar deden ze inspira tie op." Toch hadden de Zeeuwse buiten plaatsen ook hun specifieke ken merken. „Rijke Zeeuwen kon den heel makkelijk aan West-In dische producten komen. Die kwamen immers met ladingen tegelijk de haven van Middel burg binnen. Daardoor stonden veel huizen er vol mee. Kasten van ebbenhout, Indiase zijde, ivoor; het was hier heel gewoon. Rond Amsterdam had je dat ook wel, maar in de rest van Hol land waren zulke producten zeldzaam." Het grootste deel van de buiten plaatsen werd gevormd door enorme tuinen. Dat waren net parken. „Je vond er bomen, vij vers, fonteinen, beelden en speel- doolhoven", zegt Heyning. „Soms groef men er hele kana len doorheen en was er een die rentuintje met bijzondere vo gels." De buitenplaatsen lagen door gaans vlakbij de stad waar de eigenaar zijn andere huis had. „Meneer kon dus op en neer voor zaken. Daardoor vond je de buitenhuizen vooral rond de bloeiende steden: Middelburg, Goes en Zierikzee. Het zag er daar toen echt heel anders uit dan veel mensen denken." Martijn de Koning Historische studiemiddag 'Zeeuws Buitenleven': vrijdag in de Zeeuwse Bibliotheek in Mid delburg, aanvang 13.30 uur. Het gedicht 'Strandpavil joen' van de in Vlissingen wonende dichter Meindert In derwisch begint als een verhaal dat spannend beloofd te wor den. Die spanning wordt onge twijfeld veroorzaakt door de ab surditeit van de mededeling dat het terras van het in Vlissingen bekende strandpaviljoen vol zit met verdronken mensen. In plaats van aan te spoelen aan het Vlissingse strand zitten de verdronkenen daar kennelijk doodgemoedereerd op terras stoelen aan tafeltjes als toeris ten of dagjesmensen van de zon te genieten. Die zon schijnt na melijk in het verhaal van de dichter blijkens de mededeling in de laatste strofe: 'de zon gaat onder'. Nu kun je het woord 'verdron ken' natuurlijk overdrachtelijk opvatten in de betekenis van door-en-door nat zoals in de uit drukking 'eruitzien als een ver zopen kat'. Dan zouden het dus doornat geregende mensen kun nen zijn, maar dat is in strijd met de inhoud van de volgende strofe en met het feit dat de zon schijnt of althans geschenen heeft tot zonsondergang. In de tweede strofe wordt duidelijk dat de dichter het heeft over do de verdronken mensen. Hij heeft er zelfs een eigen oordeel over. Hij zegt eigenlijk dat het wel iets bijzonders is, maar hij weet niet precies wat het bijzon dere eraan is. Voorlopig duidt hij het aan met 'kil en defini tief'. Het is een koude bedoe ning, zou je heel prozaïsch kun nen zeggen en doodzijn is een on herroepelijke en onveranderba re toestand. In de derde strofe lijkt de dich ter een poging te doen het beeld nog realistischer te maken door de verdronkenen echt als doden af te schilderen. De ogen zijn stil en open en ze zien eruit als echte drenkelingen, met slierten haar en natte kleren. In de vier de strofe geeft hij weer zijn ei gen oordeel; hij vindt het een aandoenlijk tafereel zoals de ver dronkenen daar zaten aan tafels met ruitjeslakens. Het doet hem dus wel iets, al die doden, ze zijn onroerend in hun doodzijn en toch nog deelhebben aan de naïeve vreugde van het zitten aan een terrastafeltje met een ruitjeslaken. Hoe huiselijk en knus! Tot zover het gedicht op de voet volgend zou je kunnen geloven dat de dichter een realistisch beeld geeft van het werkelijk ge beuren. Het ongewone echter wekt het vermoeden dat het niet om een echt of waar gebeuren kan gaan. In de vierde strofe krijgen we daar uitsluitsel over. De dichter zit met zijn geliefde op hetzelfde terras. Hoort ook zij tot de verdronkenen? De erva ring dat zij alleen even glim lacht als hij haar kust, doet vre zen dat ook zij op sterven na dood is. Is ook zij kil en defini tief? De zon gaat onder, het licht en de warmte verdwijnen. De dichter ziet in zijn verlatenheid alleen maar drenkelingen op het terras. Het wordt kouder, de dag is voorgoed voorbij. 'Ik blijf zo lang mogelijk' besluit de dich ter. Je zou eerder verwachten dat hij dit spookachtig decor- met haar personages uit een hor rorverhaal zo snel mogelijk zou verlaten. Hij laat de lezer raden waarom hij blijft en wel zo lang mogelijk. Valt er nog iets te red den of heeft het toch wel iets om zo kil en definitief te zijn? Wil ook hij bij de drenkelingen ho ren? De dichter laat het open. Zo krijgt het verhaal een open einde. Romantische poëzie Het gedicht 'Strandpaviljoen' is het openingsgedicht van het de buut van Meindert Inderwisch, dat in 1985 verscheen en dat hij als titel meegaf Romantische Ge dichten. Dat was een gedurfde titel na een lange periode waar in romantische poëzie in diskre diet was geraakt. Aan dit roman tische gevoel voldoet dit gedicht perfect. Alleen is dit gedicht zo onderkoeld en zo sober van taal, dat de dichter met een mini mum aan taal en stijlmiddelen een maximum aan effect en af fect weet te bereiken. Noemde zich in die jaren tachtig niet een kleine groep dichters 'De Maximalen'? In een interview van enkele ja ren geleden vertelde Meindert Inderwisch mij dat hij in de tijd dat hij Romantische Gedichten schreef, vaak op het Vlissingse strand gitaar zat te spelen. 'Mij meren tijdens het tokkelen. Ik zag die golven, al dat water en die boten langs varen en ik dacht aan mijn vader die koop- vaardij-officier was en gestor ven was toen ik zes jaar was. Hoewel hij niet op zee is gestor ven, zie ik hem als een dode zee man.' De ervaring is vrijwel al tijd de diepste grond van het ge voel en de verbeelding. Dit ge dicht is er een voorbeeld van en het is minder absurd dan het bij eerste lezing lijkt. Lou Vleugelhof Af en toe moeten ze hem echt afremmen. Komt-ie binnen, zegt 'goedemorgen' en schiet daarna meteen als een De kinderboerderij aan de Evertsenlaan in Terneuzen is een drukbezochte plek. Even brood brengen voor de dieren, even eruit met de kinderen, even een om metje maken. Verstande lijk gehandicapten van de stichting Tragel verzorgen de dieren en onderhouden de stallen. In deze rubriek wordt wekelijks bericht over het wel en wee op de Terneuzense kinderboerde rij. speer naar de schuur. Koud? Welnee, cliënt Patrick zorgt er zelf wel voor dat hij het daar warm krijgt. Hoe? Met voeder bieten en een afwasborstel. Of eigenlijk 'voederbieten met een uitroepteken', want de aan voer van deze grove klompen roept in Patrick een ongekend enthousiasme op. „Hij is hele maal mesjogge van die dingen", vertelt beheerder Jan. „Vorige week zaterdag is een flinke par tij afgeleverd. Loodste ik Pa trick maandag naar de schuur, waar zijn mond openviel van verbazing. Wow, wat een berg! Echt, in deze tijd van het jaar heb je naar hem helemaal geen omkijken. Het gebeurt wel eens dat hij bijvoorbeeld op vrijdag iets anders moet doen dan bie ten schoonmaken. Dat moeten we hem dan wel aan het begin van de week al duidelijk maken, anders is de teleurstelling wel erg groot." De kinderboerderij bestelt elke herfst voederbieten bij een boer in Hoek. Met 4500 kilo kan de herten, schapen, geiten, ezels en paarden in de wintermaanden dagelijks een bietenmenu wor den voorgeschoteld. En ook de konijnen en cavia's zijn twee tot drie keer per week niet vies van een bietje. „We hebben trou wens eens een voederbiet van veertien kilo gehad. Die hadden we op het erf gelegd. Een dag la ter zaten er een heleboel putten in. Want ook de kippen en pau wen bleken het wel lekker te vin den", aldus Jan. Patrick gaat alle bieten met een afwasborstel te lijf. Eerst ont doet hij ze van bladeren, daarna ontdoet hij ze van zand. Dat le vert meestal een paar kruiwa gens met zandsmurrie op. Met een bedje van stro en zeil wordt voorkomen dat de vorst zich van de bieten meester maakt. Tenslotte worden de zware jon gens in stukken gehakt, waarna de magen van de dieren de eind stations zijn. Jan: „Deze bieten Patrick maakt voederbieten schoon. worden nog met de hand ge rooid, simpelweg omdat er geen materiaal is om ze machinaal van het land te halen. Ze zouden foto Peter Nicolai daardoor ook teveel beschadi gen. Als zo'n biet valt of een klap krijgt, betekent dat meteen een deuk, oftewel een toekomsti ge rotte plek. Wij hebben zowel witte als rode voederbieten. In de rode zitten volgens onze boer uit Hoek meer voedingswaar den, meer bouwstoffen. Nog een voordeel is dat ze minder snel breken dan witte bieten." Met 4,5 ton komen de dieren op de boerderij de winter dus wel door. Maar alsof dat toch nog niet genoeg is, laten zij zich ook de gift van een gepensioneerde Temeuzenaar goed smaken. „Vo rig jaar bracht hij voor het eerst een overschot aan voederbieten. Gewoon om ons te plezieren. Ik dacht eerst dat het maar om een paar bieten ging, totdat hij met een volle aanhangwagen kwam aanzetten. Dit jaar heeft hij weer een zwikkie afgeleverd." De bieten zijn overigens niet al leen een aardige bezigheid voor Patrick en een waardevolle aan vulling op de winterkost van de meeste dieren, voor de kippen vormen ze ook een soort bewe gingstherapie. Jan: „Ik hang re gelmatig een biet in de volière, op zo'n hoogte dat de kippen er maar net bij kunnen. Zo hebben ze wat te doen, want ze moeten zich flink rekken om bij dit maaltje te kunnen komen." Raymond de Frel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 23