Ik heb geen toekomst, alleen wanhoop Nederlandse kinderen bij leeftijdsgenoten in Ethiopië zaterdag 5 november 2005 Kinderen luisteren in de buitenlucht naar een les op school. Op de achtergrond krijgt een andere groep gym. foto's Harmen de Jong Kinderen op de overblijfselen van een gebouw in het grensgebied tussen Eritrea en Ethiopië. Gerieke Veenstra (11), Frank Venema (13) en Anne van der Velden (11) gingen onlangs een bijzonder avontuur tege moet. Op uitnodiging van Unicef reisden de drie zes dagen door Ethiopië en ontmoetten er leef tijdsgenootjes. Motto van de reis: 'Laat kinderen zelf ervaren hoe het er in een ontwikkelingsland aan toe gaat.' Waarom lachen ze? Waarom la chen de straatkinderen in het opvangcentrum in Mekele om Haftom (14)? Frank, Gerieke en Anne kijken elkaar vragend aan. Het verhaal van Haftom is eigenlijk niet leuk. Hij be schrijft hoe hij ooit als Ethiopisch jon getje in Eritrea woonde. Hoe hij zijn vader verloor in de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië, hoe hij zijn moe der kwijtraakte in de chaos na de wa penstilstand in 2000. Hoe hij zelf, ne gen jaar oud, als ongewenste vreemde ling helemaal in zijn eentje de grens werd overgezet. Is dat leuk? De drie Nederlandse kinderen snappen het niet, ze hebben een onwezenlijk ge voel. Daar zitten ze, vers uit het vlieg tuig uit het veilige Nederland, te mid den van tientallen donkere leeftijdge nootjes die hen nieuwsgierig aansta ren. Luisterend naar verhalen die in niets lijken op wat thuis op school in het kringgesprek wordt verteld. Hier geen belevenissen van verjaar dagsfeestjes, bezoekjes aan oma, maar verhalen als van Selam Hayseltane (13). Zij verloor op haar zevende haar vader in de oorlog. Haar moeder was jaren eerder bezweken aan een ziekte. Op een leeftijd dat Anne en Gerieke in groep vier de eerste beginselen van de biologie kregen uitgelegd, struinde Se lam over straat. Zocht vuilnisbakken af naar eten en probeerde 's nachts, samen met vriendinnen, verkrachters en aanranders van zich af te slaan. Verhalen, stuk voor stuk heftig, en toch lachen de straatkinderen van Me kele. Om Haftom, die vertelt dat hij journalist wil worden. Dan kan hij lek ker reizen, is hij vrij. Vrijheid, lekker reizen, de straatkinderen komen niet meer bij. Want vrij om te gaan en staan waar ze willen, is nou juist dat gene waar ze hun buik van vol heb ben. Ze willen een dak boven hun hoofd, stabiliteit, naar school, veilig heid. Veilig is het zeker niet op straat. Vooral niet voor meisjes. Zij zijn conti nu doelwit van mannen die hen sek sueel belagen. Vaker nog dan de Ne derlandse kinderen tijdens hun be zoek aan Ethiopië aan de weet ko men. Gerieke weet niet dat de veertien jarige Buzu Ayol met wie ze e-mail- adressen uitwisselt, al moeder is van een dochtertje. Dat Buzu, toen ze op straat leefde, werd verkracht en be zwangerd. Dat ze haar baby Kisanet bij haar oma onderbracht om zelf naar school te kunnen. Dokter wil ze worden. „Ik heb geld nodig voor de toekomst van mijn dochter." Meisjes hebben het zwaar, dringt halverwege de tocht toch wel door tot de Neder landse kinderen. Anne ontdekt na een dag of vijf beschaamd: „Meisjes moe ten in dit land alles doen. Hout sprok kelen, het huishouden, het vee hoe den, water halen, het land bewerken... Alles. En ik? Ik mopper al als ik thuis de tafel moet dekken." De meisjes in Ethiopië hebben het druk, hebben geen tijd voor school, worden achter gesteld. Unicef steunt niet voor niets projecten gericht op extra onderwijs aan hen. Zoals op de Addis Tesfa school, bij de Noord-Ethiopische stad Zelambessa. Druk „Ik krijg bijles in Engels en wiskun de", vertelt daar de vijftienjarige Netsanet Alem. „Ik ben er blij mee. Er is nu een kans dat ik mijn school kan afmaken. Ik was altijd erg achter. Ik heb het te druk thuis. Ik heb geen tijd voor huiswerk. Mijn broers wel. Die hebben nauwelijks taken." Netsanet wil na school een baantje zoeken in de stad. Hoopt zo te ontsnappen aan een toekomst met veel kinderen van ver schillende mannen, hard werken en een vroege dood. De gemiddelde le vensverwachting in Ethiopië is niet al te hoog: nog geen 47 jaar. Net als de andere leerlingen, weet Netsanet ook dat haar school geen top- onderwijs kan bieden. Zelambessa was tijdens de oorlog met Eritrea, tus sen 1998 en 2000, het toneel van bloe dige gevechten.De kapot geschoten schoolgebouwen zijn slechts deels her bouwd, maar er is een gebrek aan al les. In klaslokalen, die nog niet de helft meten van een doorsnee school ruimte in Nederland, zitten zeventig, tachtig leerlingen op eikaars lip. Les materialen als schoolboeken zijn er nauwelijks, leerkrachten zijn er veel te weinig en elektriciteit? „Was het er Anne en Gerieke (rechtsachter) tussen leeftijdsgenoten op school in Zelambessa. komst, alleen wanhoop. Ik wil niet meer. Het is genoeg." Hij wil naar school. Hij wil eten, liefde, een dak bo ven zijn hoofd. Dingen die voor de Ne derlandse kinderen vanzelfsprekend zijn. Simpele levensbehoeften die echter voor de 4,6 miljoen wezen die Ethio pië telt, onbereikbaar zijn. Want, zo vertelt Indrias Getachew van Unicef Ethiopië: „Een wees in leven houden kost driehonderd dollar per jaar. Ver menigvuldig dat met 4,6 miljoen en je hebt een bedrag dat hoger ligt dan het complete budget van dit land." Dus? „Dus sterven er jaarlijks 450.000 kinderen van jonger dan vijf jaar. Dat is de hele stad Den Haag elk jaar weer. Het ergste is, het had kunnen worden voorkomen. Zonder oorlogen, met goede voorlichting over aids, met vaccinaties, met eten en met water bronnen." Indrias weet dat zijn orga nisatie waar mogelijk probeert te hel pen. Net als talloze andere instellin gen. Maar de miljoenen euro's die jaar lijks het land in worden gepompt, lij ken nauwelijks hun doel te bereiken. Ervaringen Gerieke, Frank en Anne hebben ech ter geen weet van corruptie, politiek wanbeleid en hulp die zijn doel voor bij streeft. Met hun ervaringen willen ze klasgenoten en vrienden en vrien dinnen wijzen op de noodzaak de kin deren van Ethiopië te helpen. Hun handen jeuken. Ze gaan actie voeren, geld inzamelen voor Haftom, voor Fir- tuna, voor Selam en voor al die ande ren die hun levensverhaal vertelden. Frank zei het nog bij de opgedroogde waterput in Gerhusemay: „Dit kan niet, dat ik vanochtend nog water dronk en deze kinderen misschien drie dagen helemaal niets kunnen drinken. Dat is heel erg. Daar moeten we wat aan doen." Edine Wijnands maar," zucht de schooldirecteur. „Dan konden we onze leerlingen naar de radio laten luisteren, video's laten zien. Een mooie aanvulling' op wat we ze nu kunnen leren." Terwijl hij vertelt, houdt achter hem een rijtje leerlingen borden omhoog. 'Stop Production of Landmines', staat er op. „Deze streek," legt Beyene Bir- ru van Unicef Ethiopië uit, „ligt vijf jaar na de oorlog, net als andere grens streken, nog bezaaid met landmijnen. Ze zijn overal verstopt. Onder gras waar de kinderen hun schapen laten grazen, als nepvrucht stiekem in een cactusplant gehangen. Het wemelt er van. Sinds de wapenstilstand zijn al leen al in deze streek 570 slachtoffers gevallen. Daarvan is 60 procent jon ger dan achttien jaar. Vandaar dat Unicef lessen steunt die kinderen le ren hoe ze ongelukken kunnen voorko men." De schooldirecteur pakt de twaalfjarige Goitom Alem bij zijn arm, duwt diens duimloze hand onder de verschrikte ogen van Gerieke, Frank en Anne. „Kijk, gevolg van een mijn." Terfu (18) moet zijn witte kunstbeen tonen, Fithawi (8) zijn mis vormde arm en de twaalfjarige Berha haar kapotte rug. De Nederlandse kin- deren staren er naar, licht gegeneerd. „Het is wel een beetje raar om zo naar zo'n kapotte hand te moeten kijken," vindt Frank. Verminkte kinderen, vrouwen die in het dorpje Gerhusemay drie dagen in de rij moeten staan voor water en kansloze vluchtelingen. Armoede, hon ger, droogte, aids. De Nederlandse kin deren krijgen het allemaal te zien en te horen. Te voelen zelfs. Want waar ze verschijnen, zijn ze binnen luttele minuten het middelpunt van een flin ke volksoploop. Tientallen Ethiopi sche kinderen dringen zich aan hen op. Raken hen aan, vragen hun naam, roepen alleen You, of bedelen opgeto gen: Give me, give me. Give me pen, give me money, give me, give me." Soms wordt het de Nederlandse kinde ren te veel. Willen ze weg, even uitrus ten. Soms zijn ze verbijsterd. Zoals Ge rieke in Gerhusemay: „Deze kinderen hebben niets, niet eens water, goede kleren, een mooi huis. Ze hebben niets, maar ze lachen de hele dag. Dat vind ik wel bijzonder." Toch gaat er veel leed schuil achter de parelwitte grijnzen. Neem de tiental len straatventertjes in Wukro die bij het kerkelijk centrum van Sint Mary's een kijkje komen nemen bij een kin dercircus dat voor de Nederlanders op poten is gezet. De Ethiopische kinde ren, mandjes met koopwaar in de hand, lachen zich suf. Hoer Onbezorgd, lijkt het. Maar, zo wijst de priester van Sint Mary's, vader Ange- lo: „Die meisjes daar zijn hoer, die jon gens verderop bedelaar. En zij," knikt hij naar een groep volwassenen, heb ben TBC en aids. Aids is een groeiend probleem, zegt hij erbij. Ook voor de kinderen. „Het wemelt hier van de prostituees. Veilig vrijen is er niet bij. Dus verspreidt het HI V-virus zich in moordend tempo. Steeds meer mensen worden ziek, kinderen verliezen hun ouders en komen op straat terecht." Keihard is hun bestaan, blijkt uit een bezoek aan de grensplaats Adwa. Een stad waar het krioelt van de straatkin deren. „Veel wezen", weet lokaal so ciaal werker Megassi Gimichael. „Veel zijn er na de oorlog ook gewoon over de grens gezet. Ze zijn etnisch Ethiopisch en werden in Eritrea niet meer getolereerd. Hun vaders zijn veelal gesneuveld, hun moeders zijn, als ze niet weg zijn, zo arm dat ze hun kinderen niet in leven kunnen hou den." Dus zorgen de kinderen voor zichzelf. Bedelen ze bij restaurants om overgebleven restjes, doorzoeken vuilnis, verkopen citroenen, pakjes zakdoekjes en stelen. Of ze verdienen een centje bij als hoer. Zoals Firtuna Ahrba van tien. Een prachtig meisje, grote ogen, gladde huid. Anders dan haar leeftijdgenootje Helen. Haar ge zichtje toont een donkere vlek. „Aids," fluistert Gimichael. Deze kinderen, die niet schromen el kaar af te rossen als er eten wordt uit gedeeld, worden door Unicef ge vraagd om op een groot doek een wens te schrijven. Dat kleed wordt op 27 november vertoond bij de grote ma rathon van Addis Ababa, zodat ieder een hun noodkreten kan lezen. Kreten als die van Yared Mamo (14) die sim pelweg wenst: „I want to be happy." Yared legt uit: „Ik leef te lang op straat; ik ben het zat. Ik heb geen toe

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 26