Het zal j ammer m'n niet laatste wezen Overvol internet is aan vernieuwing toe Jaap Verboom, een echte dwarskont zaterdag 5 november 2005 Mooie vent, die opa Jacob, bakker te Wolphaartsdijk. Opa Jacob mocht zijn vakman schap graag etaleren, en daarin kon hij ver gaan. Kleinzoon Jaap: „Hij is ooit helemaal naar Milaan afgereisd om daar aan een bakkerswedstrijd mee te kun nen doen." Een doordouwer, opa Jacob. ,,Hij hield ook verschrikkelijk veel van vogeltjeskweken; zangvogel tjes, kanariepietjes, noem maar op. Hij wilde een keer een koppel tje monniksvinken hebben, stap te op zijn fiets en reed voor die paar vinken naar Drenthe. Daar deed hij drie of vier dagen over. Maar hij had ze." Als Jaap Verboom (46 jaar, 's-Heer Arendskerke) in de spie gel kijkt, ziet hij vaak trekjes van zijn opa Jacob. „Was ik niet net zo'n dwarskont als mijn opa geweest, dan had ik misschien nu nog in een rolstoel gezeten." Soms, wanneer Jaap Verboom in zijn crèmekleurige golfkarretje over de Bevelandse polderwegen rijdt, wordt hij wel eens spottend nageroe pen: 'Moet je nou eens kijken', of: 'Die is niet normaal zeker'. Het deert hem nauwelijks - ze weten immers niet be ter. Nog niet zo heel lang geleden was Jaap Verboom een begrip in het pro vinciale-, nationale- en internationale paardensportwereldje. Met een bijna nonchalant gebaar wuift hij naar de prijzenkast in zijn woonkamer. „Zie je dat kristal? Dat heb ik ontvangen van queen Elizabeth tijdens wedstrij den in haar achtertuin, in Windsor." Een herseninfarct veranderde zijn le ven ingrijpend. Maar: „Het zal m'n laatste jammer niet wezen." Het zal je laatste jammer niet wezen-, zó werd hij opgevoed; je moet leren om tegenslagen te incasseren, hoe moeilijk dat soms ook is. Een groengekaft fotoboekje ligt op ta fel: Wolphaartsdijk in vroeger tijden. Jaap Verboom tikt met zijn wijsvinger op een van de fotootjes op het omslag: daar, op de hoek van de Hoofdstraat en de Molendijk, staat zijn geboorte huis. Zijn opa Jacob had er een bakke rij, zijn vader (aanvankelijk ook bak ker) maakte er later een drogisterij van - en zie je dat raampje bovenin de voorgevel? Dat was het slaapkamer raam van Jaap. Keek hij van daaruit naar rechts, naar de hoek van de straat, dan zag hij de plek waar de plaatselijke nozems met hun kuiven en hun brommers samenklonterden. Richtte hij de blik recht vooruit, dan zag hij de smidse van Platteeuw; als hij 's morgens wakker werd hoorde hij de hamer op het aambeeld, rook hij de geur van ingebrande hoeven. Misschien, zegt Jaap Verboom, werd zijn passie voor paarden toen wel ge boren - die geur en die klank. Maar: dat paardengedoe zat al een beetje in de familie. Overgrootvader Adriaan onderhield een taxidienst met paard en wagen tussen het veer van Wolphaartsdijk en het station in Goes. En die andere overgrootvader, Willem, was loonwerker en ook vaak met paarden in de weer. Kunstacademie Aanvankelijk duidde niets er op dat Jaap in het paardenwereldje terecht zou komen. Zijn ambities gingen een heel andere richting uit: de kunstaca demie. „Ik tekende altijd graag. Figu ratief. Maar eerlijk gezegd had ik er wel een beetje rekening mee gehouden dat ik niet zou worden aangenomen. Mijn tekenleraar, Rudolf Hagenaar, was er destijds heel eerlijk in. 'Jaap', zei hij, 'het zal een dubbeltje op zijn kant zijn.' Dat dubbeltje rolde voor mij de verkeerde kant op." Zo belandde Jaap Verboom op de Rijks Pedagogische Academie in Mid delburg. Want studeren, zo hadden zijn ouders besloten, zóu hij. „Al was het misschien alleen maar, omdat mijn vader daar nooit aan toegeko men is. Hij zou theologie gaan stude ren, stond klaar om te vertrekken, naar Arnhem - met zijn koffer achter op zijn fiets. Op het moment dat hij af scheid wilde nemen, riep zijn moeder: 'Maar hoe moet het dan hier, in de bakkerij?' Toen heeft mijn vader zijn koffer van zijn fiets gehaald en is hij gebleven." Jaap Verboom stond - meestal als in valler - voor de klas van basisscholen in Nisse, Goes, Middelburg, Oost-Sou burg. Maar hij voelde er zich niet op zijn plek - de paarden bleven trekken. Verboom begon, samen met zijn Ca- Naam: Jacob Willem Verboom Woonplaats: 's-Heer Arendskerke Geboren: 21 december 1958 in" Wolphaartsdijk. Getrouwd met Cathy Kinderen: Anne en Willem Opleiding: basisschool Wolphaartsdijk, Goese Lyceum in Goes, Rijks Pedagogische Academie Middelburg Werk: leraar basisonderwijs, stalhouder Verdere bijzonderheden: diverse nationale en internationale titels in de mensport (pony's) thy, een paardenpension, hielp het Groen College in Goes bij het opzet ten van een opleiding paardenhoude- rij, blonk intussen uit in de mensport en grossierde met zijn twee pony's Beauty W. en Lord W. ('Die twee zijn voor mij ivat Bonfire is voor Ankie van Grunsven') in nationale en inter nationale titels. Vergis je niet, zegt Verboom. „Als je óp het zadel zit, heb je lijfelijk contact met een paard. Je kunt het direct aan sturen met je handen, met je voeten. Maar wanneer je op de bok van een rij tuig zit, zo'n drieëneenhalve meter achter de kont van het paard, met al leen de leidsels in je hand - dat is héél wat anders. Dat moet je met je hart doen, je moet leren denken als een paard. Als je met twee paarden voor je kar bij het water staat, denken die paarden: 'Ho, da's eng, daar ga ik niet in.' Dan moet je ze zo ver zien te krij gen dat ze het toch doen, je moet ze als 't ware het water in praten. Wel eens van de horse whisperer gehoord? Het kan echt: paarden overreden iets te doen, waarvan ze zelf denken dat het buiten hun macht ligt - ik weet zé ker dat dat kan. Op belangrijke wed strijden; als ik wist dat het de volgen de dag moeilijk zou worden, ging ik 's avonds laat altijd nog eventjes de stal in: 'Jongens, morgen komt het er op aan, zullen we zus en zullen we zo? Het is ongelooflijk wat je dan voor mekaar krijgt." Paarden. Vertel Jaap Verboom niks over paarden. „Weet je waarom een Arabier zo schichtig is en een Belgisch trekpaard zo sullig? In de oertijd had je steppenpaarden, woudpaarden - woudpaarden leefden in de bossen, die hadden niets te vrezen - hier een hap gras, daar een hap bladeren. Die hoefden zich duizenden jaren nergens druk over te maken. Ze vraten elke dag hun bast vol. Maar we weten het allemaal: grote hoeveelheden slecht vreten, daar krijg je een dikke pens van. Dat is uiteindelijk die dikke Belg geworden. Maar een beest dat in de woestijn loopt, ziet hier een spriet en daar een spriet. En als er achter 'm nóg een knol staat dat die spriet ook wil hebben, is het: ho's even, draaien met je oren en een sprintje trekken óf knokken. Daar krijg je een heftig ka rakter van." „Voor mij zijn de beste paarden die paarden waar een scheut volbloed in zit. Daar kan ik het beste mee om gaan. Ik ben zelf ook een behoorlijke volbloed: ik ga door waar een ander stopt als het te moeilijk wordt. Dat is mijn motto." Die karaktereigenschap zou hem nog goed van pas komen. De avond van 5 mei 2002; ze waren 's middags nog met het hele gezin naar hun bootje ge weest en 's avonds - na het eten - toen Jaap nog een potje met zijn zoon had gevoetbald, parkeerde hij zichzelf ge strekt op de bank voor een korte dut. „En voor ik wist wat er gebeurde, ku kelde ik linksom, de bank af. Hersen infarct." Zwartste periode Een week lang lag hij in coma. Toen hij wakker werd: „Ik keek naar mijn voeten, probeerde mijn tenen te bewe gen, die deden het niet. Ik probeerde mijn linkerhand te bewegen: die deed het ook niet. Ik dacht: 'Potdommme: nou is alles naar de donder'." In een rolstoel verliet hij het zieken huis, revalidatie volgde. „Een ver pleegster moest mij iedere ochtend uit bed tillen en in die rolstoel planten. Zat ik op de rand van mijn bed, pakte ze me achter in mijn broeksband en huppekee, trok ze m'n ballen bijna in m'n strot. Toen ben ik een keer zó kwaad geworden, ik zeg tegen haar: 'Sodemieter op, ik doe het zelf wel.' Ze zegt: 'Dat lukt je niet.' Ik zeg: 'Dat zal je zien.' Ik sta op, stap naar die rol stoel en ga er in zittten." Met een veel betekenend glimlachje: „Zo dwars als pokhout, hé." „Het is de zwartste periode van mijn leven geweest. Ik was in die tijd niet altijd even aangenaam, wilde nie mand om me heen hebben. Als er ie mand op bezoek kwam, zei ik: 'Breng de volgende keer maar een revolver mee, dan maak ik er een eind aan.' Ja, dat soort dingen zei ik ook waar mijn vrouw en de kinderen bij waren. Het is ook voor hun geen vrolijke tijd ge weest. Ik probeer dat nu goed te ma ken. Je mag gerust weten: ik zit regel matig te snotteren, dan gaan de slui zen open. Dat had ik vroeger nooit - als een bikkel." De linkerarm doet het nog steeds niet en het lopen gaat ook niet meer zo soe- foto Mechteld Jansen peltjes als destijds. Autorijden zit er - voorlopig - niet meer voor hem in, Jaap Verboom verplaatst zich tegen woordig in een elektrisch aangedre ven golfkarretje. Mummie „Ik had eerst een quad, een motor op vier wielen. Ik zou daarmee even naar mijn zus in Oud-Sabbinge gaan. Ik reed hier de helling op, weg over, hel ling af, fietspad op. En op het moment dat ik het fietspad opga, krijg ik een beetje te veel vaart, ik ga slingeren en het hele zooitje dondert onderstebo ven. Ik wrijf over mijn gezicht: alle maal motorolie en bloed. Ik dacht: 'Potdomme, straks ben ik Niki Lau- da.' Wéér in een ambulance, wéér naar het ziekenhuis afgevoerd. De vol gende ochtend hield een verpleegster in het ziekenhuis een spiegel voor mijn neus: mijn kop was net als van een mummie, helermaal in het ver band verpakt." Het ongeval bleef in het dorp niet on besproken. Diezelfde week nog stuur de de lokale garagist een vertegen woordiger bij hem langs die een golf karretje had meegenomen. Jaap Ver boom staarde hem bevreemd aan. 'Pro beer 'm maar eens een weekje uit', hield de man echter vol. „Nou, ik was meteen verkocht, want dat karretje rijdt wel minder hard dan een quad, maar het is veel stabieler en veel mak kelijker te besturen." Op de bok van een menkarretje zal Jaap Verboom niet zo heel vaak meer worden aangetroffen. Hoewel, soms begint het toch weer te kriebelen. „Ik heb vanavond weer even op de bok gezeten en mijn zoontje lesgege ven; het blijft prachtig." Hij werpt een informatiebrochure op tafel, een brochure over de wereld kampioenschappen voor menners met een lichamelijke beperking die in sep tember volgend jaar in Hellendoorn worden gehouden. Jaap Verboom zal aan dat WK niet meedoen. Maar wie weet, zegt hij, misschien is hij er over een paar jaar weer wel bij. Want opge ven. daar houdt hij niet van. „Net zo'n dwarskont als mijn opa, hé?" Willem van Dam Surfen op internet is als wandelen door een achterbuurt. Je wordt lastig geval len, beroofd en bedreigd en er is niets aan te doen. In 2007 stort het in als gevolg van spam en virussen, roept de Finse IT-deskun- dige Hannu Kari van de TU in Helsinki voortdurend. „Geniet nog maar van 2005, I want in 2006 wordt het allemaal veel er- I ger", waarschuwt ook de Amerikaanse cy- I berexpert Marcus Sachs. Het internet rammelt aan alle kanten, is on veilig en overvol. Onder intemetpioniers en I critici gaan stemmen op om de hele boel af te breken en te beginnen met een schone I lei. Die stemmen gaan vooral op in de Vere- I nigde Staten, waar dit najaar een begin is gemaakt met het project GENI (Global En vironment for Networking Investigations). GENI is een poging tot de ontwikkeling van een nieuwe infrastructuur (het wegen- net) voor het internet, met de nadruk op vei- J ligheid. „Veiligheid is een stiefkindje op in- I temet", zegt initiatiefnemer Leonard Klein- I rock, professor aan de Universiteit van Cali- fornië in Los Angeles (UCLA). Kleinrock is al sinds de jaren zestig betrokken bij de ont- 1 wikkeling van netwerken, waaronder het I huidige internet. „Beveiliging is niet inge- bouwd in het originele internet. Wij had den een filosofie van cultuur en vertrou- j wen. Alles wat we nu aan beveiliging aan brengen, is lapwerk." Nederlandse deskun digen zien niets in afbreken en opnieuw be ginnen. „We moeten af van dat doemden ken", vinden Jacques Schuurman en JP.Vel- ders van SURFnet-CERT (het Computer Emergency Response Team), verantwoorde lijk voor de beveiliging op het hypermoder ne netwerk van Nederlandse onderzoeksin stituten, universiteiten, hogescholen. „De mensen die zeggen: alles moet overnieuw, hebben gewoon geen grip meer op de zaak." Het internet wordt juist veiliger, vinden zij. „Het is een langzaam proces, maar de proto collen, zeg maar de verkeersregels van inter net, worden voortdurend veranderd en ver beterd." „De reden waarom het internet is geworden zoals het is, neem je ook niet weg met een nieuwe infrastructuur", zegt Schuurman. „Het is een illusie om te den ken dat je zo'n wijdvertakt netwerk kunt reguleren." Ook Velders doet een compleet nieuwe architectuur af als onzin. „Kijk nu naar e-mail: daar zijn een heleboel proble men mee omdat het zo simpel is, maar het werkt wel verdraaid goed." Michiel Leen aars, directeur van de Internet Society Ne derland onderschrijft dat. „Internet is een mooi, openbaar plein. Je moet het plein niet verbieden, omdat je door een paar mensen wordt lastig gevallen. Voor de doemden kers is een voetbalstadion het ideaalbeeld: iedereen z'n eigen vak, voor elke toegangs poort is een ander kaartje nodig en wie zich misdraagt, krijgt een stadionverbod. Zelfs als je iedereen opsluit in z'n eigen skybox, dan nog zullen er mensen zijn die een deur open laten staan." Het idee van het voetbal stadion spreekt de initiatiefnemers van een nieuw internet juist aan. Privacy en open toegang zijn daar achterhaalde begrippen. Het net zal vooral werken met kleine, ge scheiden gemeenschappen, waar gebrui kers zich altijd voor aan- of af moeten mel den. Volgens de initiatiefnemers van GENI moet het netwerk een balans zien te vinden tussen privacy en verantwoordelijkheid. De beveiliging houdt rekening met verschillen en lokale waarden. Dat kan betekenen dat het aanbod op het net voor veel gebruikers beperkt wordt. De drempels die netwerkbeheerders, over heden en providers opwerpen om frau deurs, terroristen en virusschrijvers buiten de deur te houden, zijn eenvoudig te gebrui ken om ongewenste inhoud af te schermen. Dat geeft bijvoorbeeld overheden de kans om politiek gevoelige websites voor de mas sa uit het zicht te houden. Ook de mogelijk heid om bepaalde uitingen van seks, ge weld en kansspelen te bannen, zal sommi gen aanspreken. „Een containermaatschappij zonder vrij heid en creativiteit", vindt Leenaars dat. Gebrek aan privacy is volgens de GENI-on- derzoekers niet iets waar internetters zich blind op moeten staren. „Op het internet hebben mensen al nauwelijks privacy", vindt professor Jennifer Rexford. „Veilig heid is het belangrijkste probleem. Als we daar niets aan doen, lossen we niets op." Bo vendien scheppen kleine gemeenschappen een nieuw soort privacy. Niet iedereen heeft immers zomaar toegang tot de ver schillende onderdelen van het internet. Leenaars, Velders en Schuurman vinden de open gemeenschap juist de kracht van inter net. Velders: „Het is een mooi samenspel. Goed. het duurt even voor iets is opge bouwd, maar dan heb je ook wat." Jacques Schuurman: „Protocollen die ten tijde van de koude oorlog zijn ontwikkeld om compu ters met elkaar te verbinden, blijken in de praktijk zo goed te werken dat het netwerk is gegroeid van vier naar een paar duizend tot meer dan een miljard machines." „De basis is dus goed. Al die extra's die we op de basis plakken - HTTP, e-mail, video- streaming, beveiliging, enzovoorts - wor den steeds beter. Dat gaat echt de goede kant op", aldus Schuurman. „Dat moet ook wel, want als een gemeenschap groeit, krijg je onherroepelijk mensen met minder goede bedoelingen." Die slechteriken vinden steeds meer makke lijke slachtoffers in de netgemeenschap. Daarom pleiten Velders en Schuurman ook voor meer voorlichting, want inperken van de vrijheden op internet is onbegonnen werk. Schuurman verwacht binnen enige jaren nieuwe regelgeving voor software. „Als je de doos van de pc openmaakt, staat op het plastic zakje om de muis in twaalf talen dat je het niet aan kinderen moet ge ven, omdat het zo gevaarlijk is. Op de cd van Windows staat niks. De IT-industrie zou eens moeten kijken naar het veiligheids bewustzijn in de automobielindustrie. Daar wordt uitvoerig getest en gekeurd voor een product op de markt komt." Eric de Jager

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 23