>zc let dorp is naar ons toegegroeid NatuursteenHuis Wonen op wielen in Renesse Je mag wel even in de kelder kijken hoor ctie bijlagen: 0113-315680 v.pzc.nl H:redactie@ pzc.nl ,us 31, 4460 AA Goes rtentie-exploitatie: d- en Midden-Zeeland: 0113-315520; ws-Vlaanderen: 0114-372770; jnaal: 020-4562500. irdag 29 oktober 2005 nterieur van de enig overgebleven woonwagen in Renesse: modern en licht, met hier en daar een barok tintje. foto's Marijke Folkertsma Tonen in een woonwagen, het komt in I Zeeland steeds minder voor. In de onwagencentra is zelden plaats voor kin- ren die de leeftijd hebben om een eigen lonwagen te nemen. Die gaan daardoor eds vaker in een huis wonen. Ook in Re- sse, waar ooit plaats was voor zes wa- i, staat er nog maar één. Koos en Euge- van Kouteren wisten die bij toeval te be- ihtigen. „Dat we hier alleen wonen, ft de integratie wel bevorderd. We wor- door de dorpsbewoners als een van hen schouwd." Jaren hebben zij met hun toer- caravan door Nederland ge trokken. Uiteindelijk streken Koos en Eugenie van Kouteren in 1979 neer in Renesse. De toen malige gemeente Westerschou- wen wilde het kampje met zes plaatsen in Renesse opbreken. In samenwerking met Zierikzee en Bruinisse werden de bewo ners verspreid over de kampjes bij die twee plaatsen. Maar Wes- terschouwen vergat vervolgens het kampje in Renesse officieel op te doeken. Koos en Eugenie woonden destijds op een vrij groot kamp in Assen. „Ik kom van Schouwen-Duive- land en wilde heel graag terug naar Zeeland maar er was ner gens plaats", vertelt Eugenie. „Toen kreeg Koos de tip dat het kamp bij Renesse officieel nog bestond terwijl alle wagens ver trokken waren. We zijn er vrij wel meteen naar toe gereden." De gemeente was, op z'n zachtst gezegd, niet geamuseerd en wil de de familie weigeren. Maar na bijna vier jaar procederen werd Van Kouteren in het gelijk ge steld en konden zij blijven. „Ik kende in die tijd de Woonwagen- wet van binnen en van buiten", zegt Koos. „Er was altijd wel een noodzaak om de autoritei ten op bepaalde artikelen te wij zen, ook toen we nog in Wester- bork en Assen stonden. Uiteinde lijk kregen we een artikel 10 standplaats. Dat is een vergun ning om buiten een woonwagen centrum te mogen staan. Want de gemeente had natuurlijk di rect nadat wij waren aangeko men alsnog het kamp officieel opgeheven, zodat er niet nog vijf wagens zouden vol gen. Die Woonwagenwet be staat overigens niet meer." Eugenie en Koos woonden de eerste jaren nog in de toercara- van. Toen zij in het gelijk wer den gesteld en konden blijven, moest de gemeente hen ook een huurwoonwagen aanbieden. Dat werd er een van vijftien me ter, uitzonderlijk lang voor die tijd; het was begin jaren tachtig. Koos: „Omdat we drie kinderen hebben, hadden we recht op een wagen van dertien meter. Maar we hebben aangeboden om als proefproject mee te doen aan in pandig sanitair met aansluiting op het riool. Dat leverde twee meter extra op en veel comfort. Ook waren we de eerste op het eiland met aardgas." Hokje Woonwagens mochten destijds geen inpandig sanitair hebben. Hele generaties zijn opgegroeid met een douche- en toilethokje naast de wagen. Eugenie kan er nog boos over worden: „Wij be taalden net zoveel als mensen met een stenen huurhuis maar aanpassingen mochten niet ge maakt worden. Ook niet voor mensen die bijvoorbeeld in een rolstoel zitten." Het inpandige sanitair werd kort daarop alge meen ingevoerd, evenals de aan sluiting op aardgas. De vijftien meter lange woonwa gen bestond in eerste instantie uit een woongedeelte met aan sluitend een keukentje. Vervol gens kwam het slaapkamertje van hun dochter met daarachter de kamer van de beide zoons. Dan een kleine douche- en toilet ruimte en als laatste het kamer tje van Eugenie en Koos. „Nee, echt veel leefruimte hadden we niet. Dat werd een paar jaar la ter beter. Na drie jaar mochten we een hokje aanbouwen. Dat werd onze keuken." In die tijd konden dergelijke aanbouwtjes nog zonder vergunning neerge zet worden. Het zogenaamde hokje kon daardoor een mooie, grote eetkeuken worden, zonder dat daar erg moeilijk over werd gedaan; zolang het maar netjes gebeurde. Na de eetkeuken stopte Koos niet met verbouwen. Enkele ja ren later werd achter de keuken nog een 'hok' aangebouwd. Dit werd de royale slaapkamer voor zijn vrouw en hem. Hier hangt ook de enige tastbare herinne ring aan het zwerversleven van de ouders van Eugenie: een ge brandschilderde ruit in een ko zijn dat met houtsnijwerk is ver sierd. Eugenie: „Mijn moeder stamt van zigeuners af en als een zigeuner stierf, werd zijn wagen verbrand. Dat is ook ge beurd toen mijn vader stierf, maar dit raam is om de een of andere reden heel gebleven. Ik ben heel blij dat ik dit nog heb." Vanaf een jaar of veertien, vijf tien kregen de drie kinderen een eigen caravan. Koos had in die tijd een sloperij op zijn terrein en kon altijd wel aan een ge schikte wagen komen. Dat bete kende ook dat er meer ruimte kwam in hun eigen woonwagen. De muren van het kamertje van de dochter werden gesloopt waardoor de woonkamer groter werd. De jongensslaapkamer is een royale badkamer geworden die Koos zelf geplaatst en inge- timmerd heeft. In de voormalige doucheruimte staan nu de wasmachine en dro ger zodat Eugenie voor de was niet meer naar buiten hoeft, ter wijl het vroegere ouderslaapka mertje bergruimte is geworden. „Tja, we hebben nu eenmaal geen vliering dus dan is zo'n rommelkamertje wel prettig", meent Eugenie. Het interieur van de woonwa gen is licht, modem en rustig. Koos en Eugenie geven zelf aan dat zij de barokke inrichting die veel woonwagens kenmerkt, te druk vinden. „En je hebt er te veel onderhoud aan, je moet al les schoonhouden", zegt Euge nie. Eugenie heeft altijd in een woonwagen gewoond. Koos komt uit een stenen huis. Samen hebben ze wel eens geprobeerd in een huis te wonen maar Euge nie kon niet wennen. „Ik miste de vrijheid, je hebt hier altijd va kantie", vindt zij. „Onze oudste kan ook maar slecht wennen aan een huis. Die zou het liefst hier bij ons een wagen neer wil len zetten. Ik mis het trekken nog steeds en als het even kan, haken we de caravan achter de auto en gaan we op pad." De woonwagen heeft wel. assen en wielen (wettelijk verplicht) maar is door de aanbouw niet meer te verrijden. Het leven van een woonwagenbewoner bevalt Koos prima. „Zolang ik niet op een groot kamp hoeft te zitten, is het best. We hadden vroeger een trekvergunning en zijn heel Nederland doorgereisd. Woon wagenbewoners deden het werk dat nu door Oost-Europeanen gedaan wordt: werken in de sei zoensarbeid. De woonwagenbe woner is een typisch Nederlands verschijnsel. Wij zijn geen zigeu ners en we lijken er ook niet op." Burgers De overheid doet er alles aan om van woonwagenbewoners burgers te maken. Trekvergun- ningen bestaan er nauwelijks meer, de centra hebben geen trekkershoek meer waar reizi gers voor een dag of vier kunnen blijven staan. Koos: „Als wij met onze caravan vrienden op zoeken, moeten we altijd op een reguliere camping in de buurt gaan staan." Het wonen op Renesse bevalt het echtpaar goed. Beiden zeg gen dat ze goed geïntegreerd zijn en menen dat dit niet ge beurd zou zijn als de plaats een kampje was gebleven met meer dere wagens. „Dan blijf je toch meer bij je eigen mensen", zegt Eugenie. „Nu kwamen de dorps kinderen na schooltijd ook bij ons met onze kinderen spelen. Dat was vroeger wel anders. Mijn jongste broer en zus zijn op dit voormalige kampje opge groeid en werden in het begin van de jaren zeventig nog door de dorpsschool van Renesse ge weigerd. Ze konden wel op de katholieke school van Zierikzee terecht." Van dergelijke discri minatie hebben Koos en Euge nie dus geen last gehad. „Niet alleen is hier geen kamp meer maar staat er gewoon één wa gen. het dorp is ook langzaam naar ons toegegroeid", zegt Koos. „Vroeger hadden we zicht tot bijna op de ring, nu ligt daar een nieuwbouwwijk tussen. Ach ter ons is het terrein natuurge bied geworden. Als wij hier niet meer wonen, wordt deze plek bij de natuur getrokken. Maar dat zal nog wel even duren." Inge Heuff i/ihntrutn WN t VLOEREN - WERKBLADEN - GLAS IN LOOD www.natuursteenhuis.nl DE VOORDEUR De voordeur biedt toegang tot een woning, maar wat daar achter schuil gaat, blijft voor velen onzichtbaar. In deze serie een kijkje achter de voordeuren van Zeeuwse huizen. Iedere week gaat een andere deur open en geeft de bewoner een blik in zijn of haar leven. Als je nou eens iets leuks wil zien, moet je meelo pen. Kijk hier, wijst de bewoner van het Axelse Bastion 20 naar de trap in de gang. „Als je die tree hier beetpakt en zo opzij trekt, kom je in een kelder. Die werd in de oorlog als schuilkelder gebruikt. Aan die kelder zitten waarschijnlijk een heleboel verhalen vast. Zo heb ik iets gehoord van een vorige bewoner over de beschieting van de molen die hier naast staat bijvoorbeeld. Ik vind een kelder waar je op zo'n ma nier in gaat prachtig. Alleen de lucht die eruit komt.... Bedompt en vochtig." En met pretlichtjes in de grijs blauwe ogen: „Je mag d'r wel even inkijken hoor." Nou nee, het donkere gat in de trap ziet er niet direct uitnodigend uit. Een andere keer misschien. „Ik gebruik die kelder nu als opslagruimte, maar ik weet nog niet precies wat ik er verder mee wil gaan doen." De Axelaar, hij doet niet aan namen maar na enig aandringen stelt hij zichzelf voor als Toon, heeft nog veel (wilde) plannen met zijn huis. Aparte buiten verlichting die het pand moet 'uitlichten', een jacuzzi met sauna; hij is nog lang niet klaar. Zijn pand grenst aan de hoger gelegen stadsmolen van Axel. De korenmolen werd begin deze eeuw na een grondige restauratie heropend. Het beeldbepalende monument trekt echter behoorlijk wat volk en dat wil nog wel eens afdwalen naar de tuin van Toon. Het is dan ook een fraai aangelegde niveautuin, maar al dat moois wil de Axelaar toch een beetje voor zichzelf hou den. „De tuin was vroeger een soort steil oplopende wilder nis. Daar kon je niet zo veel mee." De Zeeuws-Vlaming besloot de tuin in diverse niveaus aan te leggen. In het midden ligt een molensteen, afkomstig van de aangren zende molen. „Die heb ik gevonden toen we de tuin aan het afgraven waren. Met behulp van een krik en een autoband heb ik de steen kunnen rollen naar de plek waar die nu ligt. En dat viel tegen... Dat ding is heel zwaar." Naast de woning liggen nog drie brokstuk ken van een andere molensteen. Toen Toon het huis kocht, was het een bouwval. Hij pakt een foto-album en laat zien hoe het huis er voor de renovatie uitzag. Foto's van afgebladderde kozij nen, verweefde stenen muren en vochtplekken illustre ren zijn verhaal. De geur van verval stijgt er bijna uit op. „Het dak is vernieuwd, alle kozijnen zijn vervan gen, ik heb nu ook dubbele beglazing. Verder zijn de balken vervangen en nieuwe vloeren gelegd", somt hij op. Waar nu een badkamer is, grenzend aan een gloed nieuwe keuken, stond vroeger een paard. „Er zijn ook varkens geweest. Vraag me niet hoe dat allemaal kon hier." Toon deelt zijn huis slechts met de hyperactieve James, een piepklein hondje dat erg aanwezig is. In de zijgevel van het hoekpand zitten halfronde raam pjes. „Er zaten twee van die raampjes, de rest heb ik er in gezet. Ik heb bij de verbouwing zoveel mogelijk oud materiaal gebruikt. Ik ben altijd op zoek naar oude en mooie spullen. Op beurzen, rommelmarkten en in an tiekzaakjes." Toon noemt zichzelf graag de 'burgemeester van de straat'. „Ik zie alles, weet precies wat hier gebeurt." Annemarie Zevenbergen Koos en Eugenie van Kouteren: „Je hebt hier altijd vakantie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 29