Behoefte om indruk te
maken heb ik niet meer
Parkeren wordt
nog veel duurder en lastiger
PZC
Koos van
Zomeren
Ruim acht miljoen parkeerplaatsen
Koos van Zomeren (Velp,
1946) is veertig jaar schrij
ver. En jubileert met een bijzon
der boek. Hij zocht de mooiste
en treffendste passages uit zijn
gehele werk bijeen. „Wat ik
minder en minder kan, is een
lekker verhaal vertellen."
Buiten valt uit een grijze lucht een
lichte motregen. Koos van Zome
ren is blij. „Eindelijk", verzucht hij,
„geen zon meer." Vanmiddag gaat hij
lekker urenlang wandelen met hond
Stanley. „Zo'n nazomer die maar als
een Heintje Davids achter je aan blijft
sloffen, nee, daar doe je me geen ple
zier mee.
Het liefst is hij buiten, in weer en
wind. „Ik doe niet veel anders dan
schrijven en buiten lopen. En als ik
loop, werk ik ook", zegt hij. Dan kijkt
hij rond en kauwt op gedachten en for
muleringen. Het landschap - de Velu-
we, sinds de schrijver weer in Arnhem
woont, voorheen de polder - speelt
een grote rol in het werk van Van Zo
meren. Vijfentwintig jaar lang heeft
hij zich in zijn boeken intensief met
de natuur - of wat daar thans nog
voor doorgaat - beziggehouden. Maar
nu is dat afgelopen, zegt hij.
De levende have was zijn laatste boek
over dieren en landschappen. Ver
wacht van Van Zomeren geen bespie
gelingen meer over de koe, het varken
of de uil. „Ik zeg niet dat ik niet meer
naar vogels en andere dieren kijk,
maar ik ben er wel helemaal over uit
geschreven. Nu, met het ophokken
van kippen, kan ik wel weer wat gaan
roepen, maar het wordt herhaling. De
mogelijkheden zijn uitgeput."
Toch was De levende have ook weer
niet helemaal zijn laatste boek over
'de mens en zijn omgang met de na
tuur', corrigeert Van Zomeren zich
even later. In april verschijnt Nog in
morgen gemeten, over de 'vooruit
gang' op het platteland en de rekening
die daarvoor moest worden betaald.
Van Zomeren is daartoe nog eens in
de geschiedenis van het Betuwse dorp
Hei-wijnen gedoken, het dorp van zijn
grootouders waarmee zijn jeugd zo in
nig is verbonden en dat als gevolg van
de ruilverkaveling in de jaren vijftig
dramatisch van karakter veranderde.
Je zou het Van Zomerens variant op
Hoe God verdween uit Jorwerd van
Geert Mak kunnen noemen. Over de
teloorgang van oude waarden, 'maar
dan minder sociologisch benaderd',
zegt hij.
Toen hij eind vorig jaar, na het verza
melen van materiaal voor het Herwij-
nen-boek nog wat tijd overhad, begon
hij met het sprokkelen van fonkelende
zinnen en passages uit zijn eigen werk
voor een 'draagbare Van Zomeren'.
De wereld vereenvoudigen heet de
bloemlezing die min of meer ter gele
genheid van zijn veertigjarig schrijver
schap zojuist is verschenen.
Dat sprokkelen was geen sinecure,
want Van Zomeren heeft inmiddels
meer dan vijftig boeken op zijn naam
staan en daarnaast nog karrenvrach
ten journalistiek werk dat nimmer
werd gebundeld. Het boek bevat, alfa
betisch gerangschikt, de mooiste zin
nen, raakste observaties en diepzinnig
ste bespiegelingen uit vier decennia
Koos van Zomeren: „Ik krijg altijd vragen over koeien en stront."
foto Jan Wameling/GPD
vitaal-romantisch proza. Je vindt er
veel fraaie notities in over het dier,
oude en nieuwe natuur, dood en leven,
vergankelijkheid, verlangen, verlies
en verloedering.
Het is een lang gekoesterde wens van
de schrijver. „Ik heb steeds gedacht
dat er iemand zou opstaan die mijn he
le werk kent en dezelfde smaak heeft,
om die klus te klaren, maar dat ge
beurde niet. Er zat niets anders op
dan het zelf te doen", zegt de schrijver
met die typische twinkeling in zijn
ogen die verraadt dat hij het ironisch
bedoelt, maar ook weer niet.
Reserves
De citaten die Van Zomeren uitzocht,
staan soms op gespannen voet met het
boek zelf. Zo heet het onder 'zin';
'Mooie zinnen hebben hun eigen ecolo
gie. Ze zijn altijd mooi in samenhang
met een bepaalde omgeving. Je moet
ze niet plukken.' En onder 'passages'
lezen we: 'Ik hou er niet van passages
in mijn eigen werk op te zoeken en na
te lezen. Je wordt er ongedurig en mis
moedig van. Ze zijn nooit volmaakt.
En waren ze volmaakt, waar moest je
dan de moed vandaan halen om nog
méér te schrijven?' De wil om het
boek te maken was groter dan die re
serves, zegt hij. „Het is een boek om in
te grasduinen, maar ik zou graag zien
dat mensen het van begin tot eind la
zen. Misschien is een betere introduc
tie tot het werk van Koos van Zome
ren niet denkbaar. Het geeft in ieder
geval een goede indruk van mijn ma
nier van kijken, denken en schrijven."
De eerste helft van zijn oeuvre - een
handjevol romans, een dichtbundel en
veel thrillers - bleek veel minder stof
tot bloemlezen te leveren dan het
werk van na 1986. In dat jaar voltrok
zich een kentering in zijn werk. „De
eerste twintig jaar dacht ik bij vlagen
dat ik een geniaal schrijver was. Ik
zou de mensheid verpletteren met
mijn literaire prestaties. Teruglezend
vind ik nu weinig bewijs voor die am
bities van toen. Het is tamelijk arm
proza. Wat niet wil zeggen dat ik me
schaam voor dat werk, dat ook weer
niet."
Volgens Van Zomeren begint midden
jaren tachtig, met romans als Het ver
haal en Sterk water zijn 'volwassen'
oeuvre. „Misschien niet geniaal, dat
doet er niet zo toe. Maar het is wel
werk dat beantwoordt aan mijn bedoe
lingen. Ik kan nu beter verwoorden
wat ik wil zeggen dan voordien. Ik
ben meer gaan twijfelen, maar ook be
ter geworden. En introverter. De be
hoefte om indruk te maken heb ik niet
meer, hoogstens op mezelf.
Van Zomeren heeft zich nooit alleen
willen richten op de letteren, zoals Ad-
ri van der Heijden of Thomas Rosen-
boom, die met ijzeren consequentie
aan een literair oeuvre bouwen. En
die, wellicht door die enkelvoudige ge
richtheid, verder zijn gekomen. In De
wereld vereenvoudigen citeert hij zich
zelf: 'Net niet de beste van de klas, net
geen carrière bij Het Vrije Volk, net
geen leider van de SP, net geen hoofd
redacteur van Nieuwe Revu, net geen
groot schrijver. Daar zit systeem in,
en waar kan dat systeem anders in zit
ten dan in mij? Ik ben zo'n schaker die
niet durft te winnen.' Wat hij daarmee
bedoelt? „Dat iets in mij op de rem
trapt. Het ligt niet aan mijn talent of
aan mijn capaciteiten dat ik geen
groot schrijver ben geworden, maar
misschien wel aan een gebrek aan ge
loof in 'groot schrijverschap'. Ik ge
loof niet in de eeuwige waarden van
kunst. Mozart was een groot compo- -
nist, maar nu is hij dood, net zo dood
als mijn grootvader. Zijn naam is er
nog, en mensen amuseren zich met
zijn werk, maar dat maakt hem niet
minder dood."
Bijzonder werk
Hij twijfelt er niet over dat hij, zeker
de laatste twintig jaar, bijzonder
werk heeft geschreven. „Natuurlijk
denk ik ook wel eens: wat stelt het ei
genlijk voor? Maar dan kijk ik om me
heen en dan zie ik dat collega's niet
veel beter zijn. Niet slechter, maar
ook niet beter. Ik sprak ooit met Hella
Haasse en die zei: 'Koos, we moeten
gewoon ons best doen en de beoorde
ling aan anderen overlaten.' Later
dacht ik: als ik Hella Haasse was, zou
ik dat ook zeggen. Ze heeft niets te kla-
zaterdag 29 oktober 2005
gen." Een andere verklaring voor het
feit dat hij nog steeds niet kan leven
van zijn schrijverij: „Ik geloof niet dat
mijn waardering voor literatuur paral
lel loopt met die van de gemiddelde le
zer."
Volgens Van Zomeren is er een duide
lijke tendens in zijn werk waarneem
baar. „Wat ik minder en minder kan,
is een lekker verhaal vertellen. Een
plot interesseert me niet meer zo. Ook
niet als ik werk van anderen lees. Ik
ken eigenlijk alle verhalen al. Het eni
ge wat me boeit is de wijze waaróp ie
mand zijn verhaal vertelt, daar zijn zo
veel verschillende mogelijkheden
voor. Maar na honderd bladzijden
weet ik dat meestal ook wel."
Het is niet voor niets dat hij, gevraagd
naar de hoogtepunten in zijn werk,
met een dagboek Jaar in schervenen
een bundel columns over vogels Ve
derlichte wanhoop) op de proppen
komt. Met name het laatste boek,
voortgekomen uit jarenlange vogel ob
servaties, heeft heel zijn hart. „Het
mooie van heel kort proza is dat je
naar volmaaktheid kunt streven. Een
roman kent altijd zwakke passages en
stoplappen. In korte stukjes kun je
dat vermijden. Ik denk dat het me
hier en daar ook echt is gelukt die vol
maaktheid te bereiken. Je kunt aan
zo'n stukje geen komma of punt veran
deren zonder er afbreuk aan te doen."
Thema's
Siebelink vatte in zijn bekroonde ro
man Knielen op een bed violen nog
eens alle grote thema's uit zijn werk,
alle herinneringen aan zijn benauwen
de calvinistische jeugd, samen. Van
Zomeren zou zoiets niet kunnen.
„Mijn thema's zijn niet te vinden in
die ene magistrale roman, maar liggen
verbrijzeld over mijn hele werk."
Mensen zeggen wel eens tegen hem:
schrijf nou eens die verpletterende ro
man over de Socialistiese Partij, over
1972, de jongen die je toen was, hoe
jullie de wereld wilden verbeteren en
wat er uiteindelijk van die idealen te
recht is gekomen. „Maar dan zeg ik:
dat heb ik allemaal al eens opgeschre
ven. Net zoals ik alles over koeien en
vogels en mijn hond heb geschreven,
over ouder worden, over herinnerin
gen, en over de tragiek van het leven
dat desondanks de moeite is geleefd te
worden. Het meandert door al mijn
boeken. Ik ga dat niet herhalen. Dat
kan ik niet."
Dat hij de grote lezersmassa mis
schien nooit zal bereiken, soit, daar
heeft hij vrede mee. Er zijn, schat hij,
zo'n dertigduizend tot veertigduizend
'echte lezers', die 'moeite willen doen'
voor een boek, die het niet 'voorge
kauwd en aangereikt' hoeven te krij
gen. Dat is zijn markt. Maar ook weer
niet helemaal. „Voor die mensen ben
ik dan weer niet chic genoeg. Die vin
den me te proletarisch, te links of te
aards. Dat merk ik op literaire avond
jes. Ik krijg altijd vragen over koeien
en stront."
Toch zijn er ook trouwe Van Zome-
ren-fans. Die alles van hem lezen, die
zich wél willen inspannen voor zijn
werk, zoals hij zichzelf daarvoor ten
slotte ook heeft moeten inspannen.
Maar, zegt hij, het zouden er meer mo
gen zijn. „Ik zou wel eens zoveel boe
ken willen verkopen dat ik me geen
zorgen meer hoef te maken over mijn
oude dag."
Hans Gulpen
Koos van Zomeren, De wereld vereen
voudigen. Zinnen en passages
1965-2005. Arbeiderspers, 166 blz.
€12,50
gevolg van een ander overheidsbe
leid. „Vorige regeringen wilden het
totale aantal parkeerplaatsen in Ne
derland beperken in de hoop dat bur
gers daardoor minder auto's zouden
aanschaffen. Dat bleek niet te wer
ken. Het aantal auto's ligt nu rond
de zeven miljoen en groeit door tot
zo'n negen miljoen in 2020, ongeacht
het parkeerbeleid."
Nu luidt het motto: autobezit mag,
maar het blik moet op een andere
plek gestald worden. Steeds meer ge
meenten ontwikkelen plannen om au
to's uit de centra te weren, soms ook
uit bittere noodzaak: strengere Euro
pese milieunonnen dwingen hen
daartoe.
Tarieven
Buiten de centrumring verrijzen gro
te garages, overigens voorlopig met
relatief lage parkeertarieven. Wie
toch nog een schaarse plek in het cen
trum wil bemachtigen, moet diep in
de buidel tasten: de tarieven daar
gaan soms met tientallen procenten
per jaar omhoog.
Het heeft alles te maken met vraag
en aanbod, zegt Teun de Wit van het
CROW, een nationaal kennisplat
form voor infrastructuur, verkeer,
vervoer en openbare ruimte. Alleen
met grote prijsverschillen zijn auto
mobilisten te beïnvloeden. De Wit:
„Winkelend publiek rijdt het liefst
met de auto tot in de winkel. Dus zal
het parkeren middenin de stad aan
zienlijk duurder worden dan aan de
rand in een grote garage."
Roelof Hellemans, manager mobili
teit op luchthaven Schiphol, merkt
dat consumenten de parkeerkosten
goed in de gaten houden; en er naar
handelen. De luchthaven heeft
32.000 betaalde parkeerplaatsen,
met uurprijzen tussen de 3,80 en 10
euro voor parkeerplaatsen dicht bij
de vertrek- en aankomsthal. „Met
In steeds meer gemeenten verrijzen buiten de centrumring parkeergarages foto Lex van Lieshout/ANP
Volgens de meest recente telling waren er in het jaar
2000 in Nederland 8.864.200 openbare parkeerplek
ken (bron: Instituut Onderzoek Overheidsuitgaven). Meer
dan 7 miljoen daarvan waren op straat, ruim 1,5 miljoen
op terreinen en 162.000 in parkeergarages.
De norm van mobiliteitsdeskundigen was altijd dat er
voor één auto drie plekken beschikbaar moeten zijn: een
thuis, een op het werk en een bij het winkelcentrum. Met
zo'n 7 miljoen auto's wordt die norm bij lange na niet ge
haald. Slechts één vijfde van de openbare plaatsen werd
door de gemeente gereguleerd (bijvoorbeeld via vergun
ningen).
De kosten die door het Centraal Bureau van de Statistiek
in 2000 aan parkeerbeleid werden toegerekend, bedroe
gen 327,6 miljoen euro. De werkelijke kosten van de par
keerplaatsen zijn volgens het Instituut Onderzoek Over
heidsuitgaven echter veel hoger: zo'n 4 miljard euro per
jaar.
ons prijsbeleid proberen wij de enor- „Onze parkeertarieven staan op in- De uurprijzen op Schiphol voor kort
me stroom reizigers te sturen. En het temet en we merken dat mensen parkeren beginnen bij 3,80 euro. Bij
werkt", zegt hij. daar vooraf naar kijken." lang parkeren betalen reizigers na
de eerste drie dagen nog maar 5 euro
per dag. „Dan staat de auto wel ver
der weg en zitten de reizigers even in
de bus van de parkeerplaats naar de
vertrekhal. Vanwege de relatief lage
kosten kiezen veel vakantiegangers
daar toch voor. Ze houden er reke
ning mee dat het extra tijd kost en
vertrekken gewoon wat eerder van
huis."
Hoewel er geen andere luchthavens
in de buurt zijn, moet Hellemans wel
degelijk rekening houden met con
currentie. „We houden goed in de ga
ten wat de luchthavens van Brussel,
Frankfurt, Londen en Parijs doen.
Daarnaast hebben reizigers op Schip
hol zelf ook voldoende alternatieven:
de trein, taxi, bus of familie die wil
brengen en halen."
Met betaald parkeren haalde Schip
hol het afgelopen jaar een omzet van
69 miljoen euro. het blijft echter een
ondersteunende dienst. „Vliegen
blijft natuurlijk het belangrijkst."
Protest
Voor lokale overheden is het een
stuk lastiger te spelen met parkeerta
rieven en het aantal beschikbare
plaatsen. Elke stijging van de tarie
ven wordt door centrumbewoners en
winkeliers met luid protest ontvan
gen. Volgens hoogleraar Henk Meurs
onterecht.
„Eigenlijk hebben het winkelend pu
bliek, de winkeliers en de bewoners
de gratis parkeerruimte altijd ca
deau gekregen en daarvoor zouden
ze dankbaar mogen zijn", zegt hij.
„De werkelijke kosten van parkeer
ruimte in Nederland zijn ongeveer
twee keer zo hoog als de gemiddelde
prijs die de consument er nu voor be
taalt."
Inmiddels laten gemeenten autobezit
ters al veel vaker voor hun parkeer
plek betalen, „Bij veel nieuwbouwlo-
katies moeten de bewoners zelf een
parkeerplaats aanleggen op de door
hen gekochte grond," zegt Meurs
„Bewoners van een nieuwe wijkkurf
nen ook kiezen voor een centrale paij
keerplaats, maar de grondkostenkoj
men dan wel voor hun rekening." 1
Het bekendste voorbeeld van een
streng maar effectief parkeerbeleid:
biedt de Belgische gemeente Hasselti
Daar waren er felle protesten van de
lokale middenstand tegen het auto-'
vrij maken van de binnenstad. In
plaats van minder, maken de winket
liers daar nu meer omzet, consta- j
teert Meurs.
„De Hasseltse binnenstad is er echt
op vooruit gegaan. Er is nu meer j
ruimte voor een mooie inrichting,z(
als plantenbakken en terrassen. Wa
natuurlijk ook helpt, is dat de stad
gratis openbaar vervoer aanbiedt."
Zulke rigoureuze projecten staan in
Nederland nog niet op stapel. Voorli
pig houden de meeste gemeenten hel
bij het uitbreiden van het aantal be
taalde parkeerplekken. Het exploit®
ren van garages en het controleren
van betaalde plaatsen op straat-in
clusief het uitdelen van boetes - be
steden ze uit aan commerciële explo
tanten.Hoogleraar Meurs: „Parkeer
ders gaan uiteindelijk de werkelijke
kosten van hun parkeerplek betaler
Die kosten financieren gemeenten
nu nog uit andere inkomsten, zoals
onroerend zaak-belasting. Die zou
dan wel omlaag moeten."
Hellemans heeft ook nog wel een
idee om de automobilist naar dejuisi
te parkeerplek te sturen. „Nu vermeli
den de borden van parkeergarages
Vol of Vrij. Het zou beter zijn als ze,
de prijs per uur zouden vermelden, I
en dat die prijs stijgt naarmate degaj
rage voller raakt. Dan kunnen we
zelf kiezen en raken de garages waaij
schijnlijk nooit helemaal vol." I
Mathijs Rottevcei
Tilburg, Zoutelande en Sneek. Op
het eerste gezicht zijn er weinig
overeenkomsten tussen deze plaat
sen, toch hebben ze precies hetzelfde
probleem. Om auto's uit het centrum
te weren, zijn ze er druk doende met
de invoering van betaald parkeren of
een verhoging van de parkeertarie
ven. Tot ongenoegen van de bevol
king én de plaatselijke middenstand.
Gebrek aan parkeerruimte is allang
niet meer het exclusieve probleem
van de grote steden. Ook in middel
grote steden en zelfs in dorpen staat
het parkeerprobleem hoog op de
agenda van de lokale overheid.
Harold Wiggers heeft het aan den lij
ven ondervonden. Hij kon altijd par
keren op de parkeerplaats van de
Jumbo-supermarkt. Sinds twee we
ken is die alleen bestemd voor ver
gunninghouders, het omringende ge
bied is een blauwe zone geworden,
voor kort parkeren. „Daar kan ik
niet parkeren en ik krijg geen vergun
ning", zegt hij. „Alleen bewoners
van de nabijgelegen bejaardenwonin
gen hebben daar volgens de gemeen
te recht op. Het gevolg is dat ik mijn
auto een paar honderd meter verder
voor het huis van een ander moet zet
ten en de Jumbo-parkeerplaats nage
noeg leeg blijft."
Wiggers kan volgens professor Henk
Meurs van de Radbout Universiteit
Nijmegen model staan voor vele hon
derdduizenden dorpsbewoners die
nu of straks met een strenger par
keerbeleid te maken krijgen. „De
parkeertarieven in grote steden wa
ren altijd al hoog", zegt hij. „In de
middelgrote steden is er altijd veel
gedoe geweest over invoering van be
taald parkeren, maar die gaan nu
noodgewongen óók overstag." Dat
kleinere steden en dorpen nu even
eens beginnen met het invoeren van
betaald parkeren, is volgens hem het