pzc Spaken sneden we op voorraad Zo'n zandtafel is leuk voor rolstoelers Website bundelt gegevens over flora en fauna 23 dinsdag 11 oktober 2005 (Oude Ambachten In personeelsadvertenties wordt tegenwoordig ge vraagd om managers, pro jectleiders en commercieel medewerkers. Vacatures voor bijvoorbeeld klompen makers, gamalenpelsters, wagenmakers, messensnij- ders, wiegenmakers en boekbinders kom je niet meer tegen. Oude ambach ten worden door een kleine groep toch nog in ere gehou den. De PZC gaat op zoek naar de beoefenaars. In de ze aflevering: wagenwielen maker Bram Dierkx. Het is veel te klein. Ik kan hier mijn kont niet keren." Bram Dierkx gebaart naar 'zijn' hokje in het Ambachtscentrum in Goes. Hij zegt er niets te veel mee. Overvol is nog een zwakke kwalificatie voor de inrichting van de ruimte. Een werkbank met erboven een aan het plafond opge hangen wagenwiel maken in ieder geval duidelijk wat de 71-jarige Goesenaar doorgaans in het kamertje doet: wagenwielen maken. Het Ambachtscentrum is een onderdeel van recrea tiepark De Hollandsche Hoeve. Enkele dagen per week demon streert Dierkx er zijn kunnen. „Binnenkort is het voorbij met de ellende", wijst hij op de over vloed aan balken, latjes, werk tuigen en documenten. Aan de schuur waarin het centrum ge vestigd is, worden momenteel een smederij en een wagenmake rij gebouwd. Er moet nog veel gebeuren, maar de plaats waar de grote deur komt te zitten, is al goed zichtbaar. „Straks kan er tenminste een wagen naar binnen", zegt Dierkx. „Zoals dat hoort in een wagenmakerij." Ook de smidse gaat hij gedeelte lijk zelf runnen. „Van smeden weet ik ook van alles. Dat komt doordat wagenmaken en sme den vroeger altijd samengingen. Het maken van een wagenwiel was een gedeelde verantwoorde lijkheid. Het wiel zelf was im mers van hout, de band van ij zer. Als de wagenmaker klaar was, ging het wiel rechtstreeks naar de smid. Vandaar dat die twee altijd vlakbij elkaar geves tigd waren." Dierkx beseft dat hij over ver vlogen tijden praat. „Net als an dere ambachten is ook het hand matig timmeren zo goed als ver dwenen. De gereedschappen, de vaardigheden, de technieken. Al lemaal weg." Wederopbouw De timmerman groeide op in het West-Zeeuws-Vlaamse Retran- chement. Op zijn 16e kwam hij bij een timmerbedrijf in Cad- zand terecht. „Dat was in de pe riode van de wederopbouw. Er was dus veel werk, met name in de huizenbouw. We maakten ra men, deuren, kozijnen, dakgo ten, dat soort dingen. En voor de boeren repareerden we wa gens. Vooral in de bietentijd hadden we het daar druk mee." Toen er door mechanisatie steeds minder werk kwam, ging Dierkx als docent aan de slag bij de Goese Ambachtsschool. „Dat was een mooie tijd. Vooral de samenwerking tussen docen ten en leerlingen bij het uitvoe ren van projecten is me bijgeble ven. Zo is dit Ambachtscentrum in 1985 door onze school opge bouwd. De leerlingen van toen zie ik hier nu regelmatig met vrouw en kinderen binnenko- Bram Dierkx: „Ik probeer kinderen te laten zien hoe dat werkte, alles met je handen doen." foto's Willem Mieras men." Na al het gepraat vindt Dierkx het vervolgens tijd om weer aan het werk te gaan. „Ik was juist bezig een spaak te snij den", legt hij zijn handelingen uit. Met een mes met dubbel handvat haalt hij dunne plakjes van een recht stuk hout. „Tjon ge, wat heb ik dit werk vroeger veel gedaan. Als er verder niet veel te doen was, moesten we al tijd spaken snijden. Of maaibal- ken. Dat waren onderdelen van een soort maaimachines op wiel tjes. Die noemden we spekman nen. Zowel wielspaken als maaibal- ken waren kwetsbaar en gingen dus nogal eens kapot. „Voor een boer was het altijd handig er een stel op reserve te hebben. Vandaar dat wij er zoveel van moesten maken." Aan zijn werkbank heeft Dierkx een half afgemaakt wiel gehan gen. Het gat voor de nieuwe spaak is al gemaakt. „Eens kij ken of het past", zegt hij. „Het blijft immers allemaal zicht- werk." De wielvelgen en meeste spaken worden gemaakt van iepenhout, legt Dierkx uit. „Dat heeft een erg vaste constructie en brok kelt daardoor niet af. Voor een wiel is dat erg belangrijk. Als een wagen geladen is, komt daar nogal wat druk op, vergis je niet." De enige andere soort die ook geschikt zou zijn, is eiken. „In Limburg zie je veel wagenwie len van dat hout. Maar hier groeide die boom vroeger niet. Dat is iets van de laatste tijd." Tijdens zijn demonstratie wordt duidelijk dat het lesgeven Dierkx nog steeds in het bloed zit. Gewapend met een duim stok, die hij gebruikt als aan wijsstok, legt hij stap voor stap uit hoe een wagenwiel tot stand komt. Daarbij wisselt hij infor matie af met anekdotes. Zoals over de dronkemansboor- den. „Zo werden in West-Zeeuws-Vlaanderen de verhoogde zijkanten van de wa gens genoemd. Waarom? Nou, vroeger gingen jongeren nogal eens naar de kermis in een an der dorp. Vaak mochten ze daar voor paard en wagen van één van de bazen van die jongens ge bruiken. Tijdens de terugtocht waren de meesten niet zo nuch ter meer. Die hielden zich met de nodige moeite overeind door zich aan die zijkanten vast te houden. Vandaar." Dierkx heeft ook tal van oude papieren in zijn bezit. Hij laat een boekje van omstreeks 1930 zien. Het is gedrukt door Ons Be lang, een club van twintig wa genmakers uit Zuid-Beveland. „Daaraan zie je dat het toen nog een veel uitgeoefend beroep was. Elk dorp had er wel één. Sommige trouwens twee. Dat lag aan het aantal boerderijen in de buurt." Uit het werkje blijkt dat het maken van prijsaf spraken niet alleen een modern verschijnsel is. Voor alle mogelijke produkten of onderdelen die een wagenma ker vervaardigde, staat een vas te prijs vermeld. Zo rekenden alle wagenmakers vijftig cent voor een uur werk. Voor het ver vaardigen van vier wielen mocht 123 gulden en zes en een halve cent gevraagd worden. Tegenwoordig geniet Dierkx vooral van het kinderbezoek aan zijn werkplaats. „Ik pro beer ze te laten zien hoe dat werkte, alles met je handen doen. Dat daar ook energie voor nodig was, maar dat je die uit een boterham haalde in plaats van uit het stopcontact." Aan stoppen denkt hij nog lang niet. „Met de komst van de twee nieuwe werkplaatsen wordt het straks alleen maar drukker. Maar dat geeft niet. Ik heb mijn ambacht immers bij me zolang ik leef. Dat verleer je nooit." Martijn de Koning De Nederlandse flora en fau na behoort tot de best on derzochte ter wereld. De gege vens die al heel lang verzameld worden, zijn tot nu toe verbrok keld beschikbaar. Planten en dieren apart, vaak ook publica ties per soort. Geen compleet overzicht van de verscheiden heid aan flora en fauna, oftewel van de biodiversiteit. Door de ingebruikname van de website www.nederlandsesoorten.nl is alle beschikbare informatie nu voor het eerst in de geschiedenis gebundeld beschikbaar. Benieuwd of de schorzijdebij, toch Zeeuwser dan Zeeuws, ook te vinden is. Jawel hoor, de colle- tes halophilus zit in het be stand. Met keurig erbij vermeld dat de soort in 1943 voor het eerst beschreven is. Een afbeel ding van het bijtje, dat enigs zins op de bekende honingbij lijkt, is niet makkelijk te vin den, maar de nieuwe website is dan ook nog niet af. Afbeeldin gen en meer informatie volgen nog. Als de schorzijdebij is opgeno men, dan moet ook de schorvilt- bij, een woekerbij waarvan de larven opgroeien in de nesten van een andere bijensoort, erin staan. Het klopt, met als verras sing de vermelding van 1874. Het ontdekkingsjaar kennelijk, terwijl algemeen 1949 wordt ge noemd, toen het beestje in het verdwenen reservaat De Beer op de Zuid-Hollandse eilanden werd gesignaleerd. Nog maar eentje, de Noordse woelmuis, de grootste woelmuis- soort van Nederland, waarvan fossiele resten gevonden zijn uit de laatste Ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden. Een echte moerasbewoner, voor het eerst beschreven in de 19e eeuw en in Zeeland vanuit de polders ver schoven naar afgelegen eilan den in de Deltawateren. Oeps, het scherm meldt: Helaas, geen namen gevonden die aan de zoekopdracht voldoen. Dat komt waarschijnlijk omdat nog maar driekwart van de soorten is opgenomen. Dat zijn er nog altijd 35.000. Ook bij de geveerde witvleugel- uil verschijnen geen gegevens, terwijl de allereerste exempla ren van deze nachtvlinder toch al in 1930 bij Domburg werden verzameld. Dat het om exempla ren van een aparte ondersoort ging, is pas dertig jaar later ont dekt. De vlinder is nergens an ders dan in Zeeland waargeno men en dat komt tot uiting in de Latijnse naam: aporophyla au- stralis zeelandica. Waarom deze nachtvlindersoort alleen in Zee land leeft, is niet bekend. Om het af te leren nog twee 'Zeeuwse' soorten aanklikken. De rosse grutto, die rond mid winter de Delta in grote aantal len bevolkt, staat aangemerkt als beschermde soort. Het is op passen geblazen, want in Zee land zit 's winters ook een onder soort uit IJsland. Opmerkelijk genoeg is er geen Zeeuwse streeknaam voor dit ranke dier bekend. Gelukkig, zeekraal ont breekt niet. Streeknamen zijn krabbekwaed en zouterik. De apart uitziende plant is alleen te vinden op schorren of in binnen- dijkse zoute gebieden. De websi te leert dat er kortarige, langari- ge en eenbloemige zeekraal be staan. Nooit geweten. Bladerend door de website valt op dat heel wat voor Zeeland kenmerkende soorten een la-sta- tus hebben, wat staat voor: 'oor spronkelijk: op eigen kracht ons land bereikt en zich minimaal tien jaar achtereen voortge plant'. Ook hebben veel Zeeuw se soorten een beschermde sta tus, of ze staan op de Rode Lijst van bedreigde soorten. Bijvoor beeld de wollige distel, typische dijkplant en alleen bekend van Zuid-Beveland en (sinds 1987) Walcheren. Het is ook een zoge heten 'doelsoort', wat wil zeg gen dat er extra aandacht aan de instandhouding wordt gege ven. Dat geldt ook voor de kleinbloe- mige salie, een plant van de bloemdijken, die in Zeeland in 1799 werd ontdekt door de be kende botanicus De Candolle en daarna uit zicht verdween. In 1876 werd hij door de Zeeuwse botanicus A. Walraven heront dekt en na een vondst in 1948 leek de plant te zijn uitgestor ven. Maar in 2000 is de klein- bloemige salie opnieuw opgedo ken, nabij Hoofdplaat en het laat zich raden dat de vind plaats met extra zorg wordt om ringd. Moerasscherm Kruipend moerasscherm is ook zo'n soort waarvan bij floi'isten de harten sneller gaan kloppen. Het aantal bekende groeiplaat sen is zeer gering en de meeste bevinden zich in Zeeland. Het plantje is op papier driftig be schermd. Het staat onder meer in de habitatrichtlijn van de Eu ropese Unie, valt onder de Bern-conventie, is een bescherm de soort op grond van de Flora- en Faunawet en staat op de Ro de Lijst van bedreigde soorten. O ja, kruipend moerasscherm is ook een doelsoort. Voor de groenknolorchis, waarvan de grootste en mooiste groeiplaats op een eiland in de Grevelingen ligt, gaat hetzelfde verhaal op. Het is aardig om zo door de web site te bladeren. De weerslag van ongeveer 150 jaar veldwerk is erin opgeslagen. Tientallen or ganisaties en deskundigen heb ben bijdragen geleverd. Voor een breed publiek is de site nog te beperkt. Het zijn met name de echte liefhebbers en natuur beheerders die ermee aan de slag zullen gaan. Naarmate er meer informatie bij wordt ver meld, is het ook voor een breder publiek aantrekkelijker de site te verkennen. Rinus Antonisse Kleinbloemige salie archieffoto Peter Nicolai De kinderboerderij aan de Evertsenlaan in Terneuzen is een drukbezochte plek. Even brood brengen voor de dieren, even eruit met de kinderen, even een om metje maken. Verstande lijk gehandicapten van de stichting Tragel verzorgen de dieren en onderhouden de stallen. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het wel en wee op de Temeuzense kinderboerderij. f, De beheerders van de kinderboerderij willen, naast de al aanwezige zandbak, ook graag een zandtafel. foto Peter Nicolai Ze is er nog helemaal vol van, even was ze in een to taal andere wereld, maar nu gaat het gewone leven weer ver der. En dus is stagiaire Marian ne deze mistige ochtend zoals elke donderdag weer gewoon van de partij op de boerderij. Maar dan wel met een net even wat andere status dan een paar weken geleden. „Goedemorgen, wereldkampioene!", groet cliën te Olga haar 'donderdagmaat je'. Marianne is nog maar een paar dagen terug uit het Australi sche Canberra, waar ze op het wereldkampioenschap atletiek voor mensen met een beperking drie plakken veroverde: brons op de vierhonderd meter, zilver op de honderd meter en goud op de vierhonderd meter horden. Na dagen van hectiek, euforie en veel reizen laat Marianne nu de rust op de kinderboerderij zichtbaar van haar meester ma ken. Dat geldt eigenlijk voor alle vrij willigers, cliënten en beheer ders op de boerderij. Nu de blaadjes van de bomen vallen, gaat van lieverlee de druk wat van de ketel. Want hoe lager de temperatuur, hoe minder bezoe kers. „We zitten allemaal een beetje in een herfstdip. Na de ezeltjesdag (ruim twee weken geleden) is de drukte flink afge nomen. Da's best even lekker. Echt, we hebben de voorbije zo mer behoorlijk moeten aanpo ten. Tot vorig jaar waren het vooral cliënten van de stichting Tragel die ons bezochten, maar dat is dit jaar veranderd. Nu krijgen we ook groepen van Walcheren en de Bevelanden en mensen van organisaties als Dethon (sociale werkvoorzie ning in Terneuzen) op visite. Bo vendien is het aantal Tra gel-cliënten ook toegenomen. Vroeger hadden we met zes cliënten echt een drukke dag, nu levert het Tragelbusje met regelmaat tien mensen af", ver telt beheerster Angelique. De toegenomen bezoekjes van groepen gehandicapte mensen nopen de beheerders om aan aanpassingen op de boerderij te denken. Met stip op één op het verlanglijstje staat een zandta fel, een soort zandbak waarin ook rolstoelers zich kunnen uit leven. Angelique: „Zo'n zandta fel is op hoogte, waardoor rol stoelers zich als het ware onder de tafel kunnen rollen. Voor waarde is dan overigens ook weer dat ons terras wordt uitge breid, want anders komen de rolstoelen in het zand vast te zit ten. De zandtafel moet daarom aan de stoep grenzen." De tafel kost een slordige twee duizend euro. „We kijken nog naar manieren om de kosten te drukken. Wellicht dat de men sen van het houtatelier van Tra- gel in Axel kunnen worden inge schakeld. Of leerlingen van het ROC Opleidingencentrum. We hikken nog tegen de prijs aan, speelmateriaal is echt ontzet tend duur. Daarom verkopen we bijvoorbeeld ook Zeeuwse babbelaars. En fooien stoppen we altijd in een pot, zodat dat geld uiteindelijk weer ten goede komt aan kinderen en cliën ten." Alle beetjes helpen, maar Ange lique is de eerste om toe te ge ven dat een zakje babbelaars a één euro geen zoden aan de dijk zet. Een cheque van negenhon derd euro doet dat wel. De Stichting Kinderkleding en Speelgoedbeurs Terneuzen schonk de boerderij vorige week de helft van de opbrengst van een beurs in het Zelden- rust-Steelantcollege in Terneu zen. En dus is de zandtafel al voor de helft binnen. Nu nog elf honderd zakjes babbelaars ver kopen... Angelique: „Of de baas eens lief aankijken, want die gaat uiteindelijk over de beste ding van de Tragelcentjes." Raymond de Frel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 23