Bij tegenspoed wijt men het één
PZC
Het grote relativeren hebben we nu wel gehad
25
Expositie
gebroeders
De Witt
HennriK ^en. Daar staat dat het van het
Esther Gerritsen
woensdag 5 oktober 2005
keuvel.
Keuvel oftewel kuifkap, illustratie uit het Woordenboek der
Zeeuwse Dialecten.
Op een steenworp van het
Haagse Binnenhof waar
prins Maurits zijn hoogbejaarde
tegenstander Johan van Olden-
barnevelt in 1619 liet onthoof
den, keerde de woedende Haag
se menigte zich op 20 augustus
1672 tegen Johan en Cornelis de
Witt. Aan de voet van de Gevan
genpoort werden de broers uit
Dordrecht op gruwelijke wijze
gelyncht. Ze hadden hun machti
ge positie al verloren, maar wa
ren symbool voor de diepe crisis
waarin de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden was be
land.
Dankzij ooggetuigenverslagen
en kunstwerken zijn de details
van de massahysterie waar de
broers aan ten prooi vielen, tot
in detail bekend. Het gepeupel -
de kwalificatie die de menigte
al gauw in de geschiedenisboe
ken kreeg - sleepte de lijken
naar de galg aan het Groene
Zoodje. Daar werden de broers
ondersteboven opgehangen en
grondig verminkt, met afgehak
te geslachtsdelen en zo...
De rechterwijsvinger van Johan
werd in de vroege ochtend van
21 augustus 1672 voor twee
schellingen, een kannetje oud
bier en drie stuivers voor de
brandewijn waar het lichaams
deel 's nachts in had gestaan, ge
kocht door Joachim Oudaen.
Volgens Charles Jeurgens, direc
teur van het Stadsarchief
Dordrecht en mede-organisator
van de expositie, wilde Oudaen
zo voorkomen dat de vinger als
trofee in bezit van de moorde
naars zou blijven.
In het Dordrechts Museum staat
een model van de wipgalg waai
de lijken aan werden opgehan
gen, maar deze paal met horizon
tale dwarsbalkjes doet nu eer
der denken aan een onschuldig
klimtoestel. Makkelijk scoren
met spanning en sensatie doet
het museum ook elders niet,
daarvoor moet de geïnteresseer
de naar de afdeling horror van
Madame Tussaud in Amster
dam. Daar hangen de broers 'le
vensecht' verminkt onderstebo
ven aan zo'n galg.
Schutters
De expositie Macht en onmacht
in de Gouden Eeuw' schetst het
beeld van de carrière van Corne
lis (15 juni 1623 - 1672) en Jo
han (25 september 1625 - 1672)
in het perspectief van hun af
komst als regentenzonen. Lei
draad daarbij is de net versche
nen dubbelbiografie van Luc
Panhuysen.
De regenten in de Republiek dei-
Zeven Verenigde Nederlanden -
vader Jacob en zijn zonen vorm
den geen uitzondering - moes
ten zeer voorzichtig manoeuvre
ren om hun macht te behouden
in de dichtbevolkte steden van
de zeventiende eeuw. Elke stad
van enige omvang beschikte wel
iswaar over een schutterij, maar
die was samengesteld uit repre
sentanten van de lagere stan
den. Zeker als de bevolking ver
deeld raakte, konden regenten
al snel niet meer op deze schut
ters vertrouwen.
Dreigen met geweld om beslui
ten door te voeren had dan ook
geen zin en het was veel verstan
diger maatschappelijke coalities
te smeden. Johan zelf wist als
geen ander dat de veiligheid van
de macht relatief was en citeer
de in dat verband een keer Cice
ro: „Succes heeft vele vaders,
maar een nederlaag wordt te
vondeling gelegd." Naast de gril
len van het volk bleven ook de
Oranjes een doorslaggevende
machtsfactor, al leek het daar
tijdens het hoogtepunt van de
carrière van de De Witten niet
op. In 1651 was immers het Eer
ste Stadhouderloze Tijdperk af
gekondigd na een mislukte
staatsgreep van stadhouder Wil
lem II.
Tijdens dit tijdvak van de 'Ware
Vrijheid' werd Johan in 1653 tot
raadpensionaris van de Staten
van Holland benoemd. De bril
jante jurist werd daarmee de
machtigste ambtenaar in de Re
publiek. En ongelooflijk ijverig:
hij rekende in 1668 zelf uit dat
hij 22.191 besluiten had opge
steld - bijna net zoveel als al
zijn voorgangers samen - en 534
rapporten, tegen zijn voorgan
gers 85.
Cornelis was onder meer lid van
het stadsbestuur van Dordrecht,
lid van het College van de Rot
terdamse Admiraliteit en ru
waard (een soort officier van jus
titie) van Oostvoome-Putten.
Zijn grootste triomf beleefde hij
in 1667. Als afgevaardigde van
de Staten-Generaal superviseer
de hij de overwinning van
Michiel de Ruyter op de Engel
sen bij Chatham: de ketting
over de Medway werd doorgeva
ren en de Hollanders verover
den als ultieme vernedering het
vlaggenschip Royal Charles.
Vijf jaar later was het tij desas
treus gekeerd. Tijdens het 'ramp
jaar' 1672 werd de Republiek
aangevallen door Engeland,
Frankrijk, Münster en Keulen
en werd de Oranjetelg Willem
III als gedroomde redder in de
nood tot stadhouder en opperbe
velhebber benoemd. Cornelis
werd op 24 juli beschuldigd van
hoogverraad en opgesloten in de
Gevangenpoort.
Johan trad op 4 augustus af als
raadpensionaris en nam de pen
ter hand om zijn contacten op
de hoogte te stellen. Op 12 au
gustus schreef hij - naar latei-
bleek - zijn laatste brief aan de
Hollandse ambassadeur in Span
je, Adriaen Paets. 'Verblijvende
altijts die ick waerlijck ben', ver
klaarde hij in zijn keurige hand
schrift de loop der gebeurtenis
sen bondig met een treffend
klassiek citaat: „Bij voorspoed
eisen allen voor zich de eer; bij
tegenspoed wijt men het één."
Van gezagscrisis tot massahyste
rie: hoe onvergelijkbaar histori
sche gebeurtenissen ook zijn, de
deelnemers aan het uitgebreide
activiteitenprogramma waar
mee het Dordrechts Museum de
ze expositie begeleidt, hebben
hoe dan ook aan thema's geen
gebrek.
Frangoise Ledeboer
Expositie: Gebroeders De Witt.
Macht en onmacht in de Gouden
Eeuw - Dordrechts Museum (Mu
seumstraat 40. Dordrecht), t/m 15 ja-
nuari. Geopend dinsdag t/m zondag
11.00-17.00 uur. Voor meer informa
tie: www.dordrechtsmuseum.nl of
www.verhalenvandewitt.nl
LH T L1 "1\T T TT Tf kun je dit woordenboek het bes-
J_i -L vJTX_J _LN JLi_LU X\.te 's avonds in bed lezen, zei de
geleerde spreker tijdens zijn lezing. Het leek overdreven wat de
Gentse hoogleraar. Johan Taeldeman vorige week woensdag in het
Sluise Belfort vertelde, toen het Oost-Vlaams en Zeeuws- Vlaams
etymologisch woordenboek van Frans Debrabandere gepresenteerd
werd. Met een woordenboek over de herkomst van dialectwoorden
naar bed?
Een etymologisch dialectwoordenboek is geen gewoon woorden
boek. Het is geen verzameling van alle woorden die er in een streek
taal bestaan. Er staan weinig sprekende uitdrukkingen in, nauwe
lijks varianten in uitspraak. Een etymologisch woordenboek heeft
een andere opzet. Hoe dialectisch de woorden van een streektaal
ook zijn, de meeste zijn duidelijk, en verwant met de standaardtaal.
Een etymologisch woordenboek verklaart alleen de woorden die on
duidelijk zijn, ondoorzichtig, die afwijken in vorm en betekenis.
Moet zo'n boek naast het kussen?
Neem een woord als muusQondje. Zo wordt in sommige Zeeuwse
dialecten een wezel, en soms ook, een hermelijn, genoemd. Dat is
wel opvallend, maar geen woord dat in een etymologisch dialect
woordenboek opgenomen moet worden: het is een gewoon Neder
lands woord dat op zijn Zeeuws uitgesproken wordt.
Bij het woord keuvel is dat anders. Dat is Zeeuws voor een boerin-
nenmuts, zo'n grote ronde met een een staart op de rug. In het Woor
denboek der Zeeuwse Dialecten vind je de betekenis en de plaatsen
waar het gebruikt wordt. Ook enkele uitdrukkingen, bijvoorbeeld:
in de keuvel gaan, dat gebruikt werd als een meisje, zo'n beetje vol
wassen, de kapmuts ging dragen. Een samensteller van een etymolo
gisch woordenboek zal al die uitdrukkingen weglaten. Hem obse
deert de afleiding, het ontstaan, de
herkomst, de geschiedenis.
Van keuvel kun je dan ook in het
pas verschenen woordenboek van
i*i Debrabandere de etymologie opzoe-
Middeleeuwse kovel (kapmantel)
komt en kuifkap betekent en dat
het verwant is aan keuvelesse, dat
hier en daar het woord voor dakka
pel is. Met een beetje geluk kan de schrijver met woorden uit ande
re talen een verband leggen.
Soms ligt de verwantschap dichterbij dan je denkt. Zo viel het oog
op deel. Nog nooit had ik verband gelegd tussen het woord deel
voor een (grenen) plank en deel voor een dorsvloer, een vloer van
houten delen. Wat te denken van kadee voor een bazige vrouw? De
geschiedenis valt te herleiden tot het Franse cadet, oorspronkelijk
de jongste zoon en gaat zelfs nog verder terug.
Op de zoektocht naar de oorsprong liggen de vele bananenschillen
van de verkeerde associaties. Zo schijnt in Gent voor te komen de
uitdrukking Arthur of Tuur de jood, een volksetymologische associ
atie van het Franse woord voor jodiumtinctuur: teinture d'iode.
Wat te denken van het trefwoord Hendrik? Waarom staat zo'n sim
pele voornaam toch in dit etymologische dialectwoordenboek? Om
dat er een uitdrukking bestaat: ge kunt hem wijsmaken dat God
Hendrik heet. Het wordt gezegd in het land van Waas. Dan komt* de
etymoloog met zijn verklaring. Hij vertelt over het opschrift op het
kruis van Christus INRI, als afkorting voor Iesus Nazarenus Rex Iu-
daeorum, Jezus de Nazareër, koning der Joden. Dit Inri werd opge
vat als Henri. Zo kwam Hendrik in een uitdrukking die betekent
dat je iemand alles kunt wijsmaken. De samensteller voegt er bij uit
zondering in dit verband nog iets aan toe. Dat we namelijk deze uit
spraak moeten vergelijken met een typische vraag in het
West-Vlaams. Als iemand in dat dialect vraagt: 'gaat het je aan?'
klinkt dat als gotjan. Het antwoord is dan: 'God en heet geen Jan,
het is Henri'
Een dag of wat heb ik het boek nu in bezit en het ligt ondertussen
naast het bed. Willekeurig valt het 's avonds open, voordat het licht
uitgaat.
Lo van Driel
Dr. Frans Debrabandere: Oost- Vlaams en Zeeuws- Vlaams etymologisch
woordenboek. De herkomst van de Oost- en Zeeuivs-Vlaamse woorden - Het
Taalfonds. Uitgeverij L.J. Veen Antwerpen/Amsterdam 2005.
htherGerritsen (Nijmegen, 1972) beves
tigt haar grote literaire talent met haar
"we roman Normale dagen, een prachtig
'bver spreken en zwijgen,
ivan haar romanpersonages doet een uit-
'»ak die schrijfster Esther Gerritsen best
de hare wil maken: „Ik ben een lachend
and." Maar eigenlijk, zegt ze, is ze „een
:!]eop en neer." En dat blijkt ook in het
?rek. Nu eens toont ze zich uitgelaten,
'weer verzinkt ze in serieus gepeins.
^lfde tweeslachtigheid zit in haar werk.
p toneelstukken worden vrijwel zonder
zondering omschreven als geestig, haar
Pis zijn daarentegen ernstig van toon.
®S)jt theaterwerk", verklaart ze, „gaat
over menselijke gedragsmechanismen.
wordt al heel snel komisch. Proza ge
ut ik om te laten zien hoe mensen zich-
'1 de weg zitten. Dat is vaak alleen
ar lastig en triest."
bs trouwens maar wat je onder lachen
R!aat „Is het wel eens opgevallen dat
toven bij een kennismaking altijd la-
(j-Mannen doen dat niet. Die kijken neu
st Vrouwen willen door te lachen een
We indruk maken. Het is een sociaal la-
niet een lachen van plezier."
ijveren, daar is Esther Gerritsen een
pterin. Al haar werk lijkt het resultaat
11 onderzoek naar gedragingen van men
gde woorden die ze gebruiken. Die be-
louwende rol aan de zijlijn bevalt haar
"•■naar het moet niet te erg worden. „Ik
«1 dat veel schrijvers het buitenstaander-
Voe' nmannen als iets moois. Maar het is
Esther Gerritsen: „Je zit als schrijver constant
tegen je eigen geest aan te kijken."
foto Marcel Israel/GPD
een beperkte manier om in het leven te
staan. Als je alleen maar toekijkt hoe men
sen vriendschappen aangaan, en je hebt zelf
geen vrienden... Zo wil ik liever niet zijn.
En ik wil het ook niet cultiveren omdat ik
het nodig zou hebben voor dit schrijvers
vak."
Ze schreef tot nu toe twintig toneelstukken,
een verhalenbundel Bevoorrecht bewust
zijn) en twee romans Tussen Een Persoon
en Normale dagen), waarvan de laatste net
uit is. Door een Nederlands en een Vlaams
blad werd ze uitgeroepen tot een van de jon
ge schrijvers die de komende jaren het ge
zicht van de literatuur zullen bepalen. „Het
verbaast me dat ze dat kunnen voorspel
len", zegt ze. „Als je begint met schrijven
zit niemand op je te wachten. Dat is prettig.
De reacties moet je vervolgens elke keer
weer negeren. Als je schrijft moet je je ver
liezen in je verhaal en de rest vergeten."
In haar nieuwe roman zet ze twee soorten le
vens tegenover elkaar, dat van een meisje
van rond de twintig en dat van haar grootou
ders, bij wie ze opgroeide. Het meisje is van
de huidige generatie die alles wil beredene
ren. Haar grootouders zijn van het zwijgza
me soort, dat op een berustende manier het
leven neemt zoals het komt.
„Wij van onze generatie zijn geneigd te den
ken dat iets verzwijgen altijd slecht is. Ik
heb daar een generatie tegenover gezet die
daar extreem van verschilt, die gewoon niet
praat, daar de zin niet van inziet. De groot
vader ligt op sterven. Dat maakt het thema
ineens dwingend, want wat zeg je dan nog
tegen elkaar en wat niet? Ik kwam erachter
dat je wel van alles zou willen bespreken,
maar dat blijkt dan meer over jezelf te gaan
dan over degene die stervende is."
Het gaat in Normale dagen niet alleen over
een generatieverschil, Ook is sprake van een
onderscheid qua locatie. Het is de stad te
genover het dorp, de burgermentaliteit van
het meisje, tegenover het boerenkarakter
van haar grootouders.
Esther Gerritsen kent zowel het dorp als de
stad. „Tot mijn zesde woonde ik in Nijme
gen, toen verhuisden we naar Gendt." In dit
kersendorp aan de Waal speelt het boek
zich af. „Ik vond het stinken. Ik dacht dat
daar niets gebeurde. Dat het er niet leefde."
Op haar achttiende ging ze op kamers, eerst
in Nijmegen later in Utrecht, waar ze de op
leiding drama schrijven en literaire vor
ming volgde aan de Hogeschool voor de
Kunsten. Nu woont ze in Amsterdam.
„Dat ik naar de stad ben vertrokken kwam
vanuit het gevoel dat daar iets gebeurde
wat ik ook wilde meemaken. Alle stukken
die je wilt zien, spelen daar. Alle films die je
wilt zien, draaien daar. Mensen die je wel
eens wilt ontmoeten, wonen daar. Later ver
dwijnt dat gevoel weer. Wat je in de stad be
leeft is relatief. Het is maar een aspect van
het leven. Het buiten zijn, de stilte, de na
tuur, de dieren... Dat vind ik nu leuker dan
vroeger en dat alles is hier niet,"
Zonder dat het dorpsleven wordt geïdeali
seerd, treedt in Normale dagen een verzoe
ning op van het spraakzame stadsmeisje
met het stugge boerenmilieu van haar groot
ouders. „Wat ik vroeger altijd moeilijk vond
was dat je in het dorp nagekeken en uitgela
chen werd als je iets raars deed of aanhad.
Hier in de stad kijkt niemand vreemd op als
je je haar blauw verft. Dat vond ik als puber
en als student het meest bevrijdende, Ik had
last van een overbewustzijn van erbij horen
of niet. Ik meende dat als mensen iets raar
vonden dat dan ook afkeuring inhield. Nu
denk ik: het valt wel mee; mensen vinden af
wijkend ook leuk."
Is het niet vreemd dat zij, die het in haar
werk toch moet hebben van communicatie,
in haar boek een voorkeur laat blijken voor
zwijgzaamheid? „Ik heb meer affiniteit met
alles te willen begrijpen en omschrijven,
maar ik heb ook een soort verlangen naar
berustende stilte. Je hoort veel schrijvers
zeggen dat muziek eigenlijk de hoogste
kunstvorm is, omdat je je in muziek kunt ui
ten zonder woorden. Het lijkt me heel pret
tig niet meer het verlangen tot schrijven te
hebben. Je zit als schrijver constant tegen je
eigen geest aan te kijken. Daar heb ik soms
moeite mee." Het is duidelijk: „In mijn boek
komen het zwijgen, de familie en de traditie
er goed vanaf."
Ze houdt in Normale dagen een warm plei
dooi voor oude, zwaarwichtige, religieuze ri
tuelen. „Ik vind tradities en rituelen waarde
vol. Het grote relativeren hebben we nu wel
gehad. We kennen de verplichtingen en tra
dities waar we tegen zijn. We weten nu wel
dat alles kan en alles mag. Nu belangrijke
gebeurtenissen in ons leven niet meer door
religie zijn omgeven, zijn we volgens mij al
lemaal op zoek naar iets wat ons verbindt."
Uit haar werk zou je kunnen opmaken dat
de schrijfster de werkelijkheid beschouwt
alsof er een toneelstukje wordt opgevoerd,
terwijl zij juist naar ongespeelde puurheid
verlangt. Maar dat is niet het geval. „Het le
ven toneelspelen noemen, klinkt alsof er
kwade opzet in het spel is. Ik zie wel ge
dragspatronen, maar ervaar dat niet per se
als verkeerd. Mensen maken afgesproken ge
luiden tegen elkaar, op een manier zoals
apen elkaar vlooien."
„Het gaat er meer om dat je bij elkaar bent
dan dat je op zoek gaat naar dingen die je te
gen elkaar zegt. Zo vind ik het mooi als men
sen met elkaar over het weer praten. Dat
schrijf ik wel eens op en dat wordt dan opge
vat als kritiek op oppervlakkig communice
ren. Maar dat is het niet. Over het weer pra
ten is een handreiking in de trant van: wij
horen bij elkaar. Het bevestigt dat wij men
sen zijn en dat we het goed met elkaar voor
hebben, Je hebt zo veel van die zogenaamd
goede gesprekken over verlangens, dromen
en drijfveren, terwijl dat in negen van de
tien keer allemaal clichés zijn. Dan heb ik
liever een goed gesprek over het weer.
Peter van Vlerken
Esther Gerritsen: Normale dagen - Uitgeverij De
Geus, 18,90.
egt de afslachting
van de gebroeders
De Witt in 1672 iets
over het Nederland na de
moorden op Pim Fortuyn en
Theo van Gogh? Misschien
wel niets, maar ter gelegen
heid van een expositie over
de broers laat het Dordrechts
Museum de kans op een actue
le discussie niet liggen. Mas
sahysterie is van alle tijden.
Artus Quellinus maakte in 1665
een buste van Johan de Witt.
S. Opzoomer schilderde in 1843 de gebroeders De Witt in de Gevangenpoort.