Ik deel mijn
welvaart graag
Het gevoel van saamhorigheid is nog altijd groot
Spelier, beminnelijke bemoeial
Roos
zaterdag 1 oktober 2005 23
sual gekleed met hippe bril, twinkelen
de blauwe kijkers en nauwelijks grijs
in de rossige krullen, kan ze er zo tien
jaar vanaf smokkelen. „Ik doe er niks
voor", verontschuldigt ze zich. Non
sens. Ze zwemt 's morgens, volleybalt
en bezit een kano aan het Veerse
Meer, waar ze een zomerhuisje heeft.
Daar fietst ze altijd naar toe. Onder
weg telt ze dan de soorten vogels die
in haar blikveld komen. Die liefde
voor de natuur is er sinds haar jeugd.
„Ik roerde liever in de kikkerdril dan
dat ik met poppen speelde. Ik was een
beetje een jongensachtig meisje. Dat
heb ik van mijn moeder, die trapte
ook graag een balletje mee op het gras
veld bij de Westvest. Bij de padvin
ders werd ik dan ook akela, want ik
vond het leuk om kinderen te gidsen.
Ik ben een echt buitenmens, de natuur
fascineert. Ook als het regent, trek ik
er op uit. Slecht weer bestaat niet."
Ze groeide op aan de Westwal, als
Naam:
Roos Spelier
Geboren:
Goes, 29-08-1936
Woonplaats:
Goes
Burgerlijke staat:
weduwe, drie-kinderen:
Machteld, Ad en Rob
Opleiding:
Mulo
Werk:
secretaresse notariskantoor,
-eigenaresse banketbakkerij
Van Opdorp, daarna Lunchcafé
Goes. Nu 'manusje-van-alles' in
het Lunchcafé
Andere bezigheden:
Functies in binnenstads-
management Goes, Stichting
Promotie Goes en VW
Zuid-Beveland en Tholen.
oudste in een gezin van acht kinderen.
Vader dreef samen met zijn broer het
V A Hopmans Kledingmagazijn aan
de Lange Kerkstraat. „In het begin
zat hij nog echt als een kleermaker op
tafel." Zelf ging ze niet in het textiel.
Ze kon goed leren en na de Mulo -
„dat was nog bij de nonnen, godsam-
me, die hadden het niet makkelijk met
ons" - kreeg ze een keurige baan als
secretaresse bij het deftige notariskan
toor Hamelynck. Het zuurverdiende
geld ging thuis in de grote pot.
Blauwe plekken
Haar leven nam een wending toen ze
Piet Spelier leerde kennen tijdens een
uitvoering van gymclub Kasporgo.
„Hij zag dat lenige vlotte meisje, on
der de blauwe plekken van de ongelij
ke brug, wel zitten. Piet was allesbe
halve sportief, maar het klikte met
een."
Piet wilde in het luxe gebak. Het paar
kreeg in 1961 de gouden kans om de
prestigieuze patisserie Van Opdorp
over te nemen, in de wijde omtrek ver
maard om haar bananensoezen. „Wij
waren de eersten buiten die familie in
de banketbakkerij. We waren ambiti
eus, ontwikkelden nieuwe producten
zoals de Goese Gansjes en mini-gebak
jes en hadden binnen een jaar de om
zet verdubbeld. Het was knoerhard
werken, maar we zijn in die tijd wel
rijk geworden. We hadden het tij
mee."
Piet had een droom: een lunchroom er
bij. De Speliers konden de hand leg
gen op het pand van de Amro-bank
aan de Lange Kerkstraat, maar de
koop ketste op het laatste moment af.
„Vier dagen heeft Piet lopen vloeken.
Achteraf rolde het muntje onze kant
op, want de gemeente wilde het stad
huis opknappen en burgemeester Hu-
ber vroeg of we niks konden beginnen
met de vleeshal. Tjonge, wat moesten
we investeren. De vloer was rulle aar
de en tijdens de weekmarkt stonden
de geiten erin, maar het was wel het
beste plekje van Goes. Mijn zoon Rob
zit nu in de zaak, er staan dertig man
personeel op de payrole en het loopt
nog steeds als een trein."
Ze hielden de banketbakkerij aan,
maar die combinatie bleek te tijdro
vend. Na drie jaar verkochten ze hun
trots aan een werknemer. Roos had in
het Lunchcafé eigenlijk geen taak,
dus besloot ze van de voorhal een ex
positieruimte te maken. Half schilde
rend Zeeland heeft er inmiddels ge
hangen. „Er is geen selectiebeleid, rijp
en groen exposeert hier. Bij sommige
kunst hoop je dat de maand snel voor
bij is."
Ganzestad
De Goese Middenstand Centrale
(GMC) ontdekte haar organisatori
sche talent. Ze had namelijk ook voor
de katholieke kerk al eens een paar ac
ties bedacht. „Ik vroeg in een vergade
ring waarom een vrouw altijd secreta
ris moet zijn, want ja, ik ben een be
moeial. Nou, voor ik het wist, was ik
voorzitter. Ik bedacht natuurlijk ac
ties, want ik heb een fantasierijke
geest. Lieten we een troep ganzen uit
Coevorden naar Goes rijden om er een
echte Ganzestad van te maken. Na
tuurlijk kregen we direct de Dierenbe
scherming op ons dak. Of we die bees
ten wel genoeg water gaven?"
In die tijd werd al gedebatteerd over
het autovrij maken van de Grote
Markt. De GMC was tegen, want geen
auto's voor de deur, geen klanten. Als
lid van het binnenstadsmanagement
heeft Roos juist haar zegen gegeven
aan de vernieuwing van het koophart,
waarvan de autovrije, met natuur
steen geplaveide Grote Markt het
pronkstuk vormt. „Onze angst was
destijds ongegrond. Die markt is
prachtig geworden. Je ziet dat het een
echt verblijfsgebied wordt, het
bruist."
Als lid van de Stichting Goes Promo
tie bedenkt Roos activiteiten voor op
het plein. „Goes Kinderstad is leuk
omdat de kinderen een dag de baas
zijn in het centrum. Je trekt meteen de
ouders en de grootouders mee. Dan
loopt dat allemaal toch mooi in onze
winkelstraten. Ook het idee voor een
kinderburgemeester komt van mij. Ik
vind het tof dat de gemeente erop in
speelt. De kinderburgemeester heeft
overal linten mogen doorknippen."
Met Piet kan ze het niet meer delen.
Hij overleed in 1996 aan longkanker.
„Hij was 62 jaar. Het is merkwaardig
dat zijn vader en twee broers ook op
die leeftijd zijn heengegaan. Piet was
mijn maatje, we deden alles samen.
Ze is een beminnelijke be
moeial. Ze denkt in het cen
trummanagement mee over de
vernieuwing van de Goese bin
nenstad, verzint plannetjes als
lid van de Stichting Goes Pro
motie, zit in een VW-werk-
groepje en geeft in het laatste
nummer van Reader's Digest
een papieren rondleiding door
haar geliefde geboorteplaats.
Ze zorgt dat twee Poolse jon
gens kunnen studeren en werkt
op haar 69e nog steeds mee in
het familiebedrijf, het Lunchca
fé aan de Goese markt. Roos
Spelier gaat nog als een speer.
„Ik heb nog geen geraniums ge
kregen, dus kan ik er niet ook
niet achter gaan zitten."
De Speliers drijven sinds 1976 het
Lunchcafé in de catacomben van
het stadhuis. De gemeente vond het
wel handig de catering bij de grotere
gelegenheden uit te besteden aan de
benedenburen, die via een wenteltrap
je onopgemerkt kunnen pendelen tus
sen restaurant en raadszaal. Zo'n der
tig jaar hield horeca vak vrouw Roos
Spelier tijdens raadsvergaderingen de
kelen van de Goese raadsleden nat, op
dat hun gloedvolle betogen er ge
smeerd uitkwamen. Als de heren en
dames van Ter Goes waren uitge
raasd, stonden steevast schalen met
hapjes en een paar flessen drank in de
verpooskamer klaar. De wederhelften
van de politici vroegen zich telkens af
waarom die vergaderingen steeds
nachtwerk werden.
In augustus vergaderde de gemeente
raad voor het laatst in het monumenta
le stadhuis, want met de verhuizing
naar het nieuwe stadskantoor aan het
Hollandiaplein verdwijnt de bestuur
lijke macht uit de binnenstad. Het
was dus Roos' laatste koffierondje.
Afscheid van het tijdperk Spelier. De
champagne was koud gezet en er
stond een fleurige bos blauwe en witte
bloemen klaar. Passen mooi bij mijn
interieur, dacht Roos. Maar nee, het
boeket bleek voor een scheidend raads
lid. Geen woord van dank, geen bloe
metje. Dat deed de grande dame van
de Goese horeca wel een beetje zeer.
„Het viel nogal tegen, ja."
Pret
Wat heeft ze een pret gehad in die der
tig jaar. „De tijd vliegt voorbij. Even
tellen, ja, ik heb zeker vier burgemees
ters versleten. Ik ben met Huber be
gonnen, maar de leukste tijd was toch
met Blanken. Hij wenste luxe partij
tjes in de Trouwzaal. De hekjes waar
voor ooit de verdachten in de Vier
schaar stonden, moesten er tijdelijk
uit. Antieke meubels werden aange
sleept. Dat kon allemaal en we had
den nog lol ook. Als het feestje was af
gelopen, verzamelden we de stompjes
kaarsen en de klusjes wijn en gingen
in kleine kring vrolijk door. Blanken
kwam ons altijd persoonlijk bedan
ken. Ik heb nog steeds briefcontact
met hem. Trouwens, met Flik, die een
tijdje interim-burgemeester was, kon
je ook lachen. Als hij vond dat het ge-
pimpel klaar moest zijn, begon hij het
perzisch tapijt in de Trouwzaal op te
rollen. Het kon hem niet schelen wie
er op stond."
Bijna zeventig geef je haar niet. Ca-
foto Mechteld Jansen
kaartjes. Ik zie dan wel wie er mee
gaat. Vind ik spannend." Roos haalde
via de actie Nederland helpt Polen
vier Poolse jongens in huis voor een
vakantie in Zeeland. Twee van hen,
Maximilian en Mariusz, ondersteunt
ze met maandelijkse studietoelagen.
Ze beschouwt ze bijna als haar kinde
ren. „Het zijn goeie knullen en ze heb
ben geen kansen, dus help ik ze een
beetje. Ik deel mijn welvaart graag."
Waar leeftijdgenoten hele dagen uit
het raam staren, is Roos Spelier nog
een bezige bij. Reader's Digest belde
of ze een stukje over Goes wil schrij
ven. Het glossy Zeeuwse genieters-
blad Vivace meldde zich kort daarna
voor een interview. Roos lijkt magne
tisch. „Die benaderen me, denk ik, om
dat ik in een VW-werkgroep je zit,
dat op beurzen staat." Al werkt ze nog
parttime in het Lunchcafé, meestal
vindt ze tijd voor dit soort dingen.
„Anderen kunnen makkelijk een be
roep op me doen, da's waar. Als het
me te veel wordt, ga ik naar de kerk.
Daar vind ik rust om te danken en te
denken. Nee, een diepe denker ben ik
niet, wel een positieve. Ik heb geen zor
gen, ik slaap altijd als een roos."
Frank Balkenende
We bezochten horecacongressen in
Brazilië, Australië en Afrika. Nee, ik
treur niet meer, ik wil geen ouwe zeur
zijn. Ik tel mijn zegeningen. Alleen
hertrouwen, nee, een betere man krijg
ik niet meer."
Ze is een blije vrouw, die makkelijk
contact maakt. Ze nodigt wildvreem
den op straat uit voor een feestmaal.
„Ik zag bijvoorbeeld steeds een vrouw
met twee hondjes voorbij lopen. Nooit
een man erbij. Die vraag ik dan aan
tafel. Zo is een groepje ontstaan dat
op Valentijnsdag bij mij thuis komt.
Ik kook dan voor de club. Voor een
koffieconcert koop ik altijd twee
Multureel antropologe Yocklang Chong
k^wilde onderzoek doen naar vreemde
blken. Ze bleef echter dicht bij huis: de
jhinezen van de Binnen Bantammerstraat
n Amsterdam. „In de Binnen Bantammer-
haat was je nooit alleen."
'ocklang Chong zag aanvankelijk niets in
jet idee van docent Alex Strating: een scrip-
te over de eerste Chinese restauranthou-
prs in de Binnen Bantammerstraat en hun
Izaten. Totaal oninteressant, dacht ze. Ze
?as immers culturele antropologie gaan stu-
firen omdat ze zich wilde verdiepen in
teemde, exotische volkeren. Voor haar af-
tudeeronderzoek had ze eigenlijk de vis-
firs van de Hebriden in gedachten, of een
ndere groep geïsoleerde eilandbewoners.
|eker niet de gemeenschap waarin ze zelf
Pgroeide in hartje Amsterdam,
ichteraf moet ze Strating gelijk geven. Al
fas het geen gemakkelijke opdracht, naast
ifin baan als bedrijfsvoerder op het Insti-
iiut voor Theoretische Fysica en een gezin
jm voor te zorgen. Chong had ruim twee
sar nodig gehad om haar scriptie te schrij-
(en,
|e scriptie vertelt het verhaal van de eer-
je, tweede en derde generatie Chinezen,
fchtenveertig levens staan erin opgete
kend. Ook dat van haar eigen vader,
fader Chong Chiu Wing kwam in de vroege
Sren dertig van de vorige eeuw aan op Ka-
Indrecht in Rotterdam, op zoek naar werk.
jndere jonge mannen uit zijn dorp, zoals
fin neef, waren al eerder naar Nederland
ifikomen. Zo ging dat toen, wie wei'k vond
|het Westen liet andere gelukszoekers uit
Yocklang Chong
de clan overkomen. Chinese stokers en an
dere zeelui waren geliefd bij de Hollandse
scheepvaartbedrijven: betrouwbare, beleef
de, harde werkers die weinig eisen stelden.
Met vakbonden lieten ze zich niet in, en de
bonden lieten het zo. Sommige vakbonden
waarschuwden zelfs voor het gele gevaar
dat de Chinese arbeiders in hun ogen beli
chaamden, en eisten een verbod op het inhu
ren van deze goedkope werkkrachten.
foto Bob Bronshof/GPD
Chong arriveerde in een moeilijke tijd. De
economie zat in een diepe crisis en er was
veel werkloosheid. Socioloog Van Heek, die
een sociaal-economisch onderzoek verricht
te naar de positie van de Chinese immi
grant, noemde deze in zijn rapport uit 1936
'niets anders dan een sociale last'. Hij advi
seerde de regering om oude, zieke en werk
loze Chinezen te repatriëren naar hun ge
boorteland, en zo geschiedde.
Nederlandse vrouw, ook dat kwam veel
voor binnen die groep."
„Mijn moeder is geboren en getogen in de
binnenstad van Amsterdam. Ze had een
vriendin die getrouwd was met een Chinese
kennis van mijn vader. Bij haar ontmoetten
ze elkaar, en ze zijn in 1940 getrouwd. Chi
nese mannen hadden een goede reputatie.
Ze waren keurig gekleed, attent en beleefd.
Mijn vader vroeg eerst toestemming aan de
ouders van mijn moeder of hij hun dochter
mee uit mocht nemen. Dat wekte vertrou
wen."
Dreigde voor de Chinese pioniers van de ja-
Chinese pioniers
ren dertig aanvankelijk een verschoppelin-
genstatus, na de oorlog keerde het tij. Ne
derland kende nauwelijks een eetcultuur.
In de levendige Nieuwmarktbuurt, waar bo
hémien kunstenaars en artiesten broeder
lijk naast hongerige zeemannen en schimmi
ge penose leefden, bleken de oosterse ge
rechten een gat in de markt. „Veel restaura
teurs leefden in betrekkelijke welstand,
waarvoor ze overigens doorlopend hard
werkten. De Chinezen hadden een solide so
ciaal-economische positie en het bijbeho
rende maatschappelijke aanzien waarover
ze voor de oorlog niet hadden durven dro
men."
Yocklang Chong werd in 1950 geboren als
nakomer. Het gezin woonde in de Binnen
Bantammerstraat boven het restaurant
waar vader in die tijd als kelner werkte. Op
haar zevende opende haar vader een eigen
zaak in de straat: Ling Nam. Chong groeide
op in een buurt vol kinderen uit gemengde
huwelijken van Chinese mannen en Neder
landse vrouwen. Deze kinderen vormden
een nieuwe etnische groep. Het gevoel van
saamhorigheid was groot. Dat is het nog
steeds, merkte Chong toen zij een aantal ge
neratiegenoten opspoorde voor haar onder
zoek. „Dat oude gevoel van vroeger was er
meteen weer." „De gemeenschap was als
een warme deken. Je was nooit alleen. Op
de hoek van de Binnen Bantammerstraat
had mijn moeders vriendin een café, de
neef van mijn vader en zijn beste vriend
hadden er een restaurant, mijn moeders
boezemvriendin woonde er, mijn school
was om de hoek en daar waren allemaal kin
deren net als ik."
„Het bijzondere van mijn generatie is dat
we ons wel bewust zijn van onze etniciteit
maar er niet mee zitten. We zijn loyaal aan
China maar ook aan Nederland, we zijn er
aan gewend om ons in twee milieus te laewe-
gen en kunnen gemakkelijk switchen. Wat
ook typisch is voor mijn generatie, maar nu
ga ik stereotyperen, is dat wij alles lusten.
Onze vaders weigerden gerechten te eten
die niet authentiek Chinees waren. Zoals
nasi rames, saté, bami goreng, sambal - alle
maal Indische invloeden, of gerechten die
op de kaart stonden als aanpassing aan de
klant, zoals tjap tjoy. Ik lust alles, ook Hol
lands eten.
Mima van Dijk
Honderden werden - vaak na jarenlang te
hebben gebuffeld voor een schijntje - zon
der pardon met een kaartje voor de derde
klas op de boot richting Azië gezet. Van lie
verlee poogden sommige achterblijvers die
aan dat lot waren ontsnapt een schamel in
komen bijeen te schrapen met de verkoop
van pindakoekjes op straat. Volgens veel
landgenoten was dat een verkapte vorm
van bedelarij - wie het kon missen, gaf uit
medelijden soms een extraatje - die hun
volk een slecht aanzien gaf. Hoe dan ook
was de pindaman voor Nederlanders een
vertrouwd straatbeeld in die jaren.
Chong trok met zijn neef naar Amsterdam,
waar ze werk hoopten te vinden als kelner
in een van de pas geopende Chinese restau
rants. Yocklang Chong: „Mijn vader heeft
nooit iets over die tijd gezegd. Ik wist niet
hoe moeilijk het voor hem was hier, in de
eerste jaren. Dat ontdekte ik pas toen ik
eenmaal aan het onderzoek bezig was. Als
vooroorlogse immigrant, de Chinezen be
hoorden tot de eerste niet-Europese immi
granten in Nederland, moet hij een enorme
drive en levenskracht hebben gehad. Hij
niet alleen, maar die hele groep Kantonese
kettingmigranten, waarvan hij deel uit
maakte. Het waren bijzondere mannen, die
durfden te emigreren."
„Ik wilde mijn vader liever uit het onder
zoek laten. Mijn familie ziet me aankomen,
dacht ik, maar ik heb het toch gedaan om
dat hij een prototype is van de vroege Chi
nese immigrant. Eerst zeeman, toen kelner
en vervolgens een succesvolle ondernemer
met een eigen zaak; en getrouwd met een