Kunstwerk
met fatale
invloed
PZC
Rascha
Peper
Tegen het gebabbi
Rauw
Roland Joo
f v
woensdag 28 september 2005
Wie schilderijen van Caspar David Friedrich
(1774-1840) bekijkt, loopt kans te worden bevan
gen door de zuigkracht van de oneindigheid. Je ziet een
zee vol ijsschotsen, een ruïne, een eenzaam kruis op een
bergtop, een kale eikenboom in de schemering, en je be
seft dat die beelden de grenzen van een andere wereld
markeren. Soms staan er op de voorgrond een of twee
mensen met hun rug naar je toegekeerd. Samen met
hen staar je als gehypnotiseerd in de verte of de diepte.
Als dat geen romantiek is!
De suggestie van het boven
natuurlijke die om het
werk van Friedrich hangt, is
door Rascha Peper verwerkt in
Verfhuid, een verhaal over de be
zwerende en soms ook verderfe
lijke macht van de kunst. Dief
stal, razernij en zelfmoord, het
komt hier allemaal voor, en het
is allemaal te wijten aan de be
koring die uitgaat van een schil
derij. In dit geval gaat het om
een onbekend werk van Fried
rich, afkomstig uit een dubieuze
verzameling. Het stelt een
vrouw voor die, alweer heel sym
bolisch, langs een steile helling
naar beneden loopt. 'In de kloof'
heet het. De eigenaar heeft het
opgeduikeld in Zwitserland,
waar het na de oorlog is terecht
gekomen. Mogelijk is het afkom
stig uit het bezit van een nazi, of
uit de geroofde boedel van jood
se oorlogsslachtoffers.
Ook de eigenaar zelf, een van de
twee hoofdfiguren in Verfhuid,
is een sujet van twijfelachtig ge
halte. Kunsthandelaar Arnold
Kee kent deze Terwindus als
vaste afnemer van
vroeg-negentiendeëeuwse
kunst, maar ondanks jaren van
geregelde omgang en klandizie
is de man voor hem nog altijd
een raadsel. Tot ze aan de praat
raken over Friedrich en Kee zijn
relatie ervan weet te overtuigen
dat hij er goed aan zou doen om
zijn tot dan toe onzichtbare
schilderij ten behoeve van een
expositie in bruikleen te geven.
Het is het begin van een reeks
verwikkelingen.
Wanneer Kee bij wijze van hoge
uitzondering ten huize van Ter
windus wordt ontvangen om de
Friedrich te komen bezichtigen,
ontdekt hij dat lang niet alles in
de daar bijeengebrachte collec
tie eerlijk is verkregen. Sterker
nog, onze zondeiiinge liefheb
ber blijkt een heler en een dief.
Kee blijft lang aarzelen om over
het pijnlijke onderwerp te begin
nen, en als hij tenslotte het mo
ment gekomen acht, is Terwin
dus niet meer aanspreekbaar.
Het bericht dat een buiten zin
nen geraakte tentoonstellingsbe
zoeker zijn Friedrich aan repen
heeft gesneden heeft hem zo ge
schokt dat hij ervoor kiest letter
lijk onder water te verdwijnen,
gehuld in de 'verfhuid' van het
zwaar beschadigde schilderij.
Dan voltrekt zich in Kee een om
slag. Nu de dood van Terwindus
diens nalatenschap tot een prooi
van koopjesjagers heeft ge
maakt, verandert hij van een in
tegere handelaar in een sjache
raar onder de sjacheraars. Hij
gaat er zelfs niet voor opzij om
zich een schilderij toe te eigenen
waarvan hij zeker weet dat het
ontvreemd is. Wanneer we hem
aan het slot van het verhaal al
leen laten in het gezelschap van
zijn gestolen goed, weten we
bijna zeker dat met een deel van
Terwindus' collectie ook diens
corrupte geest in hem is overge
gaan.
Rascha Peper bezit ontegenzeg
lijk de vaardigheid om allerlei
feiten en fenomenen uit kunst
en kunstgeschiedenis te verwer
ken tot een spannend verhaal.
Ze heeft haar stof geput uit
krantenberichten over het fre
quente vandalisme dat zich in
musea pleegt voor te doen, en
verwijst naar de telkens weer op
duikende controverses rondom
kunstschatten die tijdens de
Tweede Wereldoorlog uit joods
bezit zijn geroofd en nu door de
rechtmatige eigenaars worden
teruggeëist.
Peper is niet alleen te rade ge
gaan bij de actualiteit, maar
heeft ook gebruik gemaakt van
de literaire traditie. Die is be
paald rijk te noemen wanneer
het gaat om een thema als de
'magie van de kunst'. Edgar Al
lan Poe schreef met 'William
Wilson' en 'Het ovale portret'
twee verhalen over de fatale in
vloed die schilderijen kunnen
uitoefenen op hun bezitters en
Oscar Wilde deed daar nog eens
een schepje boven op met 'The
Picture of Dorian Gray'. Laatst
genoemde roman handelt over
een knappe jongen die zijn ziel
en zijn geweten verliest aan het
evenbeeld in verf dat een por
tretschilder van hem heeft ge
schapen. In ruil krijgt hij er de
eeuwige jeugd voor terug. De ho
mo-erotische setting van Wil
de's geschiedenis keert ook in
Verfhuid terug, samen met de
illustratie Martien Bos/GPD
spanning tussen esthetiek en mo
raal.
In Pepers novelle resoneert ook
de echo van Cees Nootebooms
roman 'Rituelen'. Weliswaar is
het geen schilderij dat daar de
fatale rol vervult, maar een Ja
panse theekom. Maar de verder
felijke bekoring is er niet min
der om. Tegen de achtergrond
van al die invloeden en verwij
zingen is Verfhuid een niet al te
oorspronkelijk werkje. Dat het
gemakkelijk wegleest, weegt
daar niet helemaal tegen op.
Jaap Goedegebuure
Rascha Peper: Verfhuid. Uitgave
Nieuw Amsterdam, 144 blz., 14.95
Poëzie
is wording die
blijft steken in de
rauwe, gebarsten
onhandige gaafheid
van het ongenoemde
haar voltooiing
is toeval, het stokkend
ongerepte uit haar krom
getrokken pen
poëzie
polijst niet wat
ze zegt, ze schuurt zich uit
in haar ontluistering
Roland Jooris (geb.1936)
X. X.„Wat is dat nou toch
weer voor boekje waarin je daar
leest?"
M. M.„Twaalf woorden! Dat
kan veel korter. Waarom vraag
je niet: wat lees je?"
X. X. (schudt geërgerd het
hoofd): „Kun je niet gewoon ant
woord geven?"
M. M.„Nou, van dit boekje heb
ik juist geleerd dat je in minder
woorden meer kunt zeggen. Het
is trouwens een dichtbundel,
Als het dichtklapt van de Vla
ming Roland Jooris."
X. X.„Ik zie zo weinig tekst op
een bladzij. Of voor de dichter
woorden vogelpoepjes zijn op
een net gewassen ruit."
M. M. (gniffelt): „Wat oneerbie
dig! Maar het klopt wel een beet
je. Jooris is de dichter van
schoonmaken, uitgummen, weg
knippen. Kijk (bladert), hij
heeft het over alleen het uitge
beende en over het derven dat
de lucht verdunt tot ijlte."
X. X.„De schraalste dichter
van de wereld!"
M. M.„Je bent niet de eerste
die dat zegt. Iemand vergeleek
z'n werk zelfs met nouvelle cuisi
ne. Je weet wel: je portemonnee
leeg en je buik nog lang niet vol.
Zo'n stilleven van twee grijze
garnalen en een sprietje bies
look, de weg kwijt op een enorm
bord."
X. X.: „Ik dacht al: hij praat al
vijf minuten niet over eten."
M. M. (wijst zeer gekweld op z'n
linkerwang): „Vandaag niet. Er
is iets mis met een vulling. Ik
wilde zo'n Aachener Print proe
ven, het Duitse antwoord op on
ze taaitaai. Ik beet en
X. X.: „Niet afdwalenJ
ben net zo'n verheven o:
werp van gesprek. Hoe 2
andere dichter het ook a
De poëzie is een gloeiea
de poëzie is een woedenc
zweer."
M. M.„Ik zeg je: de poé
ook als het verliezen van
ling zijn. Dat ontredden
voel! Of eigenlijk heb je
idee wat je voelt, dat isl
rustbarende."
X. X. (ironisch): „En jet
kiezen ook op het werk*
Jooris stuk?"
M. M.„Zoiets. Ze lijkei
koud, deze gedichten. M
soms is het of je zwetend
ker wordt uit een boze d
Waar die droom over git
Geen idee, een paar vlek
in een gewist geheugen.!
het ook met deze luttele
den tussen veel wit, wit,
X. X.„Meer dan veertij
den! Het kan toch ook in
Gedichten tegen het gebi
Mario W
Roland Jooris: Als het dicht
pag., Querido, Amsterdam, I
Rudy Kousbroek
Lepels en spiegels
en van de redenen dat konijnen mij behalve
liefde ook veel respect inboezemen is dat zij
Latijn verstaan. Ik weet dat dankzij de be
faamde Dictionary van Dr Johnson uit 1755.
Bij het woord rabbit geeft hij eerst de definitie ('Een dier
met vacht dat van planten leeft en holen graaft in de
grond') en daarna volgt een tekst over konijnen ontleend
aan de Apophthegms van Sir Francis Bacon (1625): 'Er
was eens een gezelschap geleerden dat konijnen wilde
gaan vangen. Een van hen, niet al te snugger, werd door de
anderen op het hart gedrukt zich stil te houden wanneer er
konijnen werden ontdekt, maar niet zodra deze een groep
konijnen had ontwaard riep hij luid: ecce multi cuniculi!
De dieren vluchtten daarop meteen hun holen in. Toen hij
hierover werd aangesproken antwoordde hij: wie had nu
kunnen denken dat konijnen Latijn verstaan?'
Vandaar dat ik konijnen altijd in het Latijn benader: Natu-
ra non fecit saltus, roep ik dan, en: Carthago delenda est!
Abusus non tollit usum. Nihil obstat, en Imprimatur pot
est. En ook natuurlijk In cauda venenum. Dat wordt altijd
goed ontvangen; wanneer we in Frankrijk zijn voeg ik er
nog zo onopvallend mogelijk Numero Deus impare gaudet
aan toe. Dat doe ik omdat ik deze woorden eens in het
Frans vertaald heb gezien als 'Le numéro Deux se réjouit
d'être impair', het getal Twee verheugt zich oneven te zijn.
De twee dieren op deze foto zijn overigens geen konijnen
maar hazen. Het onderscheid is voor een stadsmens als ik
van geen belang, zomin als voor de betrokken dieren zelf
konijnen en hazen gaan met elkaar liefdesrelaties aan en
voor beide geldt dat een berg beklimmen gemakkelijker is
dan afdalen. Dat hangt samen met de omstandigheid dat
hun achterpoten groter zijn dan hun voorpoten. Dit feit in
spireerde de Chinese dichter Xie Lingyun (4e eeuw) tot het
maken van houten sandalen tekleks zeiden wij in Indië),
waarvan de hiel hoger was dan de teen: deze dienden voor
het bestijgen; voor het afdalen konden hiel en teen worden
verwisseld.
De foto toont nog een ander taalkundig verschijnsel, name
lijk de rol van oren in het communicatieproces: het is dui
delijk dat door hun stand belangrijke gemoedstoestanden
worden gecommuniceerd. Liggende oren, zoals bij het dier
rechts, ongetwijfeld van het mannelijk geslacht, betekent:
'wees gerust, ik kom met uitsluitend eerbare bedoelingen',
'wellustige gedachten zijn bij mij in geen velden of wegen
te bekennen'. Deze boodschap wordt misschien weerspro
ken door het feit dat de pupil van de haas gedeeltelijk
schuilgaat achter het bovenste ooglid; de indruk van slape
righeid duidt misschien op verborgen bedoelingen. De
stand der oren van de andere (vrouwelijke) haas is afwach
tend.
De binding tussen haas/konijn en mens is van heel oude da
tum, met allerlei sporen in het taalgebruik, die sinds de
Mammoetwet niet allemaal meer worden begrepen. Het be
faamde Tierleben van Brehm (1870, Ned. editie 1930) be
vat daarvan nog opmerkelijke voorbeelden: 'De oude man
netjeshaas heet rammelaar, de vrouwelijke moerhaas of
voedster; onder halfwassen verstaat men de jongen, onder
drielingen die, welke drievierde van hun grootte bereikt
hebben. De ooren heten in jagerstaal lepels, de oogen spie
gels, de pooten loopers, het haar wordt wol, de staart
pluim en het vel huid genoemd. Verder gebruikt men nog
de volgende uitdrukkingen: 'het' haas zoekt lavei of is aan
het laveien (voedsel zoeken), het drukt zich, als het naar
beneden duikt om niet opgemerkt te worden, het vaart in
het veld, om voedsel te zoeken en in het hout om te rusten,
het vaart in het leger of in de holte waarin het overdag
slaapt. Het wordt door de menschen opgestooten, door de
honden opgedaan, het klaagt, sneuvelt, wordt ontweid en
afgehaald.
Een zinsnede bij Brehm die mij ook maar niet uit het ge
heugen wil is: 'Het leven van dit knaagdier is bijna een on
afgebroken aaneenschakeling van tegenspoed, nood en lij
den'. Een van de oorzaken hiervan is de jacht. Austriae est
imperare orbi universo, zeg ik dan tegen de konijnen om ze
te troosten, en Mors est omnibus communis.
W;1',
Foto E.A. James 1995
Er staat gelukkig tegenover dat veel konijnen - hazen wat
minder - een onbewolkt bestaan leiden in de schoot van
een mensengezin, waar ze worden gekoesterd en toegespro
ken in het Latijn, zoals ook onze geliefde Black and Tan,
die ik niet lang geleden in tranen heb begraven. Hector, sit
tibi terra levis.