tzc
S ikkel sprinkhaan
ontdekt Zeeland
Windepijlstaart is een fascinerende nachtvlinder
weerwoord
namen
Septemberregen
komt zaad en
wijnstok gelegen
Toen mevrouw Weel een
ouwe krant zocht, zag
ze ook een stuk buitenge
bied. Ze wist waarom ze
het had bewaard. Er stond
een stukje in over Van der
Weele en Van Weele en zo.
Maar haar achternaam
kwam er niet in voor. Dat
was jammer. Terwijl me
vrouw Weel nog even in de
kranten zat te kijken, viel
haar oog op een geboor
te-advertentie van Denise
de Nijs.
De familienaam De Nijs
komt veel voor. In Neder
land moeten er tussen de
1200 en 2000 families zijn.
In Zeeland wonen ze vooral
in Zeeuws-Vlaanderen,
naar schatting 150. Van
Nijs zonder De zijn er in de
provincie zo'n veertig. Er
zijn ook andere varianten.
De bekendste is Nijssen en
Nijsse. Families Nijsse vin
den we in Zeeland bijna
tachtig.keer, dat is even
veel als in de rest van Bal-
kenende's rijk. De Nijsse's
wonen vooral in Mid
den-Zeeland, zeg maar
Zuid-Beveland.
Al deze namen komen van
de Griekse naam Dionysos.
In de bijbel bekeert Paulus
in Athene Dionysius. Er wa
ren martelaren, er waren
heiligen die zo heetten. De
eerste bisschop van Parijs
droeg die naam. Ook vin
den we haar in oude verha
len. De voornaam Diony
sius werd al in de 12e eeuw
aan kinderen gegeven. In
het Frans werd het Denis,
in het Engels Dennis, en in
het Middelnederlands Den
ijs. Zo kwam 'de zoon van
de Nijs' in de wereld en zo
verder.
De advertentie van Denise
de Nijs was echt mooi vol
gens Mevrouw Weel. En de
combinatie van Denise met
de achternaam was ook
goed. Daar werd vandaag
de dag weinig op gelet,
vond ze. Toen nam ze het
buitengebied met Van (der)
Weele en legde die onder in
de kattenbak. Voor het
vocht.
Lo van Driel
Bad.Cie bijlagen: 0113-315680
SlS'ctie@pzc.nl
S.I31,4460 AA Goes
Kntie-expl°itatle:
J e Midden-Zeeland: 0113-315520;
iïaanderen: 0114-372770;
p: 0204562500.
Jinsdag 13 september 2005
de Veldgids sprinkhanen en kre
kels stelde hij echter vast dat
het om een voor Zeeland bijzon
dere soort ging: de sikkelsprink
haan, die duidelijk slanker van
lijf is. Het dier is helemaal
groen en het lijf is bezet met
zwarte stippeltjes. De grootte
ligt tussen 12-17 millimeter,
maar de achtervleugels steken
ver voorbij de voorvleugels uit.
Het kon niet missen.
Overigens nam Wagenaar in het
bos toch ook de grote groene sa
belsprinkhaan en het gewoon
spitskopje waar, en het krasser-
tje, een kleine veldsprinkhaan
(korte voelsprieten) die zich in
verschillende kleuren toont. De
vondst van de groep sikkels be
treft de eerste vaste populatie
die in Zeeland aangetroffen is.
Nuttig
„De soort zal zich uitbreiden.
Ze kunnen door de lange vleu
gels goed vliegen, zeker als ze
het windje mee hebben", zegt
Wagenaar. „Het heeft toch te
maken met het warmer worden
van het klimaat. Voor een aan
tal soorten is dat nèt het duwtje
om de grens over te stappen. Hij
verwacht ook nieuwelingen als
de gouden sprinkhaan en de bra
mensprinkhaan. „Die komen er
gewoon aan. Het zijn ook soor
ten met vliegvermogen."
Henk Wagenaar ziet de sprink
hanen bepaald niet als alleen
maar schadelijke insecten. „In
de Sahellanden is dat zeker zo,
maar hier vervullen ze een nutti
ge rol. Het zijn echte graseters,
vooral de veldsprinkhanen. Ze
eten heel wat meer dan hun ei
gen gewicht op en zo dragen ze
ongedacht bij aan natuurbe
heer. De sabelsprinkhanen eten
ook kleine insecten." In de na
tuur is het eten en gegeten wor
den. Verschillende vogelsoorten
(zanglijster, ekster, reiger, ooie
vaar en zelfs torenvalken) hap
pen menige sprinkhaan weg.
Ook enkele graafwespsoorten
azen er graag op.
Het zoeken van de sprinkhanen
is niet alleen leuk voor de lief
hebbers. De aan- of afwezigheid
van de dieren is een signaal voor
de natuurbeheerders. Die kun
nen met de kennis hun voordeel
doen. Dat aanpassingen wer
ken, blijkt uit het Kapelse bos
en de sikkelsprinkhaan, stelt
Wagenaar. Hij vindt het jammer
dat er in de provincie nog geen
aparte sprinkhanenwerkgroep
is. Nu bemoeit een klein aantal
mensen zich met deze insecten.
Wagenaar: „Ik zou best meer
mensen willen zien die sprinkha
nen gaan zoeken, zodat je de he
le provincie kunt inventarise
ren. Bijvoorbeeld de zomp-
sprinkhaan is een soort waar ik
graag achteraan wil. Er is ooit
een waarneming van geweest in
de Yerseke Moer. Ik wil graag
weten of het beest er nog zit.
Hetzelfde geldt voor het wekker
tje."
Rinus Antonisse
Voor het eerst in Zeeland: de sikkelsprinkhaan! Onder
invloed van de klimaatverandering wordt het in Ne
derland wat warmer. De natuur haakt daar meteen op in.
Vanuit het zuiden rukken tot nog toe in ons land onbeken
de plant- en diersoorten op. We worden regelmatig vergast
op meldingen van enthousiaste natuurfreaks. Ook het nu
bekende aantal van 25 inheemse sprinkhaansoorten breidt
uit. In het Kapelse bos ontdekte Henk Wagenaar een hele
groep sikkelsprinkhanen.
Sikkelsprinkhaan
Het gewoon spitskopje
ben hoog gras nodig om hun ei
tjes op af te zetten. Wat ik een
beetje voor de vlinders had ge
hoopt, blijkt nu goed te zijn
voor de sikkelsprinkhaan."
Eerst veronderstelde Wagenaar
dat hij (grote) sabelsprinkha
nen, met lange voelsprieten en
een langwerpig borststuk, op de
foto had gezet. Aan de hand van
Krasser vrouwtje
Kustsprinkhaan
Vorig jaar is de sikkelsprink
haan al op één plaats in de
provincie gezien. In elk geval
het bewijs dat het elegante in
sect in Zeeland leefmogelijkhe-
den ziet. Voor echte sprinkhaan
speurders was het zaak dit jaar
opnieuw op zoek te gaan naar
de 'sikkel'. Eén ervan, Henk Wa
genaar uit Kapelle had succes.
In het ruilverkavelingsbos bij
zijn woonplaats trof hij tenmin
ste acht sikkelsprinkhanen aan.
„Dat geeft absoluut een kick."
Wagenaar trekt er al vele jaren
op uit om insecten op te sporen.
„Alles wat vliegt heeft mijn be
langstelling." Hij stond in 1993
aan de wieg van de Zeeuwse
vlinderwerkgroep, waar later
ook de libellenwerkgroep bij
kwam. De presentatie van de at
las Dagvlinders in Zeeland was
voor hem een hoogtepunt en het
moment om na tien jaar het
voorzitterschap van de werk
groep neer te leggen. Maar niet
het onderzoekwerk. Dat heeft
hij zelfs uitgebreid tot de sprink
hanen.
„Vorig jaar ben ik in de duinen
van Oranjezon achter de vuurli-
bel aangegaan. Ik zag zeven
exemplaren. Tegelijkertijd liep
ik tegen de blauwvleugelsprink-
haan op. Daarvan zat een hele
populatie in het droge duin
zand. Ik had ze nog nooit gezien
en heb er eentje mee naar huis
genomen om eens goed te bekij
ken. Een prachtig beest, de vleu
gels zijn helemaal blauw. Toen
was ik verkocht, ik wilde meer
van sprinkhanen weten."
Als het niet genoeg was, vond
Wagenaar op een voetpad dicht
bij huis acht jonge veenmollen,
een krekelsoort. „Ik dacht: ver
draaid, da's mooi en heel bijzon
der. Het betekent dat ze zich
voortgeplant hebben. Blijkbaar
is het leefgebied geschikt voor
de soort. Dan ga je je erin verdie
pen. Waarom zit dat beestje
daar en niet ergens anders?" En
de melding over de sikkelsprink
haan ('daar was ik best een beet
je jaloers op') vormde voor hem
een extra aanleiding zich op de
ze insecten te concentreren.
Enkele jaren geleden drong Wa
genaar bij Staatsbosbeheer aan
op een ander beheer van het Ka
pelse bos. Minder parkachtig,
meer natuur. „Ik heb gepleit
voor verruiging van een aantal
stukken en aanleg van een zoom-
beplanting, zodat er een betere
overgang naar het bos ontstaat.
Verruiging trekt meer insecten
aan en het werkt. Juist in het
ruige deel van het bos vond ik
de sikkelsprinkhanen. Ze heb
•3*
EIL
%POLD^
Natuurtekenaar Adri Kar
man woont in Colijnsplaat,
op Noord-Beveland. Voor
Buitengebied trekt hij er
elke week op uit. In deze
rubriek vertelt hij in woord
en beeld over de natuur in
de polder.
Het is een zaterdagmorgen
eind augustus, als de tele
foon gaat. Met ....'ik heb hier
een rups waar je bang van zou
worden. Wel acht tot tien cm
lang en met een roodachtige
doorn op z'n kop. Twee donkere
ogen lijken me aan te staren en
een zwarte klodder hangt uit
zijn bek. Heb je er belangstel
ling voor, dan brengen we die
griezel even'. Of ik belangstel
ling heb, lijdt geen twijfel en
even later staat een van de ge
zinsleden met de rups keurig in
een doosje met wat windeblade-
ren aan de deur.
'Wat is nou voor en achterkant'
is zijn vraag en inderdaad is dat
moeilijk te zien als het dier zich
niet beweegt. Aan één zijde (in
de illustratie links) ziet het
beestje er inderdaad vervaarlijk
uit alsof het wil zeggen; 'als je
me aanraakt, doe ik je wat'. En
wat, dat blijkt als we het beest
oppakken om het beter te kun
nen bekijken. Plots spuit de
rups een groenige vloeistof tot
wel een halve meter ver weg.
Even later kleurt het viezige
goedje inktzwart. De rups komt
in beweging en gaat precies de
andere kant op dan wij wij had
den verwacht. Daar zit de kop
dus (in de illustratie rechts). Nu
kunnen we ook de drie kleine
borstpoten en de vier paar buik-
poten onderscheiden. De zwart-
gekleurde dot aan de acht ei-zij
de blijkt de naschuiver te zijn
waarmee de rups zich schrap
zet om de volgende stappen te
nemen.
Wonderlijk en fascinerend is het
het beest van dichtbij. We zet
ten het terug in het doosje en na
enige tijd begint het dier van de
windebladeren te eten. Met de
lectuur die we voorhanden heb
ben, kunnen we de vondst deter
mineren. Het blijkt de rups van
een Windepijlstaartvlinder te
zijn. De windepijlstaart dankt
zijn naam, zoals alle leden van
de pijlstaartfamilie (waartoe
ook de bekende kolibrievlinder
behoort), aan het doornachtige
gevaarlijk uitziende uitsteeksel
op het achtereinde van het lijf,
'de staart'.
De vlinders bemachtigen hun
voedsel, nectar, al vliegend met
de lange roltong uit bloemen
waarin het voedsel diep verbor
gen ligt, zoals kamperfoelie of
petunia. De roltong, die buiten
gebruik als een horlogeveer on
der de kop ligt opgerold, kan
een lengte van wel 9 cm berei
ken. Deze manier van voedsel
bemachtigen is typerend voor
alle pijlstaartsoorten. De winde
pijlstaart is echter veel groter
dan de kolibrievlinder. Met een
vleugelspanning van wel twaalf
cm is het een van onze grootste
vlinders.
De grote pop is direct te herken
nen aan het draadvormige ge
deelte aan de voorzijde. Hierin
ligt de roltong van de toekomsti
ge vlinder. Ook de plaats van de
nog opgevouwen vleugels is her
kenbaar.
Zoals vele vlinders is ook de win
depijlstaart aan bepaalde plan
ten gebonden en het vrouwtje
legt haar eitjes hoofdzakelijk op
windesoorten. Als de rups zich
volgevreten heeft (wie zo'n
beest daarmee bezig ziet, heeft
het inderdaad niet over eten
maar vreten), graaft ze zich in
en maakt een holletje in de
Illustraties Adri Karman
grond. Daarin wordt na enige
tijd de rupsenhuid afgestroopt
en ligt de weerloze pop be
schermd te wachten. De meta
morfose tot vlinder voltrekt zich
in dat holletje en na enige tijd
komt de grote vlinder tevoor
schijn. Overdag rust de vlinder
tussen struiken of tegen een
boomstam. Knappe jongen die
het beest, wanneer het zich stil
houdt, ontdekt. Zijn schutkleu
ren camoufleren hem buitenge
woon goed. De windepijlstaart
is een nachtvlinder en wordt
pas met het invallen van het
duister actief. De vlinder wordt
echter wel door het licht van
een lamp aangetrokken, zeker
in de buurt van buisbloemigen.
De laatste jaren zijn er diverse
meldingen binnengekomen en
het lijkt erop dat deze nachtvlin
der, die in het voorjaar uit zuide
lijker streken hier belandt, een
van onze meest algemene pijl
staartsoorten is. Het zijn schitte
rende dieren waarvan we zo nu
en dan een glimp opvangen.
Adri Karman