Teelt zeegroente
lijkt veelbelovend
Al die vis gaat echt niet thuis in de vriezer
mjuuili
muih
De zeekraal op het proefveldje
van Jan Polei), pal achter de
hfcterscheldedijk onder
ruiningen, staat er fraai bij. De
[tegroente heeft een dik tapijt
iormd, veel dichter dan op het
jor waar zeekraal thuishoort,
■t enkele halen van zijn
s-met-opvangbak scheert Poleij
Soppen van de planten. Binnen
C kortste keren heeft hij een
uakelijk maal in zijn emmer.
De zeekraal groeit goed op het proefveld
van Jan Poleij: „Ik zou meer kunnen
leveren, maar er is geen markt voor."
foto Willem Mieras
foto Ruben Oreel
Lamsoor met langoustines
Het proefveldje van Poleij is
25 bij 25 meter groot. Hij
;ft grond afgegraven op een
piekwaar zout kwelwater onder
e dijk door naar boven komt.
èrmengd met regenwater zorgt
at voor de brakke omstandighe-
en waar zeekraal, lamsoor en
nderezoutminnende planten
ichthuisvoelen. Op het schor
erzamelde zeekraal met zaad is
•verspreid en weelderig aan
let kiemen gegaan. Poleij heeft
ik geëxperimenteerd met be-
lesting en kieming van de plan-
in onder folie.
)e resultaten zijn zodanig veel-
elovend dat hij het bijna ander-
lalve hectare grote weiland
faarop het veldje ligt, komend
lajaargaat inrichten voor een
eel grootschaliger proef met de
eelt van zeegroenten. Met finan
ce steun van de provincie en
jelttechnische begeleiding door
et Nederlands instituut voor
isserijonderzoek RIVO.
let is de bedoeling dat het er op
let nieuwe proefveld heel se
cuur aan toegaat: op welke hoog-
e en onder welke natte omstan-
igheden gedijen de planten het
est, welke variëteiten zijn het
feest geschikt voor binnendijk-
ie teelt en hoeveel meststoffen
hoeten worden toegediend. Me
en is weten. Het onderzoek
strekt zich ook uit tot nu nog ta
melijk onbekende zilte gewas
sen: zeeasperge en zeekool.
Al eerder zijn, met ondersteu
ning door wetenschappers,_de
mogelijkheden van de commer
ciële teelt van zeekraal en
lamsoor (officieel zeeaster) on
derzocht. Conclusie: het kan
wel, maar de afzet vormt het
zwakke punt. Hoe smakelijk de
ze zeegroenten ook zijn, de
vraag ernaar is beperkt. Daar
door gaan de prijzen onherroepe
lijk onderuit bij een aanbod dat
de vraag maar even overstijgt.
Niemand moet daarom hoge ver
wachtingen koesteren van de be
tekenis die de zilte teelten voor
de Zeeuwse landbouw kunnen
hebben. Deze vorm van aquacul-
tuur lijkt mogelijkheden te bie
den voor hooguit enkele boeren
en dan alleen nog maar als ne
ventak.
Het verschil tussen de proef van
Poleij en de vroeger uitgevoerde
experimenten met de teelt van
zeegroenten is dat de man uit
Kruiningen ervaring heeft met
de levering en de afzet van
lamsoor en zeekraal. Hij was
kokkelvisser, nam het gemeng
de landbouwbedrijf van zijn va
der over en ging twintig jaar ge
leden 'voor de lol en voor de bij
verdienste' zeegroente snijden.
Wijlen zijn dorpsgenoot Piet
Hoogstrate bracht hem de
kneepjes van het vak bij. „Vroe
ger gingen snijders van lamsoor
en zeekraal met een teil in het
dorp langs de deuren.
Lamsöören mi bolle woste,
lamsoren met een bal gehakt,
dat was een lekkernij. Afzet bui
ten het dorp was er nauwelijks.
Lamsoor en zeekraal waren ver
der niet bekend. En daar kam
pen we nog steeds mee."
In de loop der jaren heeft Poleij
wel ruimere afzetmogelijkheden
voor zijn zeekraal en lamsoren
gevonden. Hij haalt de groente
ook uit Frankrijk, waar aan de
kust van Bretagne, Normandië
en Picardië snijders voor hem
werken. Hij levert van medio
maart tot halverwege september
duizend tot tweeduizend kilo
per week. Aan groenten- en vis
winkels en af en toe aan een su
permarktconcern, dat zijn klan
ten in een beperkt aantal win
kels wel eens zeegroente wil aan
bieden. Het wil, tot verdriet van
Poleij, niet vlotten met pogin
gen zeekraal en lamsoor breder
onder de aandacht van de consu
ment te brengen. „Ik zou meer
kunnen leveren, maar er is geen
markt voor. Je zit in een vicieu
ze cirkel: mensen kennen deze
groentesoorten niet, ze vragen
er niet naar in de winkel en om
dat er geen vraag naar is, wor
den ze ook niet in het assorti
ment opgenomen."
Posters
In een poging deze cirkel te door
breken heeft de Yersekse vis- en
schelpdiergroothandel Adri
Zoon in samenspraak met Poleij
een serie posters en een recep
tenboekje uitgebracht. Combina
ties van vis en zeegroente (onder
andere gebraden zalmfilet met
zeekraal, roodbaars met zee
kraal, zeewolf met lamsoor en
tongfilet met lamsoor) worden
op die posters en in dat boekje
op een zodanige manier gepre
senteerd dat het water in de
mond loopt. Poleij begint het ef
fect van deze campagne een
beetje te merken. „Maar het is
nog echt niet zo dat ik vele ki
lo's meer kan afzetten."
Poleij is de mogelijkheden om
zeekraal en lamsoor te telen
gaan verkennen om zijn risico's
te spreiden. „Je moet altijd reke
ning houden met tegenslagen.
Vervuiling van het schor door
olie of chemicaliën bijvoor
beeld, maar ook hagel. Het zou
een hele slechte zaak zijn als je
door dat soort oorzaken niet
meer zou kunnen leveren. Dan
is de markt die we de afgelopen
jaren met veel moeite hebben op
gebouwd, in één klap weer ver
dwenen."
Het weiland van Poleij achter
de Westerscheldedijk ondergaat
in het najaar een verandering.
Het wordt een rijstveld-achtig
aanzien met hoogteverschillen
en kanalen om water uit de
kwelwaterbron elders op het
proefveld beschikbaar te krij
gen. De subsidie van de provin
cie helpt, maar Poleij moet er
zelf toch ook fors in inversteren.
„Het is dat ik al in de zeegroen
te zit. Anders zou ik er nooit
aan zijn begonnen."
Ben Jansen
Benodigdheden
200 gr lamsoor
3 eetlepel boter
1 gesnipperde sjalot
12 langoustines
1 koffielepel gemalen fenegriek
6 takjes verveine
1,5 dl kippenbouillon
1 limoen
Bereiding
Lamsoren 30 seconden blancheren in een stoompan.
Boter laten bruisen in een pan, gesnipperde sjalot
toevoegen en daarop de lamsoor even goed doorroeren.
Langoustines bakken in olie en kruiden met peper en
zout.
Verveine toevoegen en langoustines uit de pan halen,
afblussen met de bouillon, boter toevoegen en enkele
druppels limoensap. Zeven en boter toevoegen en luchtig
opmixen.
Afwerking
Lamsoor met fenegriek onderaan in het bord, met daarop
de kort gebakken langoustine. Sprenkel de jus er rond.
Sergio Herman
Zwijgzaam laden de twee mannen op
een dinsdagavond in het haventje bij
Neeltje Jans twee kisten in hun Ford
C-Max. De jongste wil alleen kwijt dat hij
mooie visjes heeft gevangen. 'Daar', wijst
hij met zijn kin in de richting van de Noord
zee. Hoeveel, voor wie, waar precies? Geen
antwoord.
Directeur Foort Lokerse van de Vismijn
Breskens heeft het niet op de mannen die
in hun snelle boten vanuit tal van kleine ha
ventjes de Noordzee opvaren om uren later
terug te komen met bakken vol vis. Soms
wel tweehonderd kilo kabeljauw en zee
baars, weet hij maar al te goed. Dat soort
mannen zijn volgens hem geen sportvis
sers, maar beroepsstropers die vooral ge
slachtsrijpe kabeljauwen wegvissen rond
om de wrakken. „Met boten van 50.000 eu
ro en apparatuur van 50.000 euro."
Zolang de vangst maar niet verkocht
wordt, is er officieel niets aan de hand.
Sportvissers mogen van de overheid voor
ogen plezier hun hengel uitgooien. Loker
se weet echter beter. „Verdwijnt al die vis
thuis in de pan en de vriezer?", vraagt hij
retorisch. Cynisch: „Dacht het niet." Met
oen aan zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid weet hij dat die vis via de achter
deur terechtkomt in vrieskisten van hande
laars en restaurants en, soms ook, de schap
pen van viswinkels.
Lokerse heeft drie woorden voor die vissers
on hun afnemers: het zwarte circuit. Vol
gons hem een zeer levendig circuit dat
bijna dagelijks voor aanvoer en afname
zorgt. Hoe groot dat circuit is, weet hij
met- Maar het gaat zeker niet om een paar
®an. „Moet je eens in de namiddag bij Neel-
Y Jans kijken, of in de havens van Stellen
dam en de Roompot."
weet dat sommige van die vissers een
dagtaak hebben aan het vangen en verhan
delen. Volgens hem verdienen ze er goed
aan. Bedragen weet hij niet. Maar gezien
hot materiaal waarmee ze varen gaat het
^ot om mensen die elke stuiver omkeren,
i zo lang geleden mochten die
'sportvissers' hun vangst legaal verkopen.
Sinds een wetswijziging mag dat niet meer.
Nu mogen ze alleen voor eigen behoefte vis
sen. Hoeveel dat is, is niet vastgelegd. Maar
mensen die per keer vele tientallen kilo's
aan land brengen, eten al die vis niet zelf
op, weet Lokerse.
Vijftien kilo
Hij vindt dat de overheid een voorbeeld
moet nemen aan landen als Groot-Brittan-
nië en België, waar sportvissers maximaal
vijftien kilo vis uit zee mogen halen. Hij be
treurt het dat minister Cees Veerman (visse
rij) zo'n voorstel twee jaar geleden niet
overnam, uit angst voor te veel regels. Dat
laatste, daar moet Lokerse om lachen.
„Den Haag komt toch dagelijks met allerlei
nieuwe regels."
In kilo's zijn de 'sportvissers' geen echte
concurrenten van de beroepsvissers, aldus
de vismijndirecteur. Hij wijst er echter op
dat ze vooral geslachtsrijpe vissen vangen
die daarna niet meer bijdragen aan het
voortbestaan van de soort. „Op die manier
vormen ze wel een bedreiging."
Ben Biondina reageert enigszins gepikeerd
als hij het verhaal van Lokerse hoort. Met
nadruk stelt hij dat dat soort mannen niet
gekwalificeerd mag worden als sportvis
sers. Het zijn volgens hem gewoon stropers
die geen maat houden. De secretaris van Fe
deratie Hengelsportvereniging Zuid
west-Nederland zet ook vraagtekens bij de
hoeveelheden die Lokerse noemt. Volgens
de inwoner van Kamperland worden er de
laatste tijd zeker niet meer van die enorme
hoeveelheden gevangen.
Hoewel. Onlangs zag hij bij Neeltje Jans
nog twee mannen uit een bootje stappen
die elk zo'n 25 kilo 'schone vis' bij zich had
den. Naar hun zeggen hadden ze die zo'n
zeventig mijl uit de kust gevangen. Met na
druk: „Moet je nagaan. Zeventig mijl."
Probleemgebieden
Als het om visstroperij gaat, vormt dat bui
tengaats vissen niet het echte probleem, al
dus de voorman van de sportvissers. „Er
Kleine snelle bootjes, vaak van illegale vissers, varen de haven in bij de Roompot-sluis.
zijn andere probleemgebieden." Daarbij
wijst hij naar de Oosterscheldekering, het
Volkerak- Zoommeer en de Brouwersdam.
Vooral die eerste stek, daar wordt grof ge
stroopt. Stropers dalen daar met behulp
van touwladders of ander materiaal af om
foto Marijke Folkertsma
vanaf het looppad, dat bedoeld is voor on
derhoud, te vissen op zeebaars. Die stro
pers, zoals Biondina ze consequent noemt,
verdienen daar op volstrekt illegale wijze
'goud geld'. Want daar, tussen de peilers,
jagen zeebaarzen op alles dat op een prooi
lijkt. Met het juiste aas is het volgens hem
een kwestie van ingooien en ophalen. En de
beloning? Die is zeer ruim. Want per kilo
brengt een zeebaars al snel zo'n 18 tot 25
euro op. De secretaris ziet daar wel eens
mannen met vele kilo's vis naar de auto lo
pen. Hij rekent voor dat zo'n stroper per
week 400 tot 500 kilo aan zeebaars kan op
halen.
Bij de Brouwersdam wordt ook gestropt,
vervolgt hij. Vooral in mei, als de geep daar
zwemt. Daar staan dan vissers, veelal
schouder aan schouder, met illegaal materi
aal te dreggen op die vis. Waarom? Het is
Biondina een raadsel, want geep is niet een
vis die bij velen op tafel komt. Wel weet hij
dat hij talloze malen de AID belde met het
verzoek op te treden. „Maar de inspecteurs
komen niet. Ze treden niet op tegen deze
vorm van stroperij en dierenmishande
ling."
Tot slot het Volkerak-Zoommeer. Daar
wordt volgens hem illegaal gevist op snoek
baars. Net als voor de zeebaars wordt voor
deze soort ook goed betaald; acht tot tien
euro per kilo. Deze stropers halen de vis op
met behulp van eigen hengels en netten of
plukken het materiaal van anderen kaal.
Biondina vindt dat justitie te laks is als het
gaat om het bestrijden van visstroperij. „Er
wordt wel hard geroepen dat men optreedt.
De werkelijkheid is echter anders. Het
heeft geen prioroteit voor de politie. En de
AID? Die heeft te weinig mensen en geld."
Hij weet dat die dienst dit seizoen acht
keer wilde patrouilleren in het Zeeuwse
maar slechts toestemming kreeg om drie
maal uit te rukken. Hij vindt dat triest
want de AID'ers scoren tijdens elke pa
trouille. „Als visstroperij echt prioriteit
zou hebben, zou het ministerie wel meer
geld beschikbaar stellen. Maar blijkbaar
stopt de prioriteit van de overheid bij de
waterlijn. Dat is jammer. Doodjammer."
Emile Calon