De zeven steeën moesten wijken
Dow-kapitaaltje kwam
van pas in Canada
13
donderdag 1 september 2005
)e komst van Dow had een prijs. Elf boerde
rijen gingen teloor, waaronder een roem-
ht rijtje: de zeven steeën. Hun geschiedenis is
»en van gereformeerde boeren die vele zweet-
ippels achterlieten op door katholieken be
st land. Niet iedereen gaf dat graag op.
Bij de Koepel kruipt de zon ineens
weg achter een eenzaam wolkje, alsof
er op deze verder zo zonovergoten dag
wel een schaduw over jeugdherinne
ringen moet glijden. Dit is het noord
westelijke puntje van de Nieuw-Neu
zenpolder, waar het land sinds 1816 -
de inpoldering - zijn neus met een dik
ke dijk in de Westerschelde steekt.
Raakvlak van land en water, dat trekt
altijd.
Bovendien lagen hier de bunkers.
Duistere ruimtes onder beton, door
jonge ontdekkers van net na de oorlog
behoedzaam verkend. Voetangels en
klemmen: oud oorlogstuig, vrijende
koppels, een kwaaie zwerver uit het
westen die niet gestoord wenste te
worden in zijn middagdutje.
Maar dat waren futiliteiten vergele
ken bij de furie die een paar jaar later
door de polder trok. Den Doo. Daar
was geen bunker tegen bestand. Niks
kon de invasie stuiten die over de
vruchtbare klei walste en de zeven
steeën van de kaart veegde alsof er
geen geschiedenis was. Motto: hier
oogsten we voortaan plastic in plaats
van graankorrels...
Aan de rand van de polder zien we nu
waar dat toe geleid heeft, de achter
kant van een chemiereus: een afzet
ting met prikkeldraad waarop eksters
krakelen, verderop gasbollen, olie
tanks, fakkels en een jungle van
'puup'n en buuz'n'.
Daarin loopt de zoektocht naar spo
ren van de zeven steeën onvermijde
lijk dood. Van de grote, soms monu
mentale boerderijen, keurig gerang
schikt langs de zuidwestelijk gelegen
Zandstraat is vast geen plank meer
heel, geen sloot of dreef of put meer te
zien.
Dat er geen spoor meer van te vinden
is, is ook niet helemaal waar. Midden
op het Dow-terrein staat nog het
woonhuis van de boerderij Op Hoop
van Zegen, keurig onderhouden door
het bedrijf dat het gebruikt als 'belas
tingkantoor'. De buitenkant is aardig
in tact gebleven, net als binnen de ori
ginele gang en een paar schouwen. Qp
het erf geldt dat voor het restant van
de hoogstam boomgaard, rijtjes popu
lieren en knotwilgen, een drinkput, de
vorm van de voortuin. Een oase tus
sen de fabrieken.
Eerste steen
Beter monument is niet denkbaar. Op
Hoop van Zegen, blijkens een 'eerste
steen' in de voorgevel in 1820 ge
bouwd, was de meest oostelijke, en
een van de oudste en grootste boerde
rijen in het rijtje. Eigendom en bewo
ning zijn kenmerkend voor de geschie
denis van de Nieuw-Neuzenpolder.
Vlaamse en Hulster heren die de schor
ren bedijken, zetten aanvankelijk ge
loofsgenoten als pachters op de paar
boerderijen die ze er stichten. Maar
deze katholieke boeren maken er de
negentiende eeuw niet vol. Al in 1833
dient de eerste protestantse indringer
zich aan als Pieter van de Broeke uit
Axel Op Hoop van Zegen betrekt.
Eerst pacht ook hij nog het land, maal
ais Van de Broeke in 1860 de boerde
rij koopt is het hek van de dam en
neemt de bewoning heel snel de kleur
van de protestantse omgeving aan. In
de veertig jaar tot 1900 ontstaan de ze
ven steeën waarop overwegend gere
formeerde boeren in het zweet huns
aanschijns de klei bewerken.
Van de Broeke is toonaangevend. Rijk
en machtig, jarenlang dijkgraaf. „Een
geweldig interessante vent", ontdekte
lokaal geschiedvorser Herman de Jon
ge (zelf ook geboren in de polder,
maar dan helemaal aan de andere
kant) in de archieven.
„Hij was de eerste protestant, hij was
dijkgraaf. En hij was 1,92 meter lang.
In die tijd was je dan een echte reus.
Krin Dieleman en zijn vrouw Koos de Blaey in Ontario.
Waar bleven ze, de bewo
ners van de zeven steeën,
nadat Dow hen had verjaagd?
Ze zwermden uit, het gros over
de omringende polders. Geld
genoeg om een andere boerderij
te kopen, of van te rentenieren!
Een klein aantal zocht het ver
derop, zoals drie van de vier
zoons van Piet Dieleman, eige
naar van de meest westelijke
boerderij in het rijtje.
Een gaat boeren in Groningen,
twee anderen beginnen een
farm in Canada. De jongste,
Krin Dieleman (nu 58, dan pas
19), bewerkt vanaf 1965 nog
een tijdje het land in de
Nieuw-Neuzenpolder. „Maar
toen Dow een grote afrastering
rond de bedrijven opzette, wis
ten we dat het tijd werd om te
vertrekken", meldt hij per
e-mail vanuit Ontario.
Levendige herinneringen koes
tert hij, aan de polder, aan de
zeekant, aan de watersnood,
aan de buren („Dat er goede en
minder goede boeren waren. Ik
zou je namen kunnen geven,
maar dat zou roddelen we
zen"). Maar centraal staat de
beslissende invloed van Dow
op zijn leven. „Toen er in het be
gin van de jaren zestig rumors
(geruchten; er is een scheutje
Engels in zijn taal geslopen) wa
ren van een Amerikaanse fa
briek, waren onze eerste ge
dachten dat het toch zeker niet
waar kon zijn, een fabriek in de
Nieuw-Neuzenpolder, op deze
vruchtbare grond."
Het is wel waar. Krin Dieleman
en zijn vrouw Koos de Blaey
(van Boerengat) besluiten dat
voor hen geen agrarische toe
komst is weggelegd in Neder
land. Met hun twee jonge kinde
ren stappen ze in april 1969 op
het vliegtuig naar Canada, 'zon
der eerst te gaan kijken', maar
wel voorzien van een door Dow
aardig aangevulde bankreke
ning. Daar kunnen ze wat mee,
daar doen ze wat mee. Het
staat er doodnuchter: „Een jaar
later kochten we de farm waar
we nu nog wonen, en door om
standigheden hebben we kun
nen uitbreiden tot we nu 550
hectare beboeren. We verbou
wen mais, soyabonen en tar
we."
Hij erkent dat het Dow-kapi
taaltje van pas kwam. „Anders
hadden wij hier niet zo vlot van
stapel kunnen lopen."
Maar voor succes is meer nodig.
„Wij denken ook dat het karak
ter, vooral voortvarendheid, en
beslissingen te durven maken,
als de mogelijkheden zich voor
doen, veel te maken hebben
met het succes van een boer
zijn bedrijf."
Geregeld komen ze nog terug in
Zeeuws-Vlaanderen, bezoekjes
die de weemoed voeden, maar
die hen ook hebben overtuigd
van de juistheid van hun beslis
sing. Niet dat de Canadese land
bouw er riant voorstaat. Ook
daar groeien de prijzen niet
met de kosten mee en is schaal
vergroting geboden. Maar daar
is ruimte voor en die hebben ze
benut.
Dieleman is realistisch: Als
Dow niet was gekomen en hij
hier gebleven, „dan hadden we
nu waarschijnlijk in hetzelfde
schuitje gezeten als de andere
boeren in Nederland en ge
dacht: waren we maar naar Ca
nada geëmigreerd." Het is goed
zo, concludeert hij dus. Ook
voor Zeeuws-Vlaanderen: „De
realiteit is dat de komst van
Dow werk en prosperity (wel
vaart) heeft gebracht voor ve
len in de streek."
Jan Jansen
Bovendien is hij onderscheiden als
mensenredder. Toen hij op zekere dag
met zijn knecht over de dijk liep, za
gen ze dat in het schor een scheepje
uit Biervliet was gestrand. De drie op
varenden waren in de mast geklom
men. Gewapend met de hooivorken
die ze toevallig bij zich hadden, heb
ben ze die lui op het droge gebracht.
Ja, als je zo groot bent, kun je een
stukje door het water lopen hè."
Naamloos, maar opmerkelijker nog
dan Op Hoop van Zegen was de boer
derij ernaast. Drie grote schuren,
waarschijnlijk naar Vlaams voorbeeld
in een carrévorm opgetrokken. „Dat
was een enorm bedrijf, compleet met
maalderij, smidse en zelfs een wagen
makerij. Echt uniek. In de vorige
eeuw - maar toen was het gewoon een
van de zeven, zij het nog een grote - is
daar nog materiaal van teruggevon
den."
De zeven steeën dwingen ontzag af in
de omgeving: gebundelde agrarische
macht. Veel knechten en meiden zijn
er tot in de jaren vijftig afhankelijk
van. Met een enkele uitzondering wo
nen er grote boeren die van wanten
weten en ook nog eens het geluk heb
ben dat ze het mogen doen op zeer
zware, vruchtbare klei. Jan Dieleman,
zelf geboren en getogen op de meest
westelijke boerderij van het rijtje, zet
daar wel een kanttekening bij. „Het
was inderdaad vruchtbare grond,
maar heel moeilijk te bewerken hoor.
Het was zware grond voor mens en
dier."
Dat dier is natuurlijk het Zeeuwse
trekpaard. Onvergetelijke, weggeme-
chaniseerde krachtpatser.
De boeren, een veeleisende reformatie
in de genen, houden niet van ophef.
foto Peter Nicolai
de toen ambtenaren langskwamen om
over de onteigening te praten. En ver
volgens zou hij ze op een bijbelver
haal hebben getracteerd. Dat van de
wijnboer Naboth. Deze bezweert een
vertegenwoordiger van koning Achab,
ook op onteigeningspad, dat hij nooit
van z'n leven 'mijns vaders erfgoed'
zal verkwanselen.
Ramp
Dow was de moderne Achab, en in hui
ze Dieleman konden ze zich uitste
kend verplaatsen in Naboth. Jan Die
leman, zelf dan net zelfstandig boe
rend op de stee van oom Frans: „Wij
waren er emotioneel kapot van. Dat je
zomaar het erfgoed van vele geslach
ten af zou moeten staan. Bovendien
was je geplande toekomst weg. Waar
moesten mijn broers en ik heen? Nee,
het was een kleine ramp, zo onderging
je dat." Veertig jaar later kan hij het
wel relativeren, er de zegeningen van
tellen zelfs. Voor de streek, maar ook
voor de eigen familie. Zelf betrekt hij
een boerderij in de aangrenzende Lo-
venpolder. „Ik heb nog een paar jaar
ook geboerd op dat land in de
Nieuw-Neuzenpolder. Dow had niet
meteen alles nodig, maar zo tegen
1970 was het toch ver gebeurd hoor."
Zijn broers trekken weg, een naar Gro
ningen, twee - onder wie Krin - hele
maal naar Canada. Drie boeren in den
vreemde. En de oogst is niet slecht.
Bij deze operatie kwamen de pecunia
van Dow goed van pas, erkennen de
broers ruiterlijk. De zeven steeën zijn
weg, maar het vervolg mag er wezen:
Krins nieuwe stee in Canada is groter
dan de zeven oude bij elkaar.
Jan Jansen
niet alleen daarom niet over het hoofd
te zien.
Er zijn nogal wat familieverbanden
tussen de boeren, dus komen ze regel
matig bij elkaar over de vloer. En in
nood springen ze elkaar bij, met mens
kracht of materiaal. Maar een hechte
gemeenschap? „Nou, nee", vindt Jan
Dieleman. „Het waren gewoon boeren
onder elkaar, niet meer en niet min
der." Baas op eigen boerderij, daar
mocht niemand aankomen.
Als Dow Chemical dat midden jaren
zestig wel doet (na eerst de oostelijke
helft van de polder te hebben 'ontgon
nen'), trekken ze dus niet eensgezind
op. De een, bij gebrek aan opvolging
of andere perspectieven toch al tob
bend over de toekomst, verwelkomt
de onteigeningsprijs van drie gulden
per vierkante meter als manna uit de
hemel. Anderen zien zich juist ge
dwarsboomd in hun toekomstplan
nen.
Het verhaal gaat dat een boer demon
stratief zijn jachtgeweer op tafel leg-
Eén van de boerderijen die voor Dow moest wijken.
Hard werken, doe maar gewoon, dat
was hun credo. Al deelt een weduwe
weieens de lakens uit, zoals rond 1900
Suzanna de Jonge-Scheele op Op
Hoop van Zegen. Doorgaans blijft de
boerin op de achtergrond. Ze heeft
aan haar eigen schoonmaak- en cate
ringbedrijfje meer dan een dagtaak;
daar moeten meiden - ook dochters -
aan te pas komen.
Soms kleefden achterdocht en bekrom
penheid aan het leven in de dampige
polder. Maar bij wie de bewoners nog
in herinnering kan roepen, krult toch
een glimlach om de lippen. Uit de
overlevering doemen een paar beelden
op:
Gilles Scheele, erkend topboer op De
Stelle, een wijsneus met gevoel voor
humor. Naar gereformeerd gebruik
haalden collega's er een bijbelverhaal
bij om hem te typeren. 'Achitofel'
noemde een buurman hem, naar de
raadsman van koning David. Want
Gilles wist overal raad op.
Jannis de Putter, apart, eigenzinnig,
goeie baas. Een verslaggever die ge
beurtenissen fraai kon inkleuren, zo
als de zondag van de watersnood die
ook de Nieuw-Neuzenpolder trof. Red
ders in een roeiboot mochten alleen
zijn vrouw en twee zoons meenemen.
Zelf bleef hij achter, samen met zoon
Jas, 'om op de beesten te passen'. Een
zichzelf relativerende held. „Toen heb
ik toch dikwijls Magere Hein rond 't
uus zien spoken", vertelde hij nader
hand. „Bij hoog water hoorde je het
klotsen en bonken. Keek je eens naar
buiten en, bubbeleblup, daar lag 't
schietuus in mekaore."
Frans Dieleman, belezen bestuurder
die hield van lange, soms voor zijn pu
bliek te lange en te ingewikkelde rede
voeringen. Als zijn toehoorders mor
den, legde hij van zijn helemaal op
schrift gestelde toespraak maar een
paar velletjes weg.
Hendrik (Eine) Dekker, de laatste he-
reboer van Op Hoop van Zegen, net
als een enkele buurman nog 'op z'n
boers' (in Axelse klederdracht), maar