Doorboorde de loden kogel het ijzeren harnas? PZC aan de rol RUDEN RIEMENS FOTOGRAFIE Rekenmodel voor museumstukken zaterdag 20 augustus 2005 In de 17e eeuw nam het hamasgebruik on der soldaten af. Historici vermoeden dat het harnas geen zin meer had door de toege nomen vuurkracht van musketten. Maar misschien raakte het eenvoudig uit de mode of werd het te duur. De vuurkrachthypothe se testen door systematisch antieke harnas sen aan flarden te schieten is taboe. Onder zoekster Sylvia Leever van de Technische Universiteit Delft vond een oplossing. De methode die Sylvia Leever toepaste om harnassen te testen klinkt koel en rationeel. Ze offerde er twee door er loden kogels op af te vuren om talloze andere te redden. Het doet vrijwel alle liefhebbers van museum stukken even pijn. „Maar iedereen ziet wel in dat ik langs deze weg informatie kan ach terhalen die op andere manieren niet verkre gen kan worden", aldus Leever, die begin augustus afstudeerde op haar onderzoek aan de TU Delft. The Royal Armouries in Leeds en het Legermuseum in Delft maken al gebruik van de resultaten. Uit de schietproeven die ze uitvoerde bij TNO heeft Leever een hamasvriendelijk we tenschappelijk model gedestilleerd. De on derzoekster stelt dat voor het harnas dat een loden kogel op zich af ziet komen, twee factoren van belang zijn: de hardheid en de dikte. Daarnaast is de vuurkracht van de 17e eeuwse musketten een belangrijke groot heid. De effectiviteit van de kogel, berede neerde Leever, is afhankelijk van massa, snelheid en grootte. Met dit model is het mo gelijk zonder een harnas te beschieten uit te vinden of het kogelwerend is of niet. „De hardheid en dikte van harnassen kun je eenvoudig meten zonder beschadigingen aan te brengen. De effectiviteit van het mus ket is afhankelijk van hoeveelheid en soort kruit en van de kogel. Als je dit in het model stopt samen met de afstand tussen harnas en kogel, krijg je een antwoord: wel of geen gat." Leever, als amateur-historica al jaren geïn teresseerd in 'levende geschiedenis', merkte een jaar geleden tot haar verbazing op dat de kogelbestendigheid van oude harnassen nooit serieus is onderzocht. „Dat is interes sant want het klinkt logisch dat de ridders de harnassen op de schroothoop gooiden om dat de loden kogels ze penetreerden. De meeste historici gaan daar dan ook van uit. Maar wat logisch klinkt hoeft niet zo te zijn, dat is al vaker bewezen. De landsknech ten, een bepaalde groep huursoldaten, wa ren midden 17e eeuw gek op kleren met fel le kleuren. Waarom zou het geen modever- schijnsel zijn om de hamassen uit te doen? Bovendien werden de legers steeds groter en kostbaarder. Misschien vond men al die hamassen wat duur worden. Vreemd is ook dat ze in de 17e eeuw stalen harnassen verruilden voor ijzeren. Dit kan samenhangen met de kostprijs of een kron kel: „Misschien dachten ze dat ijzer beter was." Het onderzoek van Leever werd be moeilijkt doordat nog niet duidelijk is met hoeveel kracht de kogels het musket verlie ten. Nog niemand heeft achterhaald hoeveel kruit de gemiddelde 17e-eeuwse soldaat ge bruikte om zijn wapen af te vuren. Ook is nog niet duidelijk met welk soort kruit ge schoten werd. Leever gebruikte voor haar proeven modem kruit en stemde de hoeveel heid af op de gewenste kogelsnelheid. Hier door is nog onduidelijk of de 17e-eeuwse hamassen die Leever beproefde tegen de musketvuur bestand waren. „Ik heb be paald dat mijn hamassen op minimaal der tig meter een loden kogel weerstonden. Daarbij had de kogel een snelheid die een 17e-eeuwse kogel waarschijnlijk niet had. Dus misschien was 25 meter ook een veilige afstand. Als eenmaal duidelijk is hoeveel kruit er gebruikt werd kun je dat in mijn model stoppen.' Maar waarom zou een mini male afstand van stel 25 of twintig meter de ondergang van het harnas veroorzaken? „In de 17e eeuw waren pistoolschoten vanaf tien meter of dichterbij niet ongewoon, er werd op zeer korte afstand van elkaar ge vochten. Maar het is een complex verhaal met veel ingangen." Jeroen Akkermans foto Paul Jansset/C# 3

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 22