Wij zaten opeens in een koloniale oorlog
Wonen in de Gazastrook is een heilige daad
Voor het behoud van ons Indië
n
zaterdag 13 augustus 2005
Een Japanse motor is door de mannen van het Bataljon Zeeland ingelijfd en voorzien van het embleem van 2-14 RI. Van Piet Geldof zit tussen Asni (1) en Marietje, twee jonge Sumatraanse vrouwen die kookten en de was deden voor de man-
rechts naar links: Andries Sinke (Wolphaartsdijk), Jan van Hoepen, Henk Leer en Jacky de Lange (allen Middelburg). nen van het Bataljon Zeeland.
Samen groeiden Piet Geldof
en Jacky de Lange op in de
Gortstraat in Middelburg. Sa
men gingen ze naar school en sa
men werden ze direct na de be
vrijding oorlogsvrijwilliger om
te strijden tegen de Duitse onder
drukkers. Ze waren echter te
laat. Toen hun opleiding erop zat
was Duitsland al gecapituleerd
en restte alleen nog de strijd te
gen Japan. Dat land capituleerde
ook. Desondanks gingen ze sa
men met de andere leden van het
Bataljon Zeeland 2-14 RI naar
de Oost om te strijden voor het
behoud van 'ons Indië'. Op 17 au
gustus 1945, nu bijna zestig jaar
geleden, riep Soekarno cle repu
bliek Indonesië uit. „Voor hen
een dag om trost op te zijn. Voor
ons een trieste dag omdat wij
dan denken aan al de jongens die
daar sneuvelden."
Piet Geldof weet nog goed waar hij
ging twijfelen aan de rechtvaar
digheid van de strijd om 'ons Indië'.
Dat was toen hij de vele doden zag in
Bandar Buats. Hij vindt het nog
steeds moeilijk te vertellen wat hij
daar in dat dorpje tijdens de eerste po
litionele actie op Sumatra zag. „Ver
schrikkelijk. Vrouwen, kinderen. Een
enkele man. Echt verschrikkelijk."
Zestig jaar na dato ziet hij die ver
minkte lichamen nog steeds onder het
kapot geschoten dak van de markthal
liggen. „Was lelijk om te zien."
Het bewuste gebouw was twee dagen
eerder vanuit de lucht beschoten door
Nederlandse Mustangpiloten in de ver
onderstelling dat het om een kazerne
van de tegenstanders ging. Het resul
taat: talloze doden en gewonden en
een enorme ravage. Hoeveel doden en
gewonden weten de beide vrienden
niet. Wel weten ze dat twee dagen la
ter, toen zij arriveerden, nog niet alle
lijken waren begraven. Geldof: „Een
vrouw nam mij mee en liet mij alles
zien. Vreselijk, echt heel vreselijk."
De Lange is recent nog terug geweest
Bandar Buats. De huidige inwoner
van Kloetinge laat een foto zien van
een monument dat herinnert aan de
luchtaanval: een man die alarmerend
naar de lucht wijst met aan zijn voe
ten een ineengedoken vrouw met haar
kind.
Schaamte
In het dorp werd hij aangesproken
door een jongeman die vroeg of hij uit
Nederland kwam. „Ik durfde geen ja
te zeggen. Durfde dat niet", zegt hij
terwijl hij de bewuste foto van het mo
nument nog eens laat zien. „Niet uit
angst... maar uit schaamte", zegt hij
na een, voor zijn doen, ongewoon lan
ge pauze.
De Lange weet als geen ander dat In
donesiërs volstrekt niet haatdragend
zijn tegen Nederlanders. Hij is inmid
dels 95 keer terug geweest in het land
dat sinds zijn ontscheping op 11 fe
bruari 1948 in Amsterdam niet meer
uit zijn gedachte is geweest. Als reis
leider van vele veteranenreizen ont
moette hij daar tal van oude 'vijan
den'. Met een aantal van hen onder
houdt hij zeer vriendschappelijke ban
den. Maar daar, terug in Bandar
Buats, durfde hij geen ja te zeggen op
de vraag van die jongeman. „Ik
schaamde mij zo." Ook nu nog, in zijn
huiskamer in een verbouwd boerderij
tje aan de rand van Kloetinge, komen
de emoties boven als hij vertelt over
die beschieting door de jachtvliegtui
gen en zijn bezoek.
Noem in.de aanwezigheid van de bei
de mannen niet de term politionele ac
ties. Dan worden ze fel. De Lange:
„Wat politionele acties. Onzin. Het
was gewoon een oorlog. Wij moesten
ervoor zorgen dat Indië bij Nederland
bleef. Wij voerden gewoon oorlog.
Een koloniale oorlog. Al die tanks, al
die vliegtuigen. Dat was geen politie
optreden, geen politieactie. Dat was
oorlog. Oorlog."
Hij vindt dat Nederland wat dat be
treft eens een voorbeeld aan Frank
rijk moet nemen. De Fransen noem
den hun optreden in Algerije ook lang
politionele acties. Een paar jaar gele
den hebben ze die misleidende naam
laten vallen en spreken nu van de Al
gerijnse oorlog.
Piet Geldof (links) en Jacky de Lange: „Ons werd verteld dat we naar Indië gin
gen om te strijden tegen moordenaars, plunderaars en rovers."
foto Willem Mieras
De Lange haalt een pamflet aan dat
hij daar in Indië onder ogen kreeg.
Het werd verspreid door de nationalis
ten en toont een Duitse laars die een
viertal mensen vertrapt. De begelei
dende tekst: 'Nederlanders! Hebben
jullie niet geleden gedurende de zes
jaren lange onderdrukking van het Na
zisme? Zulk een lijden moeten wij, In
donesiërs, verdragen van jullie, Neder
landse onderdrukkers!'
Toen hij dat pamflet de eerste keer
zag, deed hem dat véél. Verontschuldi
gend heft hij zijn handen en zegt dat
hij destijds van niets wist. „Wat wis
ten wij?" „Toch helemaal niets", ant
woordt Geldof.
Rovers
De Lange: „Ons werd verteld dat wij
naar Indië gingen om te strijden tegen
moordenaars, plunderaars en rovers.
Ik heb later die moordenaars en
rovers ontmoet. Gewoon studenten,
onderwijzers. Gewone mensen die
streden voor de vrijheid van hun
land."
Gel dof vertelt hoe hij tijdens een reis
in Indonesië iemand ontmoette die ver
telde dat hij het onder de Nederlan
ders, materieel gezien, beter had.
„Maar ik ben nu vrij. Ik ben nu Indo
nesiër, vertelde hij vervolgens. Daar
ging het om."
De beide mannen zeggen dat ze des
tijds door de Nederlandse regering
zijn gebruikt om het oude koloniale
systeem weer in te voeren. Geldof ver
telt hoe hij zelf ook te maken kreeg
met dat systeem toen hij met een maat
verzeild raakte op een dansavond.
„Een feestavond van de kolonialen",
verduidelijkt hij. Daar was hij als een
voudig soldaat niet welkom. „We wer
den gewoon weggestuurd door die
planters." Zoveel decennia na dato is
hij nog steeds verontwaardigd.
Bladerend door het fotoalbum van De
Lange komen tal van herinneringen
boven. De beide mannen, inmiddels
tachtig, kunnen nog zowat elke per
soon op de kleine zwartwitfotootjes
uit de periode '45-'48 duiden. Ze ge
ven volmondig toe dat ze daar, on
danks de ellende, een zeer bijzondere
tijd hadden. Ze leerden daar een to
taal andere cultuur kennen. Ze waren
immers in de regel gelegerd in de dor
pen, in de kampongs, en hadden goed
contact met de bevolking. „Wij kwa
men onder de mensen. Die kolonialen
kwamen daar niet."
Geldof wijst met vertedering naar een
foto van hem met twee Aziatische jon
ge vrouwen: Asni en Marietje. Hun na
men vergeet hij niet. Volgens hem leu
ke meiden die de was deden en kook
ten. De Lange laat op zijn beurt een
foto zien van een Indonesische brui
loft waarvoor hij, en nog wat andere
leden van het bataljon 2-14 RI, was
uitgenodigd. „Mooi toch."
De Lange heeft het vaak meegemaakt
tijdens een van de vele reüniereizen
dat oude soldaten op zoek gingen
naar mensen met wie ze in de kam
pongs contact hadden. Ook hebben ve
len van hen een Javaans of Suma-
traans gezin of een aantal kinderen fi
nancieel geadopteerd. „Omdat wij ge
negenheid voor hen hebben. Omdat
wij met hen geleefd hebben." Dat
soort adopties moeten volgens hem be
slist niet gezien worden als een vorm
van boetedoening, maar komt voort
uit een gevoel van verbondenheid, ge
negenheid.
Honderduit
Ze vertellen honderduit over hun tijd
bij het Bataljon Zeeland. De opleiding
in Frankrijk, de bewakingsdiensten in
Duitsland en Nederland en de verras
sing dat ze naar de Oost moesten. Gel
dof weet nog goed dat slechts één man
van het complete bataljon van 120
man daadwerkelijk wilde. „Een echte
avonturier." De rest voelde er niets
voor maar moest in de meeste geval
len toch gaan omdat ze getekend had
den. De reis aan boord van het troe
penschip Alcantara was er een om
nooit meer te vergeten. „Tijdens de he
le oorlog nooit honger geleden. Maar
daar, aan boord, daar wel. Was niets
te eten. Ja, een paar bonen en wat erw
ten. Dat was het."
De Alcantara was het eerste troepen
schip dat vertrok richting Indië. Aan
boord 4000 militairen uit vooral de
zuidelijke provincies. Bij aankomst
kregen de Nederlanders geen toestem
ming van de Britten om op Java aan
land te gaan. Uit armoede werden ze
ontscheept op de kust van Malakka
(Maleisië) bij Port Dickson. Na een
aantal weken mochten de troepen
toch doorvaren naar Batavia (Ja
karta). Op 9 maart '46 zetten ze daar
voet aan wal, 149 dagen na het ver
trek met de Alcantara uit Liverpool.
In eerste instantie werden de soldaten
van het Bataljon Zeeland ingezet voor
het bewaken van kampen maar al snel
moesten ze echt ten strijde. Eerst op
Java, later op Sumatra. Beide mannen
verkeerden daar vaak in hachelijke si
tuaties. Geldof: „Ik mag wel twintig
kaarsjes branden voor mijn behouden
thuiskomst." Hij was daar als geweer-
schutter maar werd later ingedeeld
bij de verbindingsdienst omdat hij sa
men met De Lange (motorordonnans)
een cabaretprogramma had.
Circus Casparie
Ze vertellen vol ontzag over de ijzer
vreters van de derde compagnie. Die
eenheid bestond volledig uit
Zeeuws-Vlamingen, had gevechtserva
ring opgedaan aan de zijde van de Ca
nadezen bij de bevrijding van
West-Zeeuws-Vlaanderen en werd
het Circus Casparie genoemd naar de
verzetsleider uit het Land van Hulst.
„Dat waren echte mannetjesputters."
Die waren volgens de beide Walchena-
ren altijd daar te vinden waar het er
heet aan toe ging.
Terugkijkend zijn beide mannen blij
dat ze destijds in Indonesië geweest
zijn. Tegelijkertijd voelen ze zich nog
steeds bedonderd door de overheid
die hen inzette om een oud en achter
haald systeem weer in te voeren. De
Lange: „Snapten ze nu werkelijk niet
dat het kolonialisme verleden tijd
was. Dachten ze werkelijk dat de tijd
van voor 1940 weer terug kon ko
men?" Hij kan er niet bij dat dat de in
zet was en dat daarvoor zo velen moes
ten sneuvelen of ernstig gewond ra
ken.
Emile Calon
[sraël begint komende week met de
ontruiming van de Gaza-strook.
De diep religieuze kolonisten van
Cf ar Darom, de oudste joodse neder-
;etting in het gebied, weigeren alle
jnedewerking ook al stellen ze daar-
jnee een deel van de compensatie in
[Ie waagschaal.
,Met een regering die joden uit hun
luizen verjaagt willen we niets te ma-
:en hebben."
)e dagen van verpakkingsbedrijf
Hei Katif in de nederzetting Kfar
larom zijn geteld* Nu de Israëlische
uinders van de Gazastrook massaal
tun kassen overbrengen naar de an-
lere kant van de grens begint de aan-
oer van komkommers, tomaten en
la op te drogen. Op sommige dagen
igt het bedrijf zo goed als stil, op an-
ere helpen vrijwilligers uit andere
.elen van het nederzettingenblok
Jush Katif met het afwerken van de
aatste orders. In de wereld van het
rthodoxe jodendom staat Kfar
)arom bekend als centrum voor de
roductie van insectloze sla, een
1 nust' voor wie zich wil houden aan
e meest stringente joodse spijswet
ten. Alei Katif verpakt ook organisch
jjerbouwde groenten voor export
aar Europa. Tot deze week. Het geü
nieerd gelegen en religieus georiën-
ïerde Kfar Darom is uitgekozen als
en van de eerste nederzettingen die
'orden ontruimd. Makkelijk zal dat
i|liet gaan. Want waar het kolonisten-
lerzet ook wankelt, niet hier.
reen van de bijna vijfhonderd inwo-
l ers is gezwicht en heeft de formulie-
?n voor financiële compensatie gete
kend. Niemand is van plan vrijwillig
plaats te nemen in de autobussen die
de komende week al zullen voorrij
den. In feite is het actieve verzet in
Kfar Darom vorige week al begon
nen. Geholpen door honderden actie
voerders van buiten, hebben de bewo
ners weten te voorkomen dat het le
ger militair materiaal uit hun neder
zetting afvoerde.
Sinds een paar weken is de poort van
de nederzetting gesloten. Pas na uit
gebreid overleg met superieuren laat
een bewaker bezoek binnen. Hij is
aangesteld om 'provocateurs' buiten
te houden, een omschrijving voor
laaghartige lieden die zich voordoen
als vrienden van Kfar Darom, maar
in werkelijkheid als knechten van
Sharons veiligheidsdienst het verzet
tegen de ontruiming kómen sabote
ren. Voor het overige doen de kolonis
ten hun best zich te gedragen alsof er
geen zwaard van Damocles boven de
nederzetting hangt. Alsof de toe
komst van Alei Katif en de onlangs
ingewijde nieuwe synagoge geen ge
vaar lopen. Iedereen ontkent dat er
zelfs maar contacten zijn met Sela,
het overheidslichaam dat de finan
ciële afwikkeling van de ontruiming
verzorgt.
Want 'met een regering die joden uit
hun huizen verjaagt willen we niets
te maken hebben'.
Corrupt
Als de overheid zich aan haar woord
houdt, zal het koppige verzet van
Kfar Darom de bewoners veel geld
gaan kosten. Kolonisten die niet voor
dinsdagavond twaalf uur maken dat
ze wegkomen, verliezen gemiddeld
een derde van hun totale financiële
vergoeding.
Dat kan oplopen tot bedragen van
meer dan honderdduizend euro per
gezin. Maar leer de kolonisten hun
overheid kennen! „Dezë regering is
zo corrupt dat we ons geld toch wel
krijgen", zegt Yamima Cohen, een
39-jarige huisvrouw. We zitten in
haar ruime, maar Spartaans ingerich
te woonkamer, waar de jongsten van
haar zeven kinderen uit alle macht
proberen het geluid van de televisie
te overschreeuwen.
Met het oog op de toekomst van haar
kroost heeft Cohen zich achttien jaar
geleden met haar eerste man, Efraim,
in Kfar Darom gevestigd. „Het was
een kleine gemeenschap in een nieu
we nederzetting en we vonden het be
langrijk dat we maximale invloed
konden uitoefenen op het onder
wijs", zegt ze. „De kinderen moeten
onze levenswijze volgen." Efraim
werkte destijds als chauffeur van rab
bijn Chaim Druckman, een bekende
voorman van het nationaal-religieu-
ze kamp. In die functie kwam hij in
de buurt van Hebron, op de Westelij
ke Jordaanoever, om het leven bij
een Palestijnse terreuractie. Met
haar tweede echtgenoot volgt ze de
zelfde levensstijl.
„Na de dood van Efraim heb ik er
even over gedacht Kfar Darom te ver
laten", bekent ze. „Maar ik besefte
op tijd dat de Arabieren ons niet al
leen hier niet willen, maar helemaal
nergens in Israël. Als ik toen was ver
trokken, dan was dat een vlucht ge
weest uit de werkelijkheid. Kijk naar
De oudste joodse nederzetting Kfar Darom staat momenteel volop in het
nieuws. Aan de andere kant van de muur wonen anderhalf miljoen Pales
tijnen. foto Ad Bloemendaal/GPD
de kinderen. Ze zijn hier gelukkig, ze_
doen het goed op school en ze zijn ge
zond. En in onze gemeenschap is er
geen misdaad, zoals in Tel Aviv."
Dat er binnen enkele dagen politie
op de stoep zal staan om het gezin af
te voeren, is in huize Cohen nog niet
helemaal ingezonken. „Ik hoop dat
ze niet komen", zegt Yamima tegen
beter weten in. „Ik denk niet aan ver
trekken, want dan word ik gek. Mijn
kinderen zullen hier opgroeien, daar
ben ik van overtuigd." Dan richt ze
haar pijlen op premier Sharon, de
aanstichter van alle ellende. „Hij
moet wel onder zware druk staan",
zegt ze. „Deze Sharon is niet de
Sharon die wij kennen. Onze solda
ten dienen zijn persoonlijke belan
gen. De meesten beseffen niet waar
om ze hun uniform dragen."
Wonderen
Het 'Museum van het Land Israël' in
Kfar Darom is ingericht in een paar
zalen van het dorpshuis. De rondlei
dingen die Asher Mivtsari er verzorgt
zijn doorgaans bestemd voor bezoe
kers die de nederzettingenonderne
ming een warm hart toedragen, zoals
leden van de nationaal-religieuze
jeugdbeweging Bnei Akiva. Of groe
pen evangelische christenen uit het
buitenland. Mensen die zich niet la
ten afschrikken door de niet onge
vaarlijke omstandigheden van het le
ven in de geïsoleerde nederzetting.
Een paar weken geleden nog schoten
Palestijnen een echtpaar uit Jeruza
lem dood, nauwelijks een kilometer
buiten de poort.
In de kleine afdeling die is gewijd
aan de Holocaust, hangt een stukgere-
ten foto van het getto van Warschau,
souvenir van een mortierbeschieting.
Vorig jaar kreeg het museum een vol
treffer te verwerken, waarbij echter
geen enkele dode was te betreuren.
Mivtsari noemt het 'een van de vele
wonderen van Gush Katif'. In de afge
lopen vijf jaar hebben de kolonisten
naar eigen tellingen zesduizend raket
ten en granaten op hun dak gekregen
en toch zijn daarbij maar acht doden
gevallen. Als dat geen wonder is... In
totaal zijn sinds 1967 honderdvijftig
Israëlische Soldaten en burgers bij ge
weld in de Gazastrook om het leven
gekomen.
Het Museum van het Land Israël is
niet zomaar een kabinet van oudhe
den. Aan de hand van kaarten, foto's,
en teksten prent het bezoekers in dat
de Gazastrook sinds onheuglijke tij
den bewoond is geweest door joden.
Hier in Kfar Darom staat ook het 'To-
ra en Land Instituut', waar tora-ge-
leerden zich verdiepen in de studie
van de verbintenis tussen het joodse
volk en zijn Land. Voor vrome kolo
nisten is wonen in de Gazastrook es
heilige daad en dat verklaart waar
om het verzet tegen de ontruiming
juist in Kfar Darom zo koppig wore!
gevoerd. „We zijn hier op een misse
van God", zegt een vrouw in een van
de films clie in het museum worden
gedraaid.
Terrorisme
De inwoners van Kfar Darom voelen
zich zonder uitzondering slachtoff®
van Sharons plan Israël los temaken
van de Palestijnen. De andere kant
van het verhaal begint pal achtende
muur die de nederzetting omgeeft
Daar wonen de anderhalf miljoen Pa
lestijnse slachtoffers van de Israëli
sche bezetting. Maar in deze emotio
nele tijden valt het de inwoners van
Kfar Darom nauwelijks kwalijk tent-
men dat ze alleen oog hebben voor
hun eigen belangen, die naar hun
idee parallel lopen aan die van hel ra
le joodse volk. Wat Sharon wil is
geen 'losmaking' zegt Asher Mivtsa
ri.
„Zijn plan is een vlucht, middenin on
ze strijd tegen het terrorisme. Het is
uitdrijving. Jarenlang heeft de rege
ring ons gesteund en nu ontworstelen
ze zich aan ons. Dat is een verschrik
kelijke fout, niet alleen voor de joden
hier in Gush Katif, maar voor de toe
komst van heel Israël. Hier in Kfar
Darom hebben we er nooit aan ge
twijfeld dat de Arabieren hun oorlog
niet voeren tegen ons alleen, maar te
gen heel Israël. Daarom hebben wij
volgehouden, ondanks de vele slacht
offers."
Ad Bloemendaa