Losbollige docent kan
de ernst niet dragen
PZC
Gerust zolang
gerustheid duurt
De omwentelaar
woensdag 3 augustus 2005
e titel Meester
schap associeer je
niet meteen met
een roman over een leraar
aan een middelbare school.
Je denkt eerder aan de vol
maakte beheersing van een of
andere kunst of aan het vak
manschap dat in de volks
mond identiek is met meester
schap.
Harmen Wind
Dat Harmen Wind, zelf werk
zaam in de onderwijswe
reld, zijn tweede roman zo heeft
genoemd, moet wel duiden op
ironie. Erik Huldiger waant
zich in zijn hoedanigheid van do
cent Nederlands een bekwame
leermeester, maar wij weten be
ter nu de auteur zijn hoofdper
soon te kijk zet als iemand zon
der greintje verantwoordelijk
heidsgevoel, een libertijn die
zijn jacht op erotisch genot om
wikkelt met hooggestemde idee
ën en pasklare filosofietjes.
Vrijgezel Huldiger ziet geen en
kel bezwaar in het onderhouden
van seksuele betrekkingen met
vrouwelijke leerlingen.
Op het moment dat we met hem
kennismaken, heeft hij maar
liefst drie minderjarige minna
ressen aan zijn zegekar gebon
den. Alle drie zijn ze er heilig
van overtuigd dat ze de enige
zijn en onze Don Juan laat dat
ook graag zo. Verdeel en heers,
is zijn devies.
Dat kan niet goed gaan. Vanuit
de hierboven geschetste situatie
stevent de intrige regelrecht af
op een catastrofe. Een vriendin
netje gooit uit nijd en frustratie
Huldigers reputatie te grabbel,
het tweede vriendinnetje be
schuldigt hem van ongewenste
intimiteiten en het derde
springt voor de trein. Dat komt
ervan als je niet bij machte bent
drie ballen tegelijk in de lucht
te houden, lijkt Harmen Wind te
willen zeggen. En hij geeft voor
dat onvermogen ook een verkla
ring. Die ligt, hoe zou het ook
anders kunnen, besloten in
Eriks jeugdjaren waarover we
in een reeks uitvoerige flash
backs worden bijgepraat.
Het merkwaardige aan het psy
chologisch signalement dat
Wind schetst, is dat het beter
past bij iemand die stamt uit de
eerste jaren na de Tweede We
reldoorlog dan bij een kind van
de sixties. Het klimaat waarin
Erik groot wordt, draagt in alles
het stempel van de jaren vijftig,
tijdperk van geestelijke bekrom
penheid, materiële zuinig
heid-met-vlijt en daarnaast de
mogelijkheid dat wie voor een
dubbeltje geboren werd zich
toch nog kon opwerken tot een
kwartje. Dankzij een universitai
re studie, in Amsterdam nog
p
Harmen Wind
foto L.J. Bergwerff
wel, lijkt Erik boven de beper
kingen van zijn kleinburgerlijke
milieu uit te stijgen. Maar bij
het beklimmen van de maat
schappelijke ladder blijft hij hal
verwege steken. Deze geboren
en getogen provinciaal keert ter-
wille van de beroepsuitoefening
terug naar de provincie, waar
hij de spreekwoordelijke koning
in het land der blinden mag
zijn. Die status stijgt hem lelijk
naar het hoofd.
In overeenstemming met de na
drukkelijke symboliek waarvan
Meesterschap bol staat, manifes
teren de ruisjes en gruisjes van
Eriks persoonlijkheidsstructuur
zich in zijn geringe lichaams
lengte, die hem onder leerlingen
de bijnaam 'de Kleine' bezorgt
en hem letterlijk op zijn tenen
laat lopen.
Huldiger is noodgedwongen op
zoek naar compensatie, zoveel is
duidelijk. Hij meent die te kun
nen bereiken door van zijn niet
al te boeiende leven een spel te
maken. De rolmodellen die hij
daartoe kiest, zijn achttien-
deeeuws. Voor een deel komen
ze uit de commedia dell'arte: Ar-
lecchino, de charmante, lenige
oplichter, en diens opponent
Pierrot, de
mysterieuze melancholicus.
Overmoed
Door op te gaan in een zelf gere
gisseerd theaterstuk hoopt Erik
onbereikbaar en onkwetsbaar te
worden. In zijn overmoed meent
hij zelfs dat het meesterschap in
het- doen-alsof zijn daden recht
vaardigt. 'De feiten die ik be
drijf en verzwijg, tasten mijn be
trouwbaarheid niet aan. Hët
zijn ingrediënten voor een hoge
re waarheid in mijn leven. Ze
vormen, als gescheiden stelsels,
een kosmos. Het is een hoog spel
dat ik met wijsheid speel. Ik re
geer over mijn eigen universum.
Ik, Erik Huldiger, de held in een
waarachtig drama.' In die trant
sprak eerder Valmont, de ver
maarde verleider uit de even
eens 18de-eeuwse roman Ge
vaarlijke verhoudingen van Cho-
derlos de Laclos, Valmont die
nooit slachtoffer van zijn emo
ties werd, tot het moment dat
hij op een van zijn voornaamste
slachtoffers verliefd raakte. Zo
ook Erik. Diens regie wordt
broddelwerk als hij een vierde
vrouw in het vizier krijgt en als
een overrijpe peer voor haar
valt. Met die val stort zijn kos
mos met denderend geraas in.
Zo samengevat lijkt Meester
schap op een existentiële trage
die van schier onmetelijke pro
porties.
De gedragen bewoordingen
waarin de hoofdpersoon zich
zelf mag karakteriseren, de tallo
ze toespelingen op klassieken
uit wereldliteratuur en popmu
ziek en niet te vergeten de
schoolmeesterachtige wijsneu
zigheden ondersteunen die pre
tenties. Ook nu we er toe wor
den gemaand om Erik niet op
zijn woord te geloven, maar
hem in zijn voorgewende waar
achtigheid te ontmaskeren als
een hypocriet, neemt Wind zijn
hoofdpersoon uitermate serieus.
Helaas bezit meester Huldiger
te weinig soortelijk gewicht om
al die ernst te kunnen dragen.
De held en zijn geschiedenis be
zwijken aan iets dat geen drama
mag heten, maar eerder de
naam van een melodramatische
soap verdient. Iets dat zich leent
voor het etiket 'Verborgen zon
des ten plattelande' en dat vorm
gegeven in een stijl die verre
van luchtig is en derhalve de
zompige moerasbodem nergens
ontstijgt.
Jaap Goedegebuure
Harmen Wind: Meesterschap. Uitge
verij De Arbeiderspers, 336 pag,
18,95.
Lomp aan een ketting waarvan elke schakel
de nul de leegte is van een idee dat hij niet heeft
de o van onmacht eerst en rot en poepgat later
want uiteraard o dient gevuld met iets ontleend aan
iets, zot aan die ketting van gebreken wankelt
de vuige de vacht van jeuk en vochtige sporen
van drank en neuken tenminste de hoop op -
met bloedgeile wijven - vergeven en vuilspuit
poëzie moet van dattum op straffe van slaag
en neemt er nog eentje, herhaalt zich. Zo moet het.
Hij is er altijd, hij is de eerste de beste
verlopen voorlopige opvoedkundige hufter
met zijn mansbakje rammelend snakkend naar aan
dacht
jij bent niets zijn riedel uit hoop u op alles.
Ester Jansma (geb.1958)
bc
Ai
dc
Ui
.19
Alsof de vlammen uit een
brandblusapparaat slaan.
Een strijdlustig gedicht door de
vredelievendste dichteres van
het land. Harde woorden uit de
mond van de zachtaardige. De
wraak van Esther Jansma.
Wraak op wie? Wie beant
woordt aan het signalement dat
wordt gegeven in 'De omwente
laar', afkomstig pit haar pas ver
schenen bundel Alles is nieuw
Als zij al vecht is het tegen ab
stracte machten, maar de 'verlo
pen voorlopig opvoedkundige
hufter' heeft de trekken van een
concrete persoon. Het gedicht
lijkt mij te slaan op Ilja Leonard
Pfeijffer, zo alom tegenwoordig
in onze letteren.
Zoals bij elke polemiek wordt
een onrechtvaardig vonnis ge
veld. Maar zij heeft zich bele
digd gevoeld. Pfeijffer is onge
twijfeld een man van 'Zo moet
het'. En zoals Esther Jansma
dicht, zo moet het volgens hem
juist niet. Zo behoedzaam en be-*
dachtzaam, als een eekhoorntje
dat over een bladerentapijt trip
pelt. Het grappige is dat ze in
haar woede precies doet wat de
vijand van haar vraagt, olifant
stampt op staal. Uitgerekend dit
anti-Pfeijffer gedicht is een ge
dicht zoals Pfeijffer het graag
ziet, een gedicht zonder mitsen
en maren, een onvoorzichtig ge
dicht.
Met z'n felle kleuren valt het op
in dit oeuvre van honderd tinten
grijs. Je kunt Esther Jansma
prijzen om haar genuanceerd
heid en integriteit. Voor een le
venswijsheid ben je bij haar aan
het juiste adres. Ook in dit boek
vind je uitspraken om in te lijs
ten. 'De kern van beschaving/ is
niet morsen maar schenken',
zegt ze ergens. Steeds de contro
le behouden, je altijd beheersen.
Zo nobel leeft ze, zo nobel
schrijft ze. Zoveel doorstaan^
zich toch nooit laten gaan. P
heeft reden trots te zijn en zei
ook trots: 'het grootste watil
deed in mijn leven tot dusver. ve.
was niet schreeuwen maard?nc
zwaaien, dagdag naar alles/ï ee
verdween en begon, doden, fö ve
deren, alles'.
Niet schreeuwen, nooit schrei P
te
[zi;
afc
Esther Jansma
kr
m;
••-*aJdi
kc
wen, en dan ineens deze
schreeuw. Misschien toch om jn
dat ze beseft dat de kritiek nt Wt
ongegrond is. Wanneer je haa
werk overziet, blijkt dat gedi
°F
meer de overhand krijgt opè
ten steeds vaker gedachten w
den, dat de theorie meer en
or
poëzie. Welke lezer wordt me nj
ongeduldig van wendingen ai ge
'de thermodynamica stelt/ da
chaos de regel is'?
De dichteres lijdt aan wat ik: m
schoenstriksyndroom noem/
lang je niet nadenkt, lukt hei jj€
strikken moeiteloos. Ga je jei y(
op bezinnen, dan raak je hop rjj
loos in de knoop. Esther Jans- g
ma, het blijft boeiend hoe ziji
veert, hoe zij weet te leven to
sen de doden, hoe zij haar dei ve
nen bezweert met een bij Hat-y,(
Warren afgekeken paradox:'! va
rust zolang gerustheid duurt'. ee
Woorden om te blussen, blus- ve
sen, blussen. Maar waar is ta vo
de brand? m;
de
Mario Mole?i
ge
Esther Jansma: Alles is nieuw,
dichten - 5.8 pag, 14,95 - De Ai
derspers, Amsterdam-Antwerp®
do
Rudy Kousbroek
f Gc
Tijdmachine tit
tri
lui
he
•tig
me
scl
als
pr
tre
Ve
r bestaat geen foto zonder myste-
rie, de kunst is alleen maar om
het bloot te leggen. Het zoeken is
naar het mysterie van deze foto:
een goede gelegenheid om alles wat er op staat
heel nauwkeurig, detail voor detail, te bestude
ren. Wat is er op dit tafereel te zien: is het een
hal, een gang, of een portaal? Op het eerste ge
zicht is er iets te zeggen voor alle drie.
De foto is genomen in Frankrijk, ongeveer hon
derd jaar geleden, in 1904. Om de vraag te kun
nen beantwoorden is in de eerste plaats nodig
om te weten hoe in die tijd een traditioneel
Frans flatgebouw in elkaar zat. Dit beeld zou
de hal of het trapportaal kunnen zijn, toegang
gevend tot meerdere appartementen: één
links, één rechts, één recht vooruit. Wat de fo
to toont is dan wat je ziet als je bovenaan de
trap staat of uit de lift stapt.
Je staat dan dus buiten het appartement, voor
de deur. Maar het zou ook binnen kunnen
zijn, de gang binnenin een groot luxueus
apppartement in dat geval. Wat het eerst op
valt is de fraaie betimmering, lambris in het
Frans (afgeleid van vulgair Latijn lambrus-
cum, Ital. lambrus co. Het werkwoord waar
mee het aanbrengen van zo'n betimmering
wordt aangeduid is lambrisser, dat is waar
ons woord 'lambrizering' vandaan komt. Een
lambrizering kon van marmer of van hout
zijn, en reiken tot het plafond lambris de hau
teur) of tot halve hoogte lambris d'appuï).
Een houten lambrizering bestond uit panelen
van hout, gevat in lijstwerk; je had ook faux
lambris, onechte lambrizeringen, bestaande
uit niet meer dan op de muur gespijkerde lat
jes, het geheel bedekt met houtkleurige verf.
Het met verf imiteren van hout, meest eiken
hout, (faux bois, had in Frankrijk een hoge
graad van perfectie bereikt.
Maar hier is het zo te zien allemaal echt. Wat
de foto toont is duidelijk een 'lambris de hau
teur', zoals je aan zou kunnen treffen in de hal
of het portaal van een duur en luxueus ge
bouw; wat daar ook op wijst is de smeedijze
ren lamp, meer een hallamp dan een gang
lamp zou je zeggen, maar toch heeft het geheel
minder van een hal dan van een bewoonde
ruimte.
Buiten of binnen? Ik zou dus zeggen het laat
ste. Wat daarvoor pleit is dat een nauwkeuri
ge beschouwing onthult dat er tochtstrippen
zitten op de deuren recht vooruit (onderaan),
en ook een deurkruk en een spagnolet, en ver
der dat er op een van de panelen links een kap-
stokhaak te zien is.
Aan de andere kant, wat daar weer tegen pleit
is de vloerbedekking. Het patroon is bedoeld
op een tapijt te lijken, maar het zou ook lino
leum kunnen zijn.
Maar een zorgvuldig onderzoek suggereert
nog een derde mogelijkheid: tegels. Een tegel
vloer. Er is nog meer dat in die richting wijst:
de aanwezigheid, links, van een deurmat; en
in het midden van de vloer is een donker voor
werp zichtbaar, dat een geometrisch heel
nauwkeurig neergelegde actentas zou kunnen
zijn, maar meer nog op een gietijzeren rooster
lijkt. Dat is niet goed te rijmen met een tapijt,
het roept associaties op met dweilen, en dus
met tegels. In dat geval zijn de dubbele deuren
recht vooruit dus niet deuren die toegang ge
ven tot een appartement, het zijn buitendeu
ren, toegang gevend tot de straat of, waar
schijnlijker, tot een cour, een binnenplaats.
En de betimmering krijgt dan ook een andere
functie: zijn het misschien tegelijk ook kas
ten? Dat leidt tot nieuwe hypotheses omtrent
de functie van de afgebeelde ruimte - het zou
de practijk.van een huisarts kunnen zijn, met
wacht- en behandelkamers links en rechts -
maar waarschijnlijker nog de étude van een
notaris; een notaris-, advocaten-, deurwaar
ders- of procureurskantoor.
Zo hebben we nu alle details van deze foto
nauwkeurig bestudeerd; verder is er niets op
de foto te zien, we hebben alles gehad, er valt
niet meer over te zeggen; of heb ik toch nog
iets over het hoofd gezien?
Ja, waarachtig, een klein detail weliswaar: de
aard van de lantaarn. Die werkt niet op gas, er
is geen gasleiding, en niet op electriciteit: ook
met een vergrootglas is geen snoer of kabel te
zien: alleen maar een ketting en twee S-haken
waar de lantaarn aan hangt. Watvoor licht
bron zat er dan in? Kaarsen? Een olielamp? En
zouden die verantwoordelijk kunnen zijn voor
dat helder verlichte plafond? Ziedaar het mys
terie van deze foto.
Maar toch is het of dit beeld nog iets verbergt;
het is een momentopname in de geschiedenis
van een portaal, een decor dat zich uitstrekt
in de tijd. Alleen een tijdmachine kan zicht
baar maken wat daar is gebeurd.
'be'
do
Ru
tel
Al'
thi
bo'
Foto Musée national des techniques, Parijs 1904