Pop vond ik helemaal niks
PZC
Alsof woorden in de lucht worden gebeiteld
J CHI V ctn D eers Plotseling zijn wé in
woensdag 27 juli 2005
TTTr^TT'lMT TTT^" was ik te beschroomd om
-I_J A. vJT r J IN 1 1 -LtJ X\. aan te bellen aan de dienstu
gang van het Museum voor
Schone Kunsten te Antwerpen. Kon dat wel: zomaar een beroep
doen op medewerkers om in de depots van het Museum de schilde
rijen van de vergeten schilder Jan van Beers te bekijken. Alleen
maar omdat het portret van de componist Peter Benoit me had ge
troffen, of eigenlijk omdat ik zijn vader de dichter Jan van Beers
een beetje kende? Plet was wat.
De beveiligingsman wist wat hij doen moest. Identificatie, legitima
tie, een toegangspas en wachten tot de aangekondigde Veerle van
het depot zou verschijnen. Dat duurde niet lang. Ze had een lijst
van werken van de schilder bij zich met fotokopieën. De tocht door
het labyrint ving aan. Een gang, een trap, rechts, corridors, links,
een lift, weer een trap, een beveiligde deur, een gang, een trap en
dan of veel later of eerder weer een zware deur. Op zeker moment
staan we tussen onafzienbare rekken met schilderijen. Hier moet er
ergens één hangen. De rekken worden verschoven en dan staan we
voor het portret van Benoit. De schilderijen zijn uit de zaal wegge
haald wegens mogelijke lekkage. Naast het inmiddels bekende doek
hangt een ander van Jan van Beers: een nog verstilder portret, van
Henri Rochefort. Dat moet ik, geobsedeerd door dat van Benoit, de
vorige keer over het hoofd gezien hebben. Hoe is het mogelijk?
Wederom gangen, trappen, liften, deuren, rekken: hoe komen we
hier uit? En dan weer een Van Beers, nummer zoveel, het sublieme
vrouw in het wit'. Zo blijft het gaan, tot we er zeven, acht, negen
misschien of tien hebben gevonden. Onder andere het bizarre doek
van een oude harpspeelster, 'de gevallen ster'. Als gewone bezoeker
heb je geen idee wat
zich in kelders en ach-
Tter de zalen bevindt.
een zaal met borstbeel
den van dode Vlamin
gen. In marmer gehou
wen, voor eeuwig onbewogen. Nu moeten we zijn befaamde schilde
rij nog vinden waarop Karei V als kind sta'at. Het hangt bijkans
tien meter hoog. Romantiek is mooi, maar soms krijg je er een zere
nek van.
Na de begeleide speurtocht geeft de bibliotheek rust. Mijn komst
wordt verwacht, de spullen worden gehaald. Ik lees.
Jan van Beers, in 1852 in Lier geboren. Na een Antwerps academie
leven in hippiestijl - het staat er werkelijk - was hij hals over kop
naar Parijs gegaan, 'belast met een sentimenteel avontuur'. Daar
gaat hij eerst werken op het atelier van die andere Vlaamse klassie
ke romanticus, Alfred Stevens. Van Beers vestigt zich in de Impasse
Hélène. Hij kiest niet voor de armoede. 'Schilderen?', zo zal hij ver
klaren, 'het is al goed en wel, maar het brengt geen zaad in het bak
je'. Hij hangt op de salons, krijgt een naam onder de mondaine poi
tretschilders. Zelfs Sarah Bernhardt mag hij uitbeelden.
Hij kan er goed van leven, maar mist kennelijk het contact met de
modernen. Vincent van Gogh kende hem. In een brief aan Theo zegl
Vincent: 'Ik heb verscheiden photo's naar Jan van Beers gezien, som
mige dingen van hem zijn toch met veel karakter gedaan, maai ik
verbeeld me dat iemand als b.v. Manet zeer veel meer schilder is
dan v. Beers, en het mooier, artistieker doet.'
Van Beers ken ik nog niet, zijn leven hult zich in nevels. Voor van
daag is het echter genoeg. Op een terras niet ver van de kathedraal
zie ik nog steeds rekken met schilderijen. Zoveel, aan het oog ont
trokken, en zoveel vergetenen. Ik rommel wat in de fotokopieën.
Voor de kathedraal speelt een zigeunerorkestje. Plotseling begint
over het plein een vrouw Schuberts Ave Maria te zingen. Ach, nee,
ach: de hele stad houdt de adem in.
Lo van Driel
ij heeft zijn tweede
bluesplaat ge
maakt, met een
zwarte Amerikaanse ritme
sectie. Daarnaast is hij ook
nog steeds de voorman van
Skik. Volgend januari gaat
hij in de theaters met een pro
gramma waarin hij verhalen
vertelt en zingt: Daniël Lo
hues, de man die bewees dat
blues ook uit het Drentse Eri
ca kan komen
Liedjesschrijven is een am
bacht, zegt Daniël Lohues
(1971). Zoals de één lekker kan
koken en een ander een handige
loodgieter is, zo kan hij liedjes-
schrijven. Op een Kinderen voor
Kinderen-cd staat een liedje
van hem, Guus Meeuwis heeft
wat van 'm opgenomen, Mathil-
de Santing ook. „Freek de Jonge
had een tekst waar nog muziek
bij moest komen. Hij vroeg of ik
die wilde maken. Hij is nogal
gek op harmonium en ik speel
orgel. Ik heb iets gemaakt, en
dat zag ik later op een cd van
Freek staan. Dat zijn leuke din
gen. Ik ben ook een keer ge
vraagd voor een modem sinter
klaaslied. Toen heb ik een soort
sinterklaasgospel gemaakt. Die
heeft Jochem van Gelder nog op
een dvd staan."
Hij kreeg veel reacties op 'Zo
lang de liefde maar blijft win
nen', dat op de laatste cd van
Paul de Leeuw staat. Hetzelfde
liedje zit ook in het theaterpro
gramma van Jenny Arean. En
Lohues is stellig van plan het
ook zelf te gaan zingen. „Ik ben
een keer gevraagd om samen
met Maarten van Roozendaal
een avond bij Jenny Arean te
gaan zitten om over muziek te
praten. Na die avond schreef ik
een liedje waarvan ik zeker wis.t
dat Jenny het nooit zou zingen.
Country jodel in mineur. Daar
moest echt in worden gejodeld.
Dat vindt ze niks, wist ik zeker.
Maar niet lang daarna belde ze
me. Er klonk gejodel aan de an
dere kant van de lijn. Ze vond
het een geweldig lied en ze wil
de veel meer liedjes van me heb
ben."
Liedjesschrijven mag dan een
ambacht zijn enige scholing op
dat punt heeft hij niet. „Ik zal
het je sterker vertellen: ik heb
me nooit beziggehouden met tek
sten. Bij Skik moest gewoon ge
zongen worden. Dat deed ik.
Maar ik was niet bezig een bood
schap over te brengen.Ik las in
recensies wel dat mensen mijn
teksten interessant vonden. En
toen begon ik er steeds meer lief
hebberij in te krijgen. Een song
'is een mooie vorm. Je moet het
in een paar regels vertellen. En
voor mij is het de kick om de zin
nen korter te krijgen en de bood
schap groter."
Bach
Hij mag dan nu als liedjesschrij
ver met zijn band Skik en met
zijn Louisiana BluesClub het
Drentse Erica op de kaart heb
ben gezet, als kind hield hij zich
alleen met klassieke muziek be
zig. „Popmuziek vond ik hele
maal niks. Ik heb een broer die
twee jaar ouder is. Hij had pla
ten van The Police. Daar was hij
helemaal weg van. Maar ik vond
er helemaal niets aan. Lelijke
muziek, een hoop gedoe. De hele
pop vond ik niks. Ik zat in de
klassieke muziek. Ik speelde or
gel in de katholieke kerk van
Erica. Ik speelde Bach, ik had
een boek met zeventiende- en
achttiende eeuwse orgelmuziek.
Daar studeerde ik uit. Ik dacht
er zelfs over om pater te wor
den. Kon ik de hele dag lekker
orgel spelen." Dat pater wor
den, kwam er niet van. „De hor
monen kwamen ertussen. Toen
ik de meisjes ontdekte, dacht ik:
'Wacht even, ik moet het toch
anders gaan doen'."
Het was zijn oudere neef Marco
Geerdink die hem oude platen
van Elvis Presley liet horen en
van The Rolling Stones en toen
was het gebeurd met de klassie
ke ambities. 'You're nothing
but a hounddog' van Elvis - het
was meteen helemaal mis. Ge
weldig. Ik wilde een gitaar,
maar dat mocht niet van mijn
ouders. Toen ging ik zelf een
beetje klooien met een stok en
een blikje waar ik een ijzer-
draad over had gespannen.
Daar bewoog ik een batterij
overheen. Grappig, jaren later
kwam ik in het bluesmuseum in
Clarkdale in Amerika en daar
stond zo'n ding als ik ooit had
gemaakt. Zonder dat ik het ooit
had gezien, had ik zelf zoiets uit
gevonden."
Scheuren
Op 5 december 1984 kreeg hij
zijn gitaar. „Toen was het hek
van de dam. Het was een Spaan
se gitaar met nylon snaren. De
grepen, kende ik al. Want ik had
al een plankje gemaakt met zes
strepen, die de snaren moesten
voorstellen. Ik hing er micro-
Daniël Lohues
foontjes in, en dan sloot ik 'm
aan op de radio. En dan maar
scheuren. Ik vond de Rolling
Stones fantastisch. Niet de Sto
nes van toen, daar vond ik niet
veel aan. Nee het ging mij om de
Stones van 1966 tot 1974. Lel it
Bleed, Sticky Fingers. Dat was
sowieso mijn favoriete periode
uit de popmuziek. Al die muziek
van rond mijn geboortejaar vind
ik te gek. Eric Clapton, Jimi
Hendrix, Bob Dylan, Neil
Young. Later heb ik The Beatles
ontdekt. In de periode van 1992
tot vier jaar geleden heb ik alles
van The Beatles en de Beach
Boys zwaar bestudeerd. Tot aan
de opnametechniek aan toe.
Waar de knipjes zitten."
Dezelfde neef die hem aan Elvis
had geholpen trad later toe als
gitarist bij Skik. Met hem reisde
Lohues in 2003 naar Louisiana
om daar met lokale bluesmuzi
kanten de cd Ja Boeh op te ne
men. „Ik was voor Radio Drente
al eens in Amerika geweest voor
een programma over blues. Ik
had toen veel plaatsen bezocht
aan de Mississippi en liep toen
al met het idee om daar een
bluesplaat te gaan opnemen. Ik
ben in Chicago geweest, maar
dat vond ik een te grote stad.
New Orleans kwam wat dichter
Daniël Lohues: „Gewoon: aftellen en spelen." foto Pias/GPD
in de buurt. Ik had al van een he
leboel mensen gehoord dat ik
naar de studio van Johnny Pa-
lazzotto moest gaan. Daar ben
ik geweest. Het zag er net zo uit
als in de SUN-studio's waar El-
vis zijn belangrijkste opnamen
heeft gemaakt. Johnny had een
adresboek vol namen van muzi
kanten. Hij heeft geadviseerd
wie we moesten bellen. In elk ge
val de gebroeders Neal op bas
en drums: Noel en Gralin. We
konden elkaar letterlijk niet ver
staan. Zij verstonden ons Engels
niet en wij verstonden hun ac
cent niet. Maar we zijn niet
eerst gaan eten of praten. Ge
woon, aftellen en spelen. Ze von
den het wel eigenaardig dat we
helemaal uit Holland kwamen
om daar de blues te halen. Ieder
een vond dat. We waren er nog
maar net of de televisie stond op
de stoep. Moest ik daar op tv
een stukje zingen. Een regionaal
televisiestation, maar wel met
een negen miljoen kijkers."
Voor een tournee waarbij ze ook
op North Sea Jazz stonden,
werd de hele band overgevlogen
naar ons land. Al moest de key
boardspeler snel terug omdat
hij de fabriek weer in moest en
vertrok bassist Noel Neal al
spoedig met heimwee-verschijn
selen. De tpur werd afgemaakt
met bassist Keith Keys, een
Amerikaan die in Nederland
woont en Rob van Donselaar op
toetsen. Met deze mannen werd
een tweede Louisiana
BluesClub cd opgenomen: Grip.
Timing
De Louisiana BluesClub heeft
een zwarte bassist en een zwar
te drummer. Essentieel, zegt Lo
hues. „Zwarte Amerikanen heb
ben een betere timing. Ze heb
ben me honderdduizend keer ge
vraagd of ik zo'n plaat ook met
Nederlandse muzikanten had
kunnen maken. En dan zeg ik:
'Nee, deze plaat niet.' Er zijn in
Europa wel een miljoen drum
mers die deze stijl kunnen spe
len. Maar iemand als Gralin
komt uit New Orleans. Die heeft
het jarenlang op stx*aat ge
speeld. Die kan het van huis uit,
het is zijn cultuur, het is niet
aangeleerd."
Rest de vraag of Lohues zelf
niet te blank is voor Zwarte Mu
ziek. „De soul die een gemiddel
de zwarte Amerikaan uit het zui
den heeft, heb ik niet. Dat is
makkelijk zat. Maar de band
heeft het wel. Ik probeer niet te
zingen als een neger. Dat is geen
haalbare kaart. Maar er zijn zat
voorbeelden van blanken die
zwart klinken: Dr. John, Joe
Cocker, Eric Clapton, zelfs Mick
Jagger. Ik wil me absoluut niet
vergelijken met deze mensen,
maar het betekent dat er moge
lijkheden zijn. En daarbij komt
dat het Drents dialect goed
klinkt in blues. En het is natuur
lijk wel plattelandsmuziek."
Ton Ouwehand
rijdens de Poëziezomer in het Belgische
Watou ontmoeten gedichten en beelden
kunst elkaar in boerenschuren, oude stal-
snen vervallen schuurtjes. Een confronta-
iedie tot mooie associaties, kruisbestuivin
gen ontdekkingen leidt.
let dorp Watou is niet meer dan een spel
denprik op de Belgische kaart, 's Winters is
et er doodstil, maar in de zomer brengen
:!n minste 20.000 mensen een bezoek aan
it dorpje dat vlakbij de Franse grens ligt.
•e reden: de inmiddels vermaarde Poëziezo-
f van Watou, een evenement dat dit jaar
ijn 25ste editie beleeft. En nog steeds staat
ffl het artistieke roer Gwy Mandelinck,
ie samen met zijn vrouw Agnes telkens
'eer even gepassioneerd is om dit evene
ent, waar poëzie en beeldende kunst el-
sar ontmoeten, te organiseren. Mande-
®k: „Ik heb hier ooit een huis gekocht om
'rust te vinden om te schrijven. Ik heb de
ültegezocht, maar de wereld ontdekt."
'a poëziezomer speelt zich door het hele
®rp af: in oude gebouwen, in boerenschu-
B, in kleinere schuurtjes, in de kerk en op
si kerkhof. Mandelinck laat hier al een
"art eeuw poëzie een confrontatie aan
ban met internationale beeldende kunst,
's relatie die het woord hier zoekt met het
said (of andersom), is vaak associatief van
ld. Gesproken woorden komen je tege-
oet terwijl je een boerenschuur binnen-
fcndelt. Tegelijkertijd is er de confrontatie
si een kunstwerk. En bij de video's zijn
Richten te lezen, bevestigd aan de muur.
Berlinde de Bruyckere: J. L. 2005
Een belangrijke vernieuwing voor deze edi
tie is een prille ontsluiting van de Franse
poëzie voor de Nederlandstalige. Watou
2005 breekt dan ook met de strenge eenta
ligheid: werk van Franse en Nederlandse
dichters komt aan bod. Belangrijk voor Wa
tou is de gelaagdheid: „We brengen postmo
derne gedichten naast zeer toegankelijke.
Waarbij kwaliteit natuurlijk van groot be
lang is."
Pelgrimage
Het is even een rit naar dit Watou. Maar
Mandelinck benadrukt dat bezoekers uit al
le windstreken komen. De tocht naar Wa
tou, glimlacht hij, is een pelgrimage. Je
moet er wel wat voor over hebben, maar
wie deze zoete boetetocht heeft afgelegd,
krijgt dan ook het paradijs. In vele opzich
ten. Is het niet omdat het landschap prachti
ge vergezichten oplevert, van glooiende heu
vels en wuivend graan met ver, heel ver
weg de horizon, dan is het wel vanwege de
geslaagde ontmoeting tussen het woord en
het beeld.
Mandelinck heeft zich altijd op het terrein
van de beeldende kunst laten bijstaan door
grootheden, zo werkte hij zeven jaar met
Jan Hoet, oud-directeur van het Gentse Ste
delijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK)
en nu directeur van het door Frank Gehry
ontworpen Marta Museum in het Duitse
Herford.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat werk
van kunstenaars van naam altijd onderdeel
was van het beeldende kunst programma,
variërend van Panamarenko en Jan Fabre
tot Beuys. En ook in 2005 is opnieuw werk
te zien van bekende kunstenaars, zoals Gil
bert George, atelier Van Lieshout, Mark
Manders, Maria Roossen, Annette Messa-
ger, Hans Op de Beeck, Berlinde de Bruy
ckere. Het is slechts een greep uit het totaal
van dertig vermaarde kunstenaars, dit keer
geselecteerd door Lieven Declerck en Cis
Bierinckx.
Watou ligt in een gebied waar tijdens de
Eerste Wereldoorlog een felle frontstrijd ve
le verwoestingen aanlichtte. Op de weg er
naar toe, passeer je dan ook talloze begraaf
plaatsen met rijen witte kruizen van de ge
sneuvelde soldaten of kerkhoven waar ver
schillende nationaliteiten begraven liggen.
Mandelinck: „De dood zit hier met tiendui
zenden in de grond."
Het zal dan ook niet geheel toevallig zijn
dat de dood een rol speelt in deze Wa-
tou-editie. Soms letterlijk terugkerend in
de gedichten, dan weer op associatieve wij
ze, zoals het in elkaar gedoken naakte,
hoog gezeten beeld van Berlinde de Bruy
ckere in een schuurtje op het terrein van
het Douviehuis, gelegen aan het centrale
plein in Watou.
De dood is een zwaar thema, dat toch niet
altijd even donker naar voren komt. Gedich
ten bevinden zich bijvoorbeeld op stenen
die direct een associatie met een grafsteen
oproepen. Mooi is dat het licht onder de
zwarte glasplaat langzaam aan en uit gaat,
waardoor gedachten richting vluchtigheid
en vergankelijkheid gaan - zo zie je nog
woorden, zo zijn ze weer weg. Heel subtiel.
Eveneens subtiel zijn de gesproken gedich
ten in de buitenlucht, waardoor de indruk
ontstaat alsof woorden in de lucht worden
gebeiteld. Zoals bij de Douviehoeve waar
het gedicht 'De grote trek' van Hagar Pee-
ters zich langzaam maar zeker als vaste
vorm vastzet in de buitenlucht. Het loont
dan ook om in Watou de tijd te nemen voor
de gedichten en een gedicht enkele keren te
beluisteren. Het komt het gevoel alleen
maar ten goede.
Indrukwekkend is de film die Laura Wad-
dington maakte over vluchtelingen die ille
gaal Engeland trachten binnen te komen
Poëziezomer
in Watou
via Calais, te zien in een oude stal waar de
wind tegen de ramen beukt. Het is een
werk veelal zonder geluid, maar met een
voice-over van de kunstenares die vertelt
wat zij heeft meegemaakt gedurende de pe
riode die zij met de vluchtelingen in dat ge
bied doorbracht.
De beelden heeft ze vertraagd, waardoor de
bewegingen van de zwarte schimmen in de
nacht transformeren tot een soort macabe
re dans. De toeschouwer raakt in een tran
ce en wordt hieruit wakker geschud wan
neer de echte geluiden ineens zijn te horen
als politiemannen de vluchtelingen (afkom
stig uit Irak en Afghanistan) proberen op te
pakken: geschreeuw, geluiden van vallende
lichamen, protest. Ijzingwekkend.
Even angstaanjagend is de zwarte carrou -
sel van Hans op de Beeck in de Douviehoe
ve, waar in de verduisterde ruimte de van
oorsprong vrolijke kermisattractie niets
dan weemoedige gedachten oproept. En
weer mooi melancholiek is het werk van An
nette Messager, die op de Biënnale van Ve
netië een Gouden Leeuw won. Zij toont een
werk in de vorm van een hart, dat is samen
gesteld uit talloze kleine fotootjes en ettelij
ke zwarte draden.
Te horen is het gedicht 'Het hart een spier'
van Marjoleine de Vos. De sfeer van het ge
dicht sluit vrijwel naadloos aan bij de zeg
gingskracht van het beeld.
En dat gebeurt zeer regelmatig bij deze edi
tie van Watou. Het is weinig zinvol alle ge
heimen, verrassingen, kruisbestuivin
gen,ontdekkingen of associaties hier prijs
te geven - kunst en poëzie laten zich tenslot
te zeer persoonlijk beleven. Het beste is dan
ook de pelgrimage naar het Belgische dorp
te ondernemen. De ervaring leert dat wie
Watou eenmaal heeft ontdekt, er telkens
weer naar blijft terugkeren.
Roos van Put
Poëziezomer in Watou, met werk van 40 dichters
en 30 beeldend kunstenaars.
www.poeziezomerswatou.be.
Elke dag open van 14-19 uur, op zon. en feestda
gen vanaf 11 uur. T/m 11 september.