Pop vond ik helemaal niks Alsof woorden in de lucht worden gebeiteld 25 EIGENLIJK J cin V ctn -D eers Plotseling zijn we in woensdag 27 juli 2005 ij heeft zijn tweede bluesplaat ge maakt, met een zwarte Amerikaanse ritme sectie. Daarnaast is hij ook nog steeds de voorman van Skik. Volgend januari gaat hij in de theaters met een pro gramma waarin hij verhalen vertelt en zingt: Daniël Lo hues, de man die bewees dat blues ook uit het Drentse Eri ca kan komen Liedjesschrijven is een am bacht, zegt Daniël Lohues (1971). Zoals de één lekker kan koken en een ander een handige loodgieter is, zo kan hij liedjes- schrijven. Op een Kinderen voor Kinderen-cd staat een liedje van hem, Guus Meeuwis heeft wat van 'm opgenomen, Mathil- de Santing ook. „Freek de Jonge had een tekst waar nog muziek bij moest komen. Hij vroeg of ik die wilde maken. Hij is nogal gek op harmonium en ik speel orgel. Ik heb iets gemaakt, en dat zag ik later op een cd van Freek staan. Dat zijn leuke din gen. Ik ben ook een keer ge vraagd voor een modern sinter klaaslied. Toen heb ik een soort sinterklaasgospel gemaakt. Die heeft Jochem van Gelder nog op eendvd staan." Hij kreeg veel reacties op 'Zo lang de liefde maar blijft win nen', dat op de laatste cd van Paul de Leeuw staat. Hetzelfde liedje zit ook in het theaterpro gramma van Jenny Arean. En Lohues is stellig van plan het ook zelf te gaan zingen. „Ik ben een keer gevraagd om samen met Maarten van Roozendaal een avond bij Jenny Arean te gaan zitten om over muziek te praten. Na die avond schreef ik een liedje waarvan ik zeker wist dat Jenny het nooit zou zingen. Country jodel in mineur. Daar moest echt in worden gejodeld. Dat vindt ze niks, wist ik zeker. Maar niet lang daarna beidé ze me. Er klonk gejodel aan de an dere kant van de lijn. Ze vond het een geweldig lied en ze wil de veel meer liedjes van me heb ben." Liedjesschrijven mag dan een ambacht zijn enige scholing op dat punt heeft hij niet. „Ik zal het je sterker vertellen: ik heb me nooit beziggehouden met tek sten. Bij Skik moest gewoon ge zongen worden. Dat- deed ik. Maar ik was niet bezig een bood schap over te brengen.Ik las in recensies wel dat mensen mijn teksten interessant vonden. En toen begon ik er steeds meer lief hebberij in te krijgen. Een song is een mooie vorm. Je moet het in een paar regels vertellen. En voor mij is het de kick om de zin nen korter te krijgen en de bood schap groter. Bach Hij mag dan nu als liedjesschrij ver met zijn band Skik en met zijn Louisiana BluesClub het Drentse Erica op de kaart heb ben gezet, als kind hield hij zich alleen met klassieke muziek be zig. „Popmuziek vond ik hele maal niks. Ik heb een broer die twee jaar ouder is. Hij had pla ten van The Police. Daar was hij helemaal weg van. Maar ik vond er helemaal niets aan. Lelijke muziek, een hoop gedoe. De hele pop vond ik niks. Ik zat in de klassieke muziek; Ik speelde or gel in de katholieke kerk van Erica. Ik speelde Bach, ik had een boek met zeventiende- en achttiende eeuwse orgelmuziek. Daar studeerde ik uit. Ik dacht er zelfs over om pater te wor den. Kon ik de hele dag lekker orgel spelen." Dat pater wor den, kwam er niet van. „De hor monen kwamen ertussen. Toen ik de meisjes ontdekte, dacht ik: 'Wacht even, ik moet het toch anders gaan doen'." Het was zijn oudere neef Marco Geerdink die hem oude platen van Elvis Presley liet horen en van The Rolling Stones en toen was het gebeurd met de klassie ke ambities.'You're nothing but a hounddog' van Elvis - het was meteen helemaal mis. Ge weldig. Ik wilde een gitaar, maar dat mocht niet van mijn ouders. Toen ging ik zelf een beetje klooien met een stok en een blikje waar ik een ijzer- draad over had gespannen. Daar bewoog ik een batterij overheen. Grappig, jaren later kwam ik in het bluesmuseum in Clarkdale in Amerika en daar stond zo'n ding als ik ooit had gemaakt. Zonder dat ik het ooit had gezien, had ik zelf zoiets uit gevonden." Scheuren Op 5 december 1984 kreeg hij zijn gitaar. „Toen was het hek van de dam. Het was een Spaan se gitaar met nylon snaren. De grepen, kende ik al. Want ik had al een plankje gemaakt met zes strepen, die de snaren moesten voorstellen. Ik hing er micro- Daniël Lohues foontjes in, en dan sloot ik 'm aan op de radio. En dan maar scheuren. Ik vond de Rolling Stones fantastisch. Niet de Sto nes van toen, daar vond ik niet veel aan. Nee het ging mij om de Stones van 1966 tot 1974. Let it Bleed, Sticky Fingers. Dat was sowieso mijn favoriete periode uit de popmuziek. Al cüe muziek van rond mijn geboortejaar vind ik te gek. Eric Clapton, Jimi Hendrix, Bob Dylan, Neil Young. Later heb ik The Beatles ontdekt. In de periode van 1992 tot vier jaar geleden heb ik alles van The Beatles en de Beach Boys zwaar bestudeerd. Tot aan de opnametechniek aan toe. Waar de knipjes zitten." Dezelfde neef die hem aan Elvis had geholpen trad later toe als gitarist bij Skik. Met hem reisde Lohues in 2003 naar Louisiana om daar met lokale bluesmuzi kanten de cd Ja Boeh op te ne men. „Ik was voor Radio Drente al eens in Amerika geweest voor een programma over blues. Ik had toen veel plaatsen bezocht aan de Mississippi en liep toen al met het idee om daar een bluesplaat te gaan opnemen. Ik ben in Chicago geweest, maar dat vond ik een te grote stad. New Orleans kwam wat dichter Daniël Lohues: „Gewoon: aftellen en spelen." in de buurt. Ik had al van een he leboel mensen gehoord dat ik naar de studio van Johnny Pa- lazzotto moest gaan. Daar ben ik geweest. Het zag er net zo uit als in de SUN-studio's waar El- vis zijn belangrijkste opnamen heeft gemaakt. Johnny had een adresboek vol namen van muzi kanten. Hij heeft geadviseerd wie we moesten bellen. In elk ge val de gebroeders Neal op bas en drums: Noel en Gralin. We konden elkaar letterlijk niet ver staan. Zij verstonden ons Engels niet en wij verstonden hun ac cent niet. Maar we zijn niet eerst gaan eten of praten. Ge woon, aftellen en spelen. Ze von den het wel eigenaardig dat we helemaal uit Holland kwamen om daar de blues te halen. Ieder een vond dat. We waren er nog maar net of de televisie stond op de stoep. Moest ik daar op tv een stukje zingen. Een regionaal televisiestation, maar wel met een negen miljoen kijkers." Voor een tournee waarbij ze ook op North Sea Jazz stonden, werd de hele band overgevlogen naar ons land. Al moest de key boardspeler snel terug omdat hij de fabriek weer in moest en vertrok bassist Noel Neal al spoedig met heimwee-verschijn- selen. De tour werd afgemaakt met bassist Keith Keys, een Amerikaan die in Nederland woont en Rob van Donselaar op toetsen. Met deze mannen werd een tweede Louisiana BluesClub cd opgenomen: Grip. Timing De Louisiana BluesClub heeft een zwarte bassist en een zwar te drummer. Essentieel, zegt Lo hues. „Zwarte Amerikanen heb ben een betere timing. Ze heb ben me honderdduizend keer ge vraagd of ik zo'n plaat ook met Nederlandse muzikanten had kunnen maken. En dan zeg ik: 'Nee, deze plaat niet.' Er zijn in Europa wel een miljoen drum foto Pias/GPD mers die deze stijl kunnen spe len. Maar iemand als Gralin komt uit New Orleans. Die heeft het jarenlang op straat ge speeld. Die kan het van huis uit, het is zijn cultuur, het is niet aangeleerd." Rest de vraag of Lohues zelf niet te blank is voor Zwarte Mu ziek. „De-soul die een gemiddel de zwarte Amerikaan uit het zui den heeft, heb ik niet. Dat is makkelijk zat. Maar de band heeft het wel. Ik probeer niet te zingen als een neger. Dat is geen haalbare kaart. Maar er zijn zat voorbeelden van blanken die zwart klinken: Dr. John, Joe Cocker, Eric Clapton, zelfs Mick Jagger. Ik wil me absoluut niet vergelijken met deze mensen, maar het betekent dat er moge lijkheden zijn. En daarbij komt dat het Drents dialect goed klinkt in blues. En het is natuur lijk wel plattelandsmuziek." Ton Ouwehand was ik te beschroomd om aan te bellen aan de diensthi gang van het Museum voor Schone Kunsten te Antwei-pen. Kon dat wel: zomaar een beroep doen op medewerkers om in de depots van het Museum de schilde rijen van de vergeten schilder Jan van Beers te bekijken. Alleen maar omdat het portret van de componist Peter Benoit me had ge troffen, of eigenlijk omdat ik zijn vader de dichter Jan van Beers een beetje kende? Het was wat. De beveiligingsman wist wat hij doen moest. Identificatie, legitima tie, een toegangspas en wachten tot de aangekondigde Veerle van het depot zou verschijnen. Dat duurde niet lang. Ze had een lijst van werken van de schilder bij zich met fotokopieën. De tocht door het labyrint ving aan. Een gang, een trap, rechts, corridors, links, een lift, weer een trap, een beveiligde deur, een gang, een trap en dan of veel later of eerder weer een zware deur. Op zeker moment staan we tussen onafzienbare rekken met schilderijen. Hier moet er ergens één hangen. De rekken worden verschoven en dan staan we voor het portret van Benoit. De schilderijen zijn uit de zaal wegge haald wegens mogelijke lekkage. Naast het inmiddels bekende doek hangt een ander van Jan van Beers: een nog verstilder portret, van Henri Rochefort. Dat moet ik, geobsedeerd door dat van Benoit, de vorige keer over het hoofd gezien hebben. Hoe is het mogelijk? Wederom gangen, trappen, liften, deuren, rekken: hoe komen we hier uit? En dan weer een Van Beers, nummer zoveel, het sublieme 1 vrouw in het wit'. Zo blijft het gaan, tot we er zeven, acht, negen misschien of tien hebben gevonden. Onder andere het bizarre doek van een oude harpspeelster, 'de gevallen ster'Als gewone bezoeker heb je geen idee wat zich in kelders en ach- T~\ ter de zalen bevindt. een zaal met borstbeel den van dode Vlamin gen. In marmer gehou wen, voor eeuwig onbewogen. Nu moeten we zijn befaamde schilde rij nog vinden waarop Karei V als kind staat. Het hangt bijkans tien meter hoog. Romantiek is mooi, maar soms krijg je er een zere nek van. Na de begeleide speurtocht geeft de bibliotheek rust. Mijn komst wordt verwacht, de spullen worden gehaald. Ik lees. Jan van Beers, in 1852 in Lier geboren. Na een Antwerps academie leven in hippiestijl - het staat er werkelijk - was hij hals over kop naar Parijs gegaan, 'belast met een sentimenteel avontuur'. Daar gaat hij eerst werken op het atelier van die andere Vlaamse klassie ke romanticus, Alfred Stevens. Van Beers vestigt zich in de Impasse Hélène. Hij kiest niet voor de armoede. 'Schilderen?', zo zal hij ver klaren, 'het is al goed en wel, maar het brengt geen zaad in het bak je'. Hij hangt op de salons, krijgt een naam onder de mondaine por tretschilders. Zelfs Sarah Bernhardt mag hij uitbeelden. Hij kan er goed van leven, maar mist kennelijk het contact met de modernen. Vincent van Gogh kende hem. In een brief aan Theo zegt Vincent: 'Ik heb verscheiden photo's naar Jan van Beers gezien, som mige dingen van hem zijn toch met veel karakter gedaan, maar ik verbeeld me dat iemand als b.v. Manet zeer veel meer schilder is dan v. Beers, en het mooier, artistieker doet.' Van Beers ken ik nog niet, zijn leven hult zich in nevels. Voor van daag is het echter genoeg. Op een ten-as niet ver van de kathedraal zie ik nog steeds rekken met schilderijen. Zoveel, aan het oog ont trokken, en zoveel vergetenen. Ik rommel wat in de fotokopieën. Voor de kathedraal speelt een zigeunerorkestje. Plotseling begint over het plein een vrouw Schuberts Ave Maria te zingen. Ach, nee, ach: de hele stad houdt de adem in. Lo van Driel lijdens de Poëziezomer in het Belgische Watou ontmoeten gedichten en beelden kunst elkaar in boerenschuren, oude stal- ffi en vervallen schuurtjes. Een confronta- itdie tot mooie associaties, kruisbestuivin- sn en ontdekkingen leidt. Eet dorp Watou is niet meer dan een spel- lenprik op de Belgische kaart, 's Winters is iter doodstil, maar in de zomer brengen en minste 20.000 mensen een bezoek aan Et dorpje dat vlakbij de Franse grens ligt. tereden: de inmiddels vermaarde Poëziezo- Krvan Watou, een evenement dat dit jaar jn 25ste editie beleeft. En nog steeds staat M het artistieke roer Gwy Mandelinck, fie samen met zijn vrouw Agnes telkens to even gepassioneerd is om dit evene- »nt, waar poëzie en beeldende kunst el- aar ontmoeten, te organiseren. Mande- Jick: „Ik heb hier ooit een huis gekocht om rust te vinden om te schrijven. Ik heb de tiltegezocht, maar de wereld ontdekt." te poëziezomer speelt zich door het hele !°rp af: in oude gebouwen, in boerenschu- !n, in. kleinere schuurtjes, in de kerk en op d kerkhof. Mandelinck laat hier al een Wart eeuw poëzie een confrontatie aan- aan met internationale beeldende kunst, te relatie die het woord hier zoekt met het teeld (of andersom), is vaak associatief van ^d. Gesproken woorden komen je tege- loet terwijl je een boerenschuur binnen wandelt. Tegelijkertijd is er de confrontatie een kunstwerk. En bij de video's zijn dichten te lezen, bevestigd aan de muur. Berlinde de Bruyckere: J. L. 2005 Een belangrijke vernieuwing voor deze edi tie is een prille ontsluiting van de Franse poëzie voor de Nederlandstalige. Watou 2005 breekt dan ook met de strenge eenta ligheid: werk van Franse en Nederlandse dichters komt aan bod. Belangrijk voor Wa tou is de gelaagdheid: „We brengen postmo derne gedichten naast zeer toegankelijke. Waarbij kwaliteit natuurlijk van groot be lang is." Pelgrimage Het is even een rit naar dit Watou. Maar Mandelinck benadrukt dat bezoekers uit al le windstreken komen. De tocht naar Wa-^ tou, glimlacht hij, is een pelgrimage. Je moet er wel wat voor over hebben, maar wie deze zoete boetetocht heeft afgelegd, krijgt dan ook het paradijs. In vele opzich ten. Is het niet omdat het landschap prachti ge vergezichten oplevert, van glooiende heu vels en wuivend graan met ver, heel ver weg de horizon, dan is het wel vanwege de geslaagde ontmoeting tussen het woord en het beeld. Mandelinck heeft zich altijd op het terrein van de beeldende kunst laten bijstaan door grootheden, zo werkte hij zeven jaar met Jan Hoet, oud-directeur van het Gentse Ste delijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) en nu directeur van het door Frank Gehry ontworpen Marta Museum in het Duitse Herford. Het is dan ook niet verwonderlijk dat werk van kunstenaars van naam altijd onderdeel was van het beeldende kunst programma, variërend van Panamarenko en Jan Fabre tot Beuys. En ook in 2005 is opnieuw werk te zien van bekende kunstenaars, zoals Gil bert George, atelier Van Lieshout, Mark Manders, Maria Roossen, Annette Messa- ger, Hans Op de Beeck, Berlinde de Bruy ckere. Het is slechts een greep uit het totaal van dertig vermaarde kunstenaars, dit keer geselecteerd door Lieven Declerck en Cis Bierinckx. Watou ligt in een gebied waar tijdens de Eerste Wereldoorlog een felle frontstrijd ve le verwoestingen aanrichtte. Op de weg er naar toe, passeer je dan ook talloze begraaf plaatsen met rijen witte kruizen van de ge sneuvelde soldaten of kerkhoven waar ver schillende nationaliteiten begraven liggen. Mandelinck: „De dood zit hier met tiendui zenden in de grond." Het zal dan ook niet geheel toevallig zijn dat de dood een rol speelt in deze Wa- tou-editie. Soms letterlijk terugkerend in de gedichten, dan weer op associatieve wij ze, zoals het in elkaar gedoken naakte, hoog gezeten beeld van Berlinde de Bruy ckere in een schuurtje op het terrein van het Douviehuis, gelegen aan het centrale plein in Watou. De dood is een zwaar thema, dat toch niet altijd even donker naar voren komt. Gedich ten bevinden zich bijvoorbeeld op stenen die direct een associatie met een grafsteen oproepen. Mooi is dat het licht onder de zwarte glasplaat langzaam aan en uit gaat, waardoor gedachten richting vluchtigheid en vergankelijkheid gaan - zo zie je nog woorden, zo zijn ze weer weg. Heel subtiel. Eveneens subtiel zijn de gesproken gedich ten in de buitenlucht, waardoor de indruk ontstaat alsof woorden in de lucht worden gebeiteld. Zoals bij de Douviehoeve waar het gedicht 'De grote trek' van Hagar Pee- ters zich langzaam maar zeker als vaste vorm vastzet in de buitenlucht. Het loont dan ook om in Watou de tijd te nemen voor de gedichten en een gedicht enkele keren te beluisteren. Het komt het gevoel alleen maar ten goede. Indrukwekkend is de film die Laura Wad- dington maakte over vluchtelingen die ille gaal Engeland trachten binnen te komen Poëziezomer in Watou via Calais, te zien in een oude stal waar de wind tegen de ramen beukt. Het is een werk veelal zonder geluid, maar met een voice-over van de kunstenares die vertelt wat zij heeft meegemaakt gedurende de pe riode die zij met de vluchtelingen in dat ge bied doorbracht. De beelden heeft ze vertraagd, waardoor de bewegingen van de zwarte schimmen in de nacht transformeren tot een soort macabe re dans. De toeschouwer raakt in een tran ce en wordt hieruit wakker geschud wan neer de echte geluiden ineens zijn te horen als politiemannen de vluchtelingen (afkom stig uit Irak en Afghanistan) proberen op te pakken: geschreeuw, geluiden van vallende lichamen, protest. Ijzingwekkend. Even angstaanjagend is de zwarte carrou sel van Hans op de Beeck in de Douviehoe ve, waar in de verduisterde ruimte de van oorsprong vrolijke kermisattractie niets dan weemoedige gedachten oproept. En weer mooi melancholiek is het werk van An nette Messager, die op de Biënnale van Ve netië een Gouden Leeuw won. Zij toont een werk in de vorm van een hart, dat is samen gesteld uit talloze kleine fotootjes en ettelij ke zwarte draden. Te horen is het gedicht 'Het hart een spier' van Marjoleine de Vos. De sfeer van het ge dicht sluit vrijwel naadloos aan bij de zeg gingskracht van het beeld. En dat gebeurt zeer regelmatig bij deze edi tie van Watou. Het is weinig zinvol alle ge heimen, verrassingen, kruisbestuivin gen,ontdekkingen of associaties hier prijs te geven - kunst en poëzie laten zich tenslot te zeer persoonlijk beleven. Het beste is dan ook de pelgrimage naar het Belgische dorp te ondernemen. De ervaring leert dat wie Watou eenmaal heeft ontdekt, er telkens weer naar blijft terugkeren. Roos van Put Poëziezomer in Watou, met werk van 40 dichters en 30 beeldend kunstenaars. www.poeziezomersioatou.be. Elke dag open van 14-19 uur, op zon. en feestda gen vanaf 11 uur. Tim 11 september

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 25