Roald Dahl wilde nooit betuttelen PZC Via de leugen probeer ik mijn waarheid te verbeelden 25 woensdag 20 juli 2005 proza Stephen Fry: Geschiedenis ma ken - Hij speelde karikaturale koningen en generaals in het Blackadder-epos en was Oscar Wilde in de film Wilde. Hij maakte televisiecomedies met Hugh Laurie. En Stephen Fry (1957) speelde Onno Quist in de verfilming van Harry Mulisch' roman De ontdekking van de he mel. Hij heeft bij die gelegen heid de Nederlandse auteur le ren kennen. Was Mulisch gees tig? „Not exactly", aldus Fry. De humor van de komiek Fry (hobby's: vloeken, roken, drin ken en herbaria aanleggen) komt in zijn nieuwe roman Ge schiedenis maken vooral naar boven in het op zijn kop zetten van de politieke correctheid. Al schuwt hij het serieuze werk ook niet. Fry beschrijft de elfde september 1919 waarop Adolf Hitler een bezoek bracht aan de Sternecker Brauerei in Mün- chen en een klein groepje men sen toesprak dat later de kern van zijn nazi-partij zou vormen. Het past allemaal in een verhaal over historicus Michael Young die zojuist een briljant proef schrift over Hitier heeft afge rond. Samen met de oude Duit se natuurkundige Leo Zucker- mann waagt hij zich aan een ex periment: reizen in de tijd om de verwekking van Adolf Hitler te dwarsbomen. Britse critici: „Een extravagant stuk science fiction dat tot nadenken stemt." Vertaling: Joost Mulder. Uitge verij Thomas Rap, 486 pag., €23,50 Mark Lynas: Het nieuwe weer - In 1980 woonde hij in Peru, waar zijn vader als geoloog werkte. Terug in Wales kwamen ieder jaar met Kerstmis de dia's te voorschijn, die zijn vader van de enorme gletsjer bij Jacabam- ba had genomen, op 5200 meter hoogte. Toen ze er in 2000 weer eens naar keken, merkte zijn va der op: „Ik vraag me af hoe het er nu uitziet." Voor journalist Mark Lynas was die familiebij eenkomst het startschot voor een drie jaar durende zoektocht naar plekken op aarde die in middels door de gevolgen van de klimaatverandering zijn aan getast. Hij bezocht eskimo's in Alaska, eilandbewoners in de Stille Zuidzee, Chinese schaaps herders en Britse watersnood slachtoffers. Uiteindelijk kwam hij ook in Peru terecht, waar hij oog in oog kwam te staan met de gletsjer van zijn vader. Op dezelfde plaats waar zijn va der had gestaan waren nu nog slechts kale rotsen. Hij toonde de foto thuis. „Mijn vader ging weer achterover zitten in zijn stoel. De glans was uit zijn ogen verdwenen. 'Wat vreselijk', zei hij." De weerslag van Lynas' rei zen, belevenissen en bezoeken aan conferenties over het Ver drag van Kyoto staan in het boek Het nieuwe weer. En ja, Jan Pronk komt er ook promi nent in voor. Vertaling Willy Hemelrijk. Uit geverij De Arbeiderspers. 295 pag., €18,95 Michael Cunningham: Stralen de dagen - De cover van Mi chael Cunninghams nieuwe ro man toont de contouren van New York, zonder de Twin To wers. De roman gaat ook over 9/11, maar de Amerikaanse schrijver geeft al in zijn voor woord aan dat hij 'semi- nauw gezet' met de feiten over de aan slagen zal omgaan. Stralende da gen bestaat uit een ingenieuze constructie van drie verhalen over drie mensen in drie tijdvak ken (de negentiende eeuw, vlak na 9/11 en 150 jaar daarna). In alle verhalen komt het werk van de Amerikaanse schrijver Walt Whitman naar voren. Diens Leaves of Grass, dat 150 jaar geleden werd gepubliceerd en onlangs in een nieuwe Neder landse vertaling is verschenen, is de verbindende factor. De lo catie is en blijft New York. In het eerste (griezel)verhaal heeft het Ierse jongetje Lucas zijn broer Simon verloren en neemt hij samen met diens vrien din Catherine afscheid van hem. Later redt de immer Whitman citerende Lucas Catherine van een soort 9/11-ramp in het Man hattan Company gebouw. Het tweede verhaal is een thriller waarin psychologe Cat Martin zich concentreert op bommeldin gen in de stad. Sinds 9/11 ple gen kinderen zelfmoordaansla gen in de stad. Ze wordt gebeld door een jongetje dat een aan slag voorspelt en de poëzie van Whitman citeert. Ze slaagt erin contact te leggen met de beller, Luke. Het derde verhaal gaat over robot Simon, die simuleert een mens te zijn en toeristen be rooft in een park in New York. Zijn maker heeft expres een fout geprogrammeerd, waar door hij soms ineens citaten op hoest. Van Whitman uiteraard. Vertaling: Peter Abelsen. Uitge verij Prometheus, 334 pag., 17,95 Sue Townsend: Adriaan Mole en de massavernietigingswapens - Soms worden verzonnen perso nages beroemder dan hun schep pers. Bridget Jones kent ieder een, maar haar geestelijk moe der Helen Fielding is minder be kend. Harry Potter doet meer bellen rinkelen dan J.K. Row ling. En wie riep ook al weer kannibaal Hannibal tot leven? Zo is het ook met Adriaan Mole. Zijn naam is op het front van zijn nieuwste avontuur even groot afgedrukt als die van schrijfster Sue Townsend. Ooit was hij 13 3/4 jaar en schreef hij in een dagboek over zijn groei pijnen. Het is nu 21 jaar later. Mole, 34 3/4 jaar, werkt als boekverkoper in een antiquari aat. Hij maakt zich zorgen over zijn tandvleesproblemen, zijn verloving met de grillige Mari gold Flowers en over zijn onver mogen een beroemde spreker te krijgen voor het kerstdiner van zijn schrijfclub. En wat te den ken van zijn zoon, uitgezonden naar Irak? Feit is dat toneel schrijfster Sue Townsend nog lang niet uitgeschreven is over Mole. Want op de allerlaatste pa gina verzucht hij in zijn dag boek: 'Ik overweeg een autobio grafie te schrijven.' Vertaling: Ineke van Bronswijk. Uitgeverij De Fontein, 367 pag., 17,50. Maarten Troost: Het sexleven van kannibalen - Leven op een onbewoond eiland is één ding, leven op een onbewoonbaar ei land is toch nog iets heel anders. Op zijn zesentwintigste vertrok de Amerikaan Maarten Troost met zijn vriendin Sylvia voor twee jaar naar het eilandje Tara wa in de Stille Oceaan. Zomaar, zonder aanleiding. Ze dachten naar een paradijs te gaan van zon, zee en strand, maar Tarawa blijkt al snel niets van dat alles te bieden. De men sen geloven er dat als je de vuile luiers van baby's verbrandt, je ook de billetjes van de baby laat verbranden. De brandweerwa gen kan geen water opnemen, er heerst een grote verscheiden heid aan dodelijke bacteriën en de vis is giftig. Twee jaar hiel den Maarten en Sylvia het uit. Het resultaat van hun wankele bestaan op Tarawa is op droog komische wijze vastgelegd in Het sexleven van kannibalen. Vakantie-ellende in het kwa draat. Vertaling Richard Kruis. Uitge- verij Vassallucci. 319 pag., 19,95 Ipsia is de eigenzinnigste van de nieu- ïlwe 'fadistas' en ook de interessantste. aar nieuwe cd Drama Box maakt ze hapjes naar de tango en de bolero. Want de fado heeft ze bijna alles gedaan wat dch had voorgenomen toen ze in 1990 be- Als dochter van een Spaanse danseres en een Portugese ingenieur groeide ze op in Porto; op haar twintigste verhuisde ze naar Barcelona en ontdekte de fado. Ze had geen wortels en zong er over; ze zocht een huis, maar op de vraag of ze dat vijftien jaar la ter heeft gevonden, antwoordt ze bijna spot tend nee. Grap „Maar ik ben erg gelukkig. Als zangeres sta ik buiten de mode. Het is een geluk bij een ongeluk dat ik de laatste jaren enigszins on zichtbaar ben geweest, omdat in 2001 mijn platenmaatschappij, Erato, failliet ging, een week nadat ik er voor de tweede keer getekend had. Daardoor is de golf nieuwe fadistas langs me heen gegaan. Laatst was er nog een grap over in een populair pro gramma op de Portugese televisie. 'Het is een rustige week, want er is deze week geen enkele nieuwe fadozangeres doorgebroken.' Het bijzondere is er vanaf, er is een zekere inflatie opgetreden, maar ik sta daar bui ten. Dat was niet doelbewust, maar het komt goed uit. Dit jaar verscheen in Portu gal een boek waarin opeens werd vastge steld dat de nieuwe fado begon met de eer ste cd van Misia in 1991. Het heeft even ge duurd, maar ik begin ook in Portugal waar dering te krijgen." Want lang voordat Dulce Pontes, Mariza, Cristina Branco en al die anderen wereld wijd bekendheid kregen, zong Misia al fa do's, al werd het haar niet allerwegen in dank afgenomen. Het genre werd, sinds de anjerrevolutie van 1974, geassocieerd met de dictatuur van Salazar; de enige fadozan geres die werd getolereerd was Amalia Ro- drigues. „Dat bood als voordeel", zegt ze, „dat ik niets hoefde. Er was zelfs nauwelijks een publiek in die tijd, ik kon het helemaal doen .zoals ik zelf wilde. De Portugezen moesten er niet veel van hebben. Ze hoor den mijn muziek op de radio, maar als ze me zagen, zeiden ze: 'Ze ziet er niet uit als een fadista.' Ik had niemand die me steun de en een jaar of zes, zeven heb ik eigenlijk in een soort vacuüm gewerkt. Misia richt zich meer op een andere tradi tie, die van het chanson. Ze kent haar klas sieken - Barbara, Brei, Gréco - en luisterde naar de muziek die haar moeder uit heel Eu ropa meenam. Bovendien is ze een stuk theatraler dan men in Portugal gewend is. „Ik ben kleindochter van een actrice en dochter van een danseres. Ik heb een zekere moeite met 'natuurlijk zijn'. Mijn kunstma tigheid is oprecht en via de leugen probeer ik mijn waarheid te verbeelden. Dat ge beurt op Drama Box in de vorm van een personage, een wouw in een hotel die over haar leven zingt. Dat theatrale zie je ook te rug in de vijf grote actrices die meewerken en het gedicht 'Fogo preso' voordragen. Daar ben ik erg trots op. Het past, tot en met de foto op het hoesje bij wie ik ben." De fado is daarbij niet meer dan een instru ment, legt ze uit. „Ik hoef geen goede fadis ta te zijn. De fado is voor mij een genre waarin ik me kan uitdrukken. Ik ben be slist geen traditionele fadista. Met mijn fa do's praat ik met het publiek over mijn le ven, maar het gaat niet om mijn leven, of om mijn tranen, die bewaar ik voor thuis Fadista als ik alleen ben met mijn kat. Het gaat om iets algemeners, het uitdrijven van de pijn van de wereld. Niet zozeer het lijden, als wel het overbrengen van emoties, bijna op een transcedente manier. Om het in een beeld te zeggen: ik zit dichter bij Maria Magdalena dan bij Maria de moeder. Ik houd ook niet zo van zuivere, mooie stem men. Ik houd van littekens, van de wond waaraan je sterft. Daarom wil ik ook niet steeds perfecter zingen. Dat kan me niet schelen, mijn stem is een middel, niet het doel." Daarom kan ze ook zeggen dat ze bijna klaar is met de fado. „Ik heb traditionele fa do's gezongen, populaire fado's, ik heb ge dichten laten schrijven door mensen als No belprijswinnaar José Saramago... Alles wat ik me in 1990 voornam heb ik gedaan. Wat ik nu nog zou kunnen is hetzelfde doen op een andere manier. Zo zou ik nog wel eens een plaat willen maken met de klassieke cel list Yo-Yo-Ma." Misia is niet iemand die zich laat vertellen wat ze moet doen - ze produceert al jaren haar eigen cd's, zodat 'ook haar vergissin gen van haar zijn'. „Toen ik bij Erato zat suggereerden ze dat ik 'L'aigle noir' in het Portugees zou kunnen opnemen, omdat ik veel 'Barbara-publiek' heb in Frankrijk. Maar dat is geen artistieke reden. Ik maak mijn eigen keuzes, ik heb altijd een heel hel dere opvatting gehad over wie en wat ik ar tistiek gezien ben. Als ik al iets van Barba ra zou opnemen is het 'La Solitude". Maar waarom zou ik dat doen? Als ik toch al Bar bara lijk, hoef ik het er toch niet nog eens dik bovenop te leggen?" Willem Hoogendoom Vandaag gaat een nieuwe verfilming van Roald Dahls sublieme kinderboek Sjakie. en de chocolade fabriek in première. Met gedresseerde eekhoorns als nootjestesters, een rivier van vloeibare chocolade en Johnny Depp als Willy Wonka. Regisseur Tim Burton; „We wilden zo trouw mogelijk zijn aan de schepping van Roald Dahl." Freddie Highmore, hoofdrolspeler in Sjakie en de Chocoladefabriek foto Warner Bros/GPD ten we dat hij dol is op kinder tjes. Maar het zal voor iedereen onmiddellijk duidelijk zijn dat Willy Wonka juist gruwelijk de pest heeft aan die kleine etter tjes. Ik zie dus geen overeen komst." Verkeerde kapsels Als referentiepunt hadden John ny Depp en hij juist in een heel andere richting gekeken. „We herinnerden ons dat je vroeger in Amerika overal op de lokale televisie kinderprogramma's had met presentatoren waar al les fout aan was. Ze hadden ver keerde kapsels, rare stemmen en maffe namen als The Pepper- mint Man of Captain Kangaroo. Dat is waar we onze inspiratie voor Willy Wonka enigszins van daan hebben gehaald." Sjalcie en de chocoladefabriek werd als Amerikaanse produc tie volledig gedraaid in de Brit se Pinewood studio's. Volgens producent Richard Zanuck be zit deze studio, waarvan ook voor alle James Bond-films ge bruik werd gemaakt, ruimere fa ciliteiten dan Hollywood kan bieden. In Pinewood werd Won ka's complete snoepfabriek over eind gezet, compleet met een ri vier van vloeibare chocolade. Ook het scheve huisje van de fa milie Bucket en - op schaal - de complete stad werden hier te voorschijn getoverd door decors bouwers met een vakmanschap en ambachtelijke trots zoals die volgens Zanuck in Amerika nau welijks meer bestaan. In zo'n omgeving ging ook regis seur Burton zelf zich voelen als het kind in de spreekwoordelij ke snoepwinkel. „Ik wilde zo weinig mogelijk afhankelijk zijn van CGI-effecten; trucages en decors die pas in de compu ter tot stand komen. Ik wilde voorkomen dat de vijl' kinderen die de film moesten dragen opge sloten zouden raken in kale blauwe of groene ruimtes, waar ik me dan maandenlang moest uitsloven om uit te leggen wat ze daar allemaal verondersteld werden te zien en mee te maken. Ik wilde dat ze geïnspireerd zou den kunnen worden vanuit le vensechte decors waar ze zich net zo aan konden vergapen als hun personages het deden aan de chocoladefabriek." Daarom liet hij die sets ook hele maal dichtbouwen, zodat 360 graden in het rond de illusie in tact kon blijven. „En dat heeft ook mij extra begeesterd, kan ik zeggen. Daar zat dus echt een batterij gedresseerde eekhoorns naar nootjes te luisteren en daar zie je hele gazons van écht kunst gras waarvan de sprietjes een voor een door geweldige vaklui waren geverfd en ingeplant. Er was wel een probleem met de ri vier van vloeibare chocolade. Dat was kunstchocolade die per fect oogde, maar hij rook ver keerd. Om je een idee te geven hoe die chocola rook, zou ik mijn schoenen uit moeten doen." Ook volgens producent Zanuck bezit Tim Burton het baldadige soort zwarte humor waar wijlen Roald Dahl zo veel succes mee had. Een dag na het gesprek in kleine kring, geven de makers van de Chocoladefabriek een persconferentie. Iemand vraagt wat de regisseur zou willen vra gen aan Roald Dahl, gesteld dat die ineens voor zijn neus zou kunnen staan. Even zie je de ci neast denken dat er in de journa listiek nog vreemder snoesha nen rondlopen dan hij ze voor zijn eigen films bedenken kan. Vervolgens antwoordt hij: „Ik zou zeggen, Meneer Dahl, ik vind dit eng. Wilt u ogenblikke lijk weer in uw graf gaan liggen. Ik houd niet van zombie-films." Pieter van Lierop ('Sjakie en de chocoladefabriek' is on der meer te zien in: Vlissingen, Hulst, Rotterdam, Antwerpen, Gent, Brugge en Knokke) Nieuwe verfilming van Sjakie en de chocoladefabriek Het hoeft niet te verbazen dat de regisseur van Sjakie en de chocoladefabrieky Tim Burton heet. Eerder was die als producent al verantwoordelijk voor de animatiefilm James And Giant Peach, eveneens geba seerd op een kinderboek van Dahl. De regisseur van films als Edward Scissorhands, Batman en Big Fish voelt zich geestver want aan de beroemde Britse schrijver, die vijftien jaar gele den overleed. „Ik heb me altijd erg aangespro ken gevoeld door de verhalen die Roald Dahl heeft geschreven voor volwassenen: die zwarte, cynische humor, het subversieve gevoel", zegt Burton. „Bijzon der aan Dahls kinderverhalen is dat ook daar die 'volwassen' ka rakteristieken al te vinden zijn. Hij sprak kinderen aan als gelij ken. Want hij had onthouden hoe een kind in zijn fantasie on geremd en ongegeneerd alle kan ten op kan gaan. Hij wilde nooit schoolmeesteren. Hij betuttelde niet. Tegenwoordig stellen schrijvers zich veel vaker zo op, kijk naar Harry Potter. Maar toen ik jong was, maakte je zo iets zelden mee." Nut En dat verklaart volgens Burton waarom een boek als Sjakie en de chocoladebariek klassiek is geworden en zo geweldig popu lair. Het verhaal van de vijf jeug dige liefhebbers van Wonka-cho- coladerepen die een avontuurlij ke rondleiding ontvangen door het imperium van snoepfabri kant Willy Wonka, werd 35 jaar geleden al eens verfilmd onder de titel Willy Wonka and the chocolate factory. Hoewel die film, met Gene Wilder in de titel rol, een heel behoorlijke reputa tie had, was Tim Burton er toch niet zo gecharmeerd van. Het nut van een 'remake' zag hij dus wel in, op voorwaarde dat hij zich kon baseren op de oer bron. „Want aan het boek zelf had ik opperbeste herinnerin gen. Dingen die in de vorige film waren verdwenen, heb ik nu teruggezet op hun plek: de zaal met nootjes testende eek hoorns wordt nu echt werkelijk heid en ook de vader keert terug in het verhaal. We wilden zo trouw mogelijk zijn aan-de schepping van Roald Dahl, hoe wel we daarnaast toch weer de vrijheid hebben genomen om er een achtergrondverhaaltje bij te verzinnen, een jeugdtrauma, dat enigszins moet verklaren waar om snoepfabrikant Willy Won- ka zo'n vreemde snoeshaan is ge worden. Ietsje meer helderheid daarover was in een film wel nuttig, leek me, hoewel het tege lijkertijd net zo belangrijk toe scheen om ook een deel van het mysterie in stand te houden." De wonderlijk uitgedoste Willy Wonka die met dubieuze inten ties kinderen uitnodigt op zijn mysterieuze domein, doet onwil lekeurig denken aan Michael Jackson. Wonka is een rol van Johnny Depp, terwijl Freddie Highmore de rol speelt van klei ne Charlie oftewel Sjakie. Dit duo was een half jaar geleden ook al samen te zien in de intri gerende Peter Pan-film met als titel Finding Neverland. Ook Jackson noemde zijn kroondo mein Neverland. Was Burton niet bang voor be smuikt gniffelende volwassenen vanwege nauwelijks te vermij den dubbelzinnigheid? De film maker beweert van niet: „We hebben het er nooit over gehad. Michael Jackson is zo'n curieus wereldvermaard fenomeen ge worden dat associaties met hem tevoorschijn kunnen springen bij van alles en nog wat, te pas en te onpas. Maar het verschil met Willy Wonka is intussen cru ciaal. Van Michael Jackson we Regisseur Tim Burton: „Aan het boek had ik opperbeste herinneringen." foto Warner Bros/GPD

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 25