Strips helpen het geheugen
Alleen het Indisch eten zal overleven
PZC
Umberto
Eco
23
Aan de Schelde
Familiefeest
woensdag 8 juni 2005
n zijn laatste roman, De
mysterieuze vlam van ko
ningin Loana, verwerkte
de Italiaanse schrijver Um-
berto Eco zijn memoires. Ge
sprek met een van de laatste
allesweters van de wereld,
wiens intellect werd gevoed
door de stripverhalen die hij
in zijn jeugd las.
Hoe literatuur en werkelijk
heid elkaar kunnen raken:
in Italië schreef Umberto Eco
een - gedeeltelijk autobiografi
sche - roman waarin de hoofd
persoon zich nog alles kan herin
neren wat hij in zijn leven heeft
gelezen, maar niet meer weet
wie hij is; in Engeland werd een
man aangetroffen die prachtig
piano kan spelen, maar verder
in volkomen onwetendheid ver
keert en zelfs zijn spraak heeft
verloren.
Eco zag meteen de overeenkom
sten tussen de pianoman en zijn
nieuwe roman. „Er bestaan veel
meer van die klinische gevallen.
Een vriend van mij, een Ameri
kaans neuroloog, vertelde me
eens dat hij zo'n patiënt had ge
had. Het soort geheugenverlies
van mijn romanpersonage is ge
stoeld op wetenschappelijk be
wijs. Ik wil in mijn boeken geen
onmogelijke situaties verzin
nen."
De mysterieuze vlam van konin
gin Loana is geen autobiografie,
benadrukt Eco. „Anders had ik
er geen roman van gemaakt. Het
is een boek over Yambo, een Ita
liaans kind in de jaren '30 en
'40. Maar ik had het niet kun
nen schrijven zonder het reper
toire van mijn persoonlijke her
inneringen. Yambo heeft veel
van mij, maar ook van anderen.
Hij staat voor mijn hele genera
tie."
Het gedeeltelijke geheugenver
lies van Yambo is het gevolg van
een herseninfarct. Eco zelf is
daarvan nooit het slachtoffer ge
weest. „Gelukkig niet. Maar de
angst ervoor is wel echt. Een
jaar of wat geleden constateerde
mijn huisarts hoge bloeddruk en
wees op het gevaar van een in
farct. In die sfeer, met de moge
lijkheid dat ik mijn geheugen
zou verliezen, is het boek ont
staan."
Hij heeft een heel sterk geheu
gen, zegt Eco. „Mijn angst dat te
verliezen is groter dan mijn
angst mijn viriliteit kwijt te ra
ken. Ik zou kunnen accepteren
dat ik gecastreerd zou worden,
maar niet dat ze mijn herinne
ringen zouden afnemen."
- Toch lijkt het me voor u een
grotere straf niet meer te weten
wat u gelezen hebt, dan niet
meer te weten wie u bent.
„Waarschijnlijk wel. Zonder ge
heugen zou de mens een dier
zijn, een worm, een insect. Per
soonlijke herinneringen en cul
turele herinneringen zijn met el
kaar verbonden. Tezamen vor
men ze onze ziel. Een geculti
veerd mens heeft een veel langer
leven dan een ongecultiveerd
mens. Een ongeletterde herin
nert zich zijn ouders, gebeurte
nissen uit zijn jeugd. Daar
houdt het zo ongeveer mee op.
Tot mijn leven behoren ook de
dood van Julius Caesar, de Slag
bij Waterloo, het verhaal van
Hamlet en de reizen van Home
rus. Mijn leven is enorm. Als ik
doodga zal ik vele eeuwen ge
leefd hebben."
- In dit boek heeft u het meer
over het belang van de kennis
van stripverhalen dan over dat
van de stukken van Shake
speare.
„Ik ben opgegroeid met stripver
halen. Toen ik dit boek schreef,
realiseerde ik me hoe belangrijk
strips zijn geweest voor mijn po
litieke bewustwording. In mijn
jeugd werd het onderwijs be
paald door het fascisme. Kran
ten werden gecensureerd. Toen
ik las over Mickey Mouse de
journalist, die vocht tegen cor
rupte politici, leerde ik wat pers
vrijheid betekent. Strips waren
niet alleen amusement, ze droe
gen ook bij aan mijn geestelijke
ontwikkeling."
- U schrijft dat strips belangrijk
waren bij het maken van morele
keuzes, bij het onderscheiden
van goed en kwaad.
„Mijn generatie kreeg in de tijd
van Mussolini een heel schizofre
ne opleiding. Aan de ene kant
was er de retoriek van het fascis
me, die patriottisme preekte en
de schoonheid van sterven voor
het vaderland bezong. In kran
ten werd erop gehamerd hoeveel
Italiaanse jongens hielden van
de Duce. Maar aan de andere
kant las ik over Flash Gordon
die een tiran bestreed. Wie was
die tiran, vroeg ik me af. Ik her
inner me dat ik op een ochtend
wakker werd met de vraag: hou
ik echt net zoveel van Mussolini
als van mijn vader? Misschien
niet. En als dat niet zo is, ben ik
een perverse jongen, want de an
deren houden wel van hem. Fel-
lini, de grote filmmaker-die Wel
iswaar meer dan tien jaar ouder
was dan ik, zei eens dat het een
wonder is dat wij met onze schi
zofrene opvoeding geen volstrek
te idioten zijn geworden."
Boekenvirus
Yambo in Eco's boek wordt tij
dens de oorlog naar zijn grootva
der op het platteland gestuurd,
waar hij bevangen wordt door
het boekenvirus. Als hij op late
re leeftijd zijn geheugen ver
liest, keert hij terug naar het
voorouderlijk huis om op een
zolder vol stripboeken aan de
hand van plaatjes zijn geheugen
te hervinden.
Ook Eco's herinneringen wor
den vooral op gang gebracht
door beelden, meer dan door
woorden. Hij wijst op een vitri
nekast in zijn woonkamer waar
in stripboeken liggen uitgestald.
„Minder dan de helft zijn mijn
eigen oude exemplaren. De rest
heb ik bijeengesprokkeld op
vlooienmarkten. Ik wilde mijn
bibliotheek van vroeger herstel
len. Ik heb me gecultiveerd in
het herdromen van mijn kinder
tijd."
- Is het kind nog aanwezig in de
oude man Umberto Eco?
„Ik zie veel mensen om me heen
die volwassener zijn dan ik. Ik
L^TL^TvTT T TTZ" was het de bedoeling naar
_L_J -L v_TJ_J IN LIJ X\. het Antwerpse Museum voor
Moderne Kunst te gaan. Daar is sinds kort de collectie moderne
kunst van de Middelburgse Vleeshal te zien. Dat je voor die kunst
verzameling van de Zeeuwse hoofdstad naar een andere stad moet
leek niet onaantrekkelijk.
Toen puntje bij paaltje kwam trok het Koninklijk Museum voor
Schone Kunsten meer, omdat er een verzameling uit Amsterdam is.
Het Amsterdamse Rijksmuseum heeft immers tijdens de verbou
wing op schitterende wijze van de nood een deugd gemaakt: grote
delen van de collectie zijn uitbesteed aan andere musea. Zomaar de
zaak dichtgooien, zoals wel gebeurt, en dan jarenlang achter de
schermen aan een plan werken - het kan kennelijk ook anders.
De negentiende eeuw heeft het Amsterdamse Rijksmuseum naar
Dordrecht gebracht. Maastricht kreeg de Vlaamse meesters van de
16e en 17e eeuw. Een andere collectie is ondergebracht in Ensche
de. Het Drents Museum in Assen mag de verzameling schilderijen
en kunstnijverheid uit 1885-1915 laten zien. Er is nog veel meer ver
spreid: Kleef, het Haags Historisch Museum, de Abdij van Uden,
Apeldoorn, Porselein in Weesp. Gelukkig hoeft Zeeland geen kos
ten te maken.
Op een zomerse dag lag Antwerpen aan de Schelde te wachten op
ieder die ervan wilde genieten. Op het zuid zijn de terrassen volzet.
Op de trappen van het Museum plukjes jongeren. En dan de entrée
in dat prachtig gerestau
reerde paleis. De Amster
damse schatkamer is in
drie achterzalen opge
steld. Gelukkig niet te
veel, en mooi aansluitend bij wat het Museum al heeft in de vaste
collectie. Twee Antwaarpse toezichthouders willen wel even voor
gaan.
Je komt binnen in de middenzaal. In twee andere zalen zijn het
vooral historiestukken en bijbelse taferelen van maniëristen en car-
ravagisten. Dirck van Baburen bijvoorbeeld en Rembrandt. Veel in
vloed van de Italianen, bizarre houdingen bij de een en scherpe con
trasten bij de andere. Een van de historiestukken is een paneel van
Van Mander. Een scène rond Scipio, de vernietiger van Carthago.
De jonge Romeinse veldheer veroverde in 202 voor Christus de
Noord-Afrikaanse metropool. Tot zijn buit behoorde een schoon
heid van het vrouwelijke geslacht. Toen Scipio- hoorde dat ze ver
loofd was, gaf hij haar terug. Alom werd hij geprezen: wat een zelf
beheersing. Tsja.
Bij Van Mander is het meisje in een gele jurk het stralende middel
punt. Haar vrijer houdt haar hand vast en kijkt dankbaar naar de
veroveraar. Scipio, de overwinnaar met lauwerkrans en palmtak,
accepteert de eer en de dankbaarheid van de geknielde ouders.
Carel van Mander en zijn tijdgenoten vonden het schilderen van
portretten een zijspoor van de ware schilderkunst. Daar zijn we an
ders over gaan denken. Daar hangt Van der, Helst met zijn portret
van Prinses Maria Stuart, de weduwe van Willem II. Ze zit in wit
satijn voor een zwarte achtergrond ten voeten uit, 21 jaar was ze en
al twee jaar alleen. Zwarte drapering zit er in die wit glanzende ja
pon. Wit was de rouwkleur voor vorsten. In haar rechterhand heeft
ze een oranjeappeltje, een verwijzing naar het Huis van Oranje.
En dat daar, dat moet Ferdinand Bol zijn. Hij werkte als leerling in
de wei'kplaats van Rembrandt. Een schitterënd portret van Pieter
de la Court en zijn jonge vrouw. De bruidegom kijkt hoe zijn bruid
zich tooit, bloemen, juwelen en een kistje met geschenken. Geschil
derde genegenheid, gepenseeld geluk: de kunst overstijgt immers de
natuur.
Drie zalen interessante bruiklenen, een zaal portretten waarvan het
moeilijk afsdheidnemen is. Gelukkig kun je om dit te zien tot 31 de
cember 2006 terugkomen. In Antwerpen.
Lo van Driel
Umberto Eco
speel nog steeds graag."
- Rekent u ook schrijven daar
toe?
„Mijn eerste - ongepubliceerde -
roman schreef ik op tienjarige
leeftijd. Toen ik vijftien was
schreef ik gedichten. Dat was
een soort masturbatie. Op de
universiteit besloot ik filosoof te
worden. Mijn vak bestond uit
schrijven van wetenschappelij
ke boeken die in vele talen wer
den vertaald. Van overal ter we
reld ontving ik uitnodigingen
voor gastcolleges. Maar als vijf
tigjarige kwam ik erachter dat
ik nergens meer naar haakte.
Sommige mannen leggen het op
die leeftijd aan met een balleri
na en verlaten hun vrouw en ge
zin. Ik besloot een roman te
schrijven. Gewoon voor de lol.
De naam van de roos is het resul
taat van een midlife-crisis. Als
het niks was geworden, als er
maar een paar duizend exempla
ren van waren verkocht, was ik
waarschijnlijk met schrijven ge
stopt."
- Uw vorige romans lijken niets
autobiografisch te hebben, van
waar nu de behoefte uiv memoi
res te boekstaven?
„Ook in boeken als De slinger
van Foucault en Het eiland van
de vorige dag heb ik persoonlij
ke herinneringen verwerkt. Het
valt alleen niet op omdat ze in
een andere tijd spelen."
Maar dat hij op 73-jarige leef
tijd behoefte heeft aan zoiets als
zijn memoires heeft, zegt hij, ze
ker te maken met het besef van
sterfelijkheid en het terugverlan
gen naar een tijd waarin dat
geen issue was. „Het vreemde is
dat ik niet dacht aan sterfelijk
heid in een periode dat mijn le
ven omgeven was door dood. Tij
dens de partizanenoorlog heb ik
mensen zien liggen met een ko
gelgat in hun hoofd. Mijn vader
huilde toen hij vertelde over uit
eengereten kinderen. Ikzelf
keek soms toe als er geschoten
werd en leerde kogels te ontwij
ken. De dood was overal, maar
ik stond er niet bij stil dat ik
zelf wel eens zou kunnen ster
ven. Ik herinner me ooit gezegd
te hebben dat ik wilde dood
gaan als ik zestig werd. Daarna
zou het leven miserabel zijn.
Vervolgens achtte ik het uitge
sloten dat ik het jaar 2000 zou
halen. Nu is de enige zorg die ik
heb te sterven met waardigheid.
Zonder te huilen en door de laat
ste beroemde woorden te zeg
gen."
Peter van Vlerken
Umberto Eco: De mysterieuze vlftm
van koningin Loana - romanverta
ling Rob Gerritsen en Henny Vlot;
Uitgeverij Prometheus, 425 blz.,
35,-.
foto Sieko Kloosterhuis/GPD
De autobiografische roman die Theodor
Holman in 1992 schreef over het Indi
te gezin waar hij uit kwam, heette Fami-
ttfeest. Holmans moeder zei ooit tegen
laai' zoon, dat hoewel er niets zo gebeurd
pas zoals het in het boek staat, het toch
paar was wat daar stond. De columnist,
Schrijver en radiomaker haalt haar woor
den met enige trots aan. Want de licht iro-
lisch toon in de titel is natuurlijk geen toe
val
2on feest was het niet die familie. Het
Poek werd opgenomen in een verzamelbun-
pel met de al even 'tongue in cheek'-achtige
to Hef blijft toch je familie (2001), waarin
i°°k ander literair en journalistiek werk
pi de schrijver en columnist werd gebun-
Pid, Dat werk vormt nu het uitgangspunt
pi' een toneelbewerking. De schrijver is
1 verguld mee. Hoe ironisch ook, uit Hol-
yansboek(en) over zijn familie spreekt on
to^ a^e krihek toch een soort familiege-
peodor Holman: „Dat vind ik dus niet.
i.aar het is me vaker gezegd. Ik vind juist
-keel hard en afwijzend ben tegen
li l e; en °^an voora-' tegenover wat
de Indië-kitsch ben gaan noemen, die
naar ket Indië van voor de oorlog. De
«klaring ervoor is, denk ik, dat nergens
ers dan in je familie mensen de knop-
eter en sneller weten te vinden die je
Theodor Holman
foto Frank Jansen/GPD
emoties in werking zetten. Men weet pre
cies van elkaar hoe je te raken, je boos te
maken, beledigd of verdrietig. Zo lijkt het
alsof je elkaar goed begrijpt, maar je maakt
het elkaar alleen maar moeilijk."
„Tegen zulk soort emotionele bindingen
kan ik helemaal niet. Zo'n band wil ik al
snel verbreken. Familie kies je niet, daar zit
je mee opgescheept. Ik was bovendien een
nakomertje en groeide dus op in een heel an
dere wereld dan mijn zus en broer. Je deelt
dus eigenlijk niets. Een familieband is op
niets gebaseerd. Vrienden kies je wel, net
als je huisdieren. Ik voel me wat dat betreft
meer verantwoordelijk voor mijn hond, bij
wijze van spreken, dan voor mijn familie."
Afgezet
Het kan allemaal zo zijn en Holman (1953)
is goed voor ferme uitspraken af en toe,
maar sprekend over zijn familie is hij toch
ook betrekkelijk mild in zijn analyse. „Mijn
vader heeft in Birma gezeten, mijn moeder
moest in haar eigen kamp voor mijn oudste
zus zorgen. Als nakomertje heb ik me nader
hand verschrikkelijk afgezet tegen dat In-
dië-gedoe. Mijn ouders waren beiden gestu
deerd, ze wisten dus ook wel dat het niet
goed was alles te verdringen. Maar thuis
werd er vooral over de oorlog gesproken in
politieke, algemene termen. Over gevange
nen bijvoorbeeld, hoe je die diende te be
handelen. Pas veel later durfden ze het aan
meer persoonlijke zaken toe te laten. Mijn
vader pas na zijn pensioen."
„Maar de oorlog is bij ons thuis altijd de
toetsteen gebleven. Het verbaast me nog
steeds dat mijn ouders het altijd zo wisten
te draaien dat de oorlog er weer kon wor
den bijgehaald. Wat je als kind ook mee
maakte, het was altijd minder dan wat zij
hadden meegemaakt. Als klein jongetje zag
ik mijn ouders nog als helden, later ben ik
ze gefrustreerd en zielig gaan vinden. Ik
ben me gaan verzetten en heb ze getreiterd.
Ik begreep natuurlijk al snel hoe ik ze
moest kwetsen. Je moest een beetje op een
onverschillige manier over de oorlog begin
nen."
„Na de oorlog hebben vele Indische fami
lies geleefd onder invloed van de angst. Je
moest zorgen dat je veilig was. Daarom
moest je ei-voor zorgen veel diploma's te ha
len en goed verzekerd te zijn. Wij zijn heel
streng opgevoed. Discipline en je nederig
opstellen, dat is er bij ons ingeramd. Werk
bij de overheid of in de medische sector.
Was ook heel belangrijk. Dat laatste gaf je
behalve status ook de zekerheid dat er al
tijd wel werk was. Ik zie het nog steeds. In
ziekenhuizen zijn vele artsen voormalige
vluchtelingen, tegenwoordig uit de Balkan.
Kijk maar naar cle namen."
„Nederland was voor Indische families aan
vankelijk het paradijs. Dat is raar, omdat je
altijd dacht dat het omgekeerd lag en Indië
juist het paradijs was. Maar Nederland
werd een teleurstelling op den duur. Ik ge
loof dat men dat bij ons thuis vooral aan
zichzelf weet. Nog heel lang werd er bij ons
thuis tweemaal daags warm gegeten: een
keer Indisch en een keer Hollands. Dat laat
ste om te wennen aan het Nederlandse eten.
Er hing ook een portret van de koningin,
waar mijn moeder op Koninginnedag een
bloemetje bij zette." De overwinning op na-
zi-Duitsland, werd door mijn ouders ook al
tijd trouw gevierd. Maar later is 17 augus
tus, de dag waarop Japan capituleerde,
toch steeds belangrijker geworden. Mijn
moeder ging wel altijd naar het monument
in Den Haag. Ik weet nog dat ik het foeile
lijk vond, mijn moeder juist niet. De oorlog
in Azië is toch een vergeten oorlog geble-
ven, denk ik. We weten nog steeds niet hoe
de verhoudingen daar precies lagen. Vele In
dische Nederlanders waren bijvoorbeeld
lid van de NSB. Waarom? Het ging meestal
gewoon om goede mensen, zeker geen fascis
ten. Welke kampen waren er precies, waar
lagen ze? In Nederland zijn de namen nau
welijks bekend, wel van de Duitse vernieti
gingskampen."
„Wat zal er overblijven van de Indische cul
tuur? Alleen het eten, vrees ik. En daar moe
ten we hier in Amsterdam nog hard voor
vechten ook, want er is veel concurrentie
van andere culturen. Wat is in deze tijd nog
een Indische identiteit? Ik zou het niet we
ten. Of zij moet zo verweven zijn met alles
in mij, dat ik mijn Indische invloeden niet
opmerk. Maar goed, ik heb me er altijd te
gen verzet. Ik ben ook de enige in mijn fami
lie die geen Maleis spreekt. Ik hield expres
van echte Nederlandse schrijvers als Reve
en Nescio. Maar ik heb ook de Indo-schrij
ver Tjalie Robinson ontdekt. Dat is waar.
Die is nog columnist geweest bij Het Pa
rool. Hij is een groot schrijver en te weinig
bekend in Nederland."
„Misschien is het zo dat het Indische een ge
neratie overslaat. Mijn dochter van 22 is er
wel mee bezig. Ik ben bijvoorbeeld nooit
naar Indonesië geweest. Zij wil wel. Mis
schien gaan we wel samen. Ja, daar zie ik
het nog wel van komen. Nee, ik hoef dan
niet te zien waar de familie ooit heeft ge
woond. Dat interesseert me niet zo. Ik zou
al die kampen af willen reizen. Want hoe
dan ook, daar hebben we nog steeds een
slecht beeld van."
Jan-Hendrik Bakker
De toneelversie van Familiefeest is t/m 11 juni te
zien in Het Paradijs van de Koninklijke Schouw
burg in Den I-Iaag. Daarna gaat de voorstelling
naar Bellevue in Amsterdam.