Boeren op de Brabantse grens
Geschreven fresco
Schapen scheren is wel wat anders dan koppies knippen
23
dinsdag 7 juni 2005
foto archief Wim Riemens
Iedereen heeft de neiging
zijn eigen omgeving als
het centrum te beschouwen.
Zo niet van de wereld, dan
toch wel van de wijde omge
ving. De Zeeuwse wereld
houdt op bij de Belgische
grens, bij de Grevelingen-
stroom en bij de Brabantse
Wal. Jezelf en je omgeving
als middelpunt stellen, is na
tuurlijk niet exclusief
Zeeuws. In Brabant doen ze
exact hetzelfde.
Als je vanaf Woensdrecht -
hoog op de Wal - naar bene
den rijdt, tref je daar aangeko
men een café met de naam Non
plus ultra. Die plaats, altijd al
een uitspanning, heet al heel
lang zo. Non (of nee) plus ultra
betekent zoiets als: 'tot hier toe
en niet verder', of 'verder kan
men niet'. Voor de Brabanders
hield hier de wereld op, het was
hun letterlijke grens. Die grens
was ook duidelijk gemarkeerd:
een stroom - de Schelde (hier
plaatselijk Agger geheten) - was
de provinciegrens. Daarachter
waren eindeloze schorren en
slikken. Dat was Zeeland. Voor
'normale' Brabanders, die hoog
op hun zandgronden de voeten
droog hielden, was eigenlijk
niet te leven op die onderzeese,
zompige en vette substantie.
De Zeeuwen dachten daar altijd
anders over. Die waren gewend
vruchtbaar land te scheppen uit
schorren en slikken. Bovendien
wisten de Zeeuwen, zeker die
van Oost-Zuid-Beveland, dat
die zee en schorren tegen Bra
bant aan niets anders waren
dan 'drijvende polders'. Ooit
was het bloeiend en vruchtbaar
oudland geweest, met hoeves,
dorpen en kerken. De tweede (of
derde, dat weten we niet goed)
kerk van Agger was net klaar,
toen de hele streek weer ver
woest werd door het water van
de Sint Felixvloed. Dat was in
november 1530. Zo was het al
meerdere keren gebeurd. Al
vóór 1276 waren er dorpen als
Agger en Hinkelenoord. Na
1530 echter was het gebied te
gen Brabant aan zodanig wegge
vaagd, was het woeste water
(dat van Antwerpen naar de Oos-
terschelde stroomde) zo machtig
geworden, dat de eerste tiental
len jaren niet aan bedijking kon
worden gedacht. Toen, in 1568,
kwam de Tachtigjarige Oorlog
met zijn gevechten en rampen
en werd helemaal niet meer ge
dacht aan inpolderen. Er von
den enige zeeslagen plaats tus
sen de Zeeuwse vloot en de
Spanjolen, rond de verdwenen
kerktorens van Agger en Hinke
lenoord.
Kietelen
Maar een dertigtal jaar na de
Vrede van Munster (1648) begon
het toch weer te kietelen bij de
Zeeuwen en gingen ze onderhan
delen met de Brabanders om ge
zamenlijk in te polderen. De
Zeeuwen het grootste stuk (de
Hinkelenoordpolder), de Bra
banders het andere stuk (de
Zuidpolder), met een gezamenlij
ke dijk. En zo gebeurde het. Met
veel gesteggel over de kosten en
welk deel Brabants was en welk
deel Zeeuws. Dat was moeilijk
te bepalen, want al bijna twee
eeuwen was het bewuste gebied
drijvend. Dus moest men terug
vallen op oude aktes en onduide
lijke afspraken van destijds.
Maar goed, de polders kwamen
er en leverden vruchtbare grond
op. De oude Agger - of wat er
Fresco is een muurschilder
techniek die toegepast
wordt in natte kalk die snel
droogt aan de lucht. Er moet
dus snel worden gewerkt. Deze
techniek was reeds in de Oud
heid bekend en werd door de Ita
liaanse renaissanceschilders
weer op grote schaal toegepast.
Het was een goedkope techniek
die snelheid en bedrevenheid
vereiste. Grote lijnen en contou
ren bepalen het geheel, sponta
ne primaire kleuren vullen de
vlakken. Schetsmatigheid over
heerst, voor details is geen tijd.
Wie het gedicht 'Fresco' van
dichteres en schilderes Anneke
Schenk leest, heeft ongetwijfeld
geen moeite met de titel. De
schetsmatigheid van het gebeu
ren, het weglaten van details en
de snelle voltrekking van de han
deling wijzen op een dichterlij
ke techniek die verwant is aan
de fresco. Zij schetst met weinig
taalmiddelen taferelen die el
kaar snel afwisselen. Haar visue
le instelling is gericht op de
kern: een man die uit zee lijkt te
komen, die zijn vangst neerlegt
op het strand en even later zijn
weg vervolgt. De beelden die zij
oproept zijn enkelvoudig, zon
der complicaties of bijgedach
ten. Schilderen is weglaten,
dichten is schrappen, zijn over
bekende citaten. De dichteres
brengt ze in praktijk. De ope
ning van het gedicht vind ik
prachtig: zij beschrijft wat haar
schildersoog ziet. Zij weet dat
er een man over de strekdam
waar hij heeft staan vissen, naar
het strand loopt, maar haar oog
ziet de man als het ware over de
toppen van de palen balanceren,
het lijkt of hij over het water
loopt. Zijn hengel zou zijn even-
wichtsstok kunnen zijn.
Magisch gebeuren
Het is enerzijds een alledaagse
gebeurtenis, anderzijds bijna
een magisch gebeuren. Er volgt
een ritueel. De visser smijt zijn
vangst niet op het zand, maar
hij legt de vissen één voor één
afzonderlijk, zij aan zij op het
strand. Het zijn twee vissen.
Hebben zij een christelijke sym
boliek? Dacht zij aan de wonder
bare broodvermenigvuldiging in
het bijbelverhaal waarin ook
sprake is van twee vissen? Het
gedicht verwijst naar een ande
re cultuur. Die van de Griekse
Oudheid.
Maar voor het zover is, be
schrijft zij met de poëtische ver
beelding van een schilder en
met een groot invoelingsvermo
gen de zieltogende vissen. De
vissen krijgen een Griekse
naam. Afrodite en Eros. Afrodi-
te, de godin van de liefde, van
foto Dirk-Jan Gjeltema
de heer van Woensdrecht, en
wellicht ook namens de heer
van Cruyningen.
Al die maatregelen konden niet
voorkomen dat er individuen en
bendes op rooftocht gingen bij
de welvarende hoeves. In 1713
werd de bende van Kees de
Schooier opgepakt. In hun bezit
werden diverse kostbaarheden
gevonden die eerder gestolen wa
ren aan de Boompjesdijk, de
naam die de zeedijk vaak kreeg
waaraan veel boerderijen ston
den. Kees en kornuiten werden
met de dood bestraft.
Roofoverval
De bekendste roofoverval vond
plaats in 1789. Bij de toenmali
ge schout, Cornelis van Putte,
bonsde een groep van achttien
man op de deuren en goed geslo
ten luiken. Het was midden in
de nacht en om duidelijk te ma
ken dat het menens was, scho
ten ze meteen de ruiten van het
bovenlicht in de deur kapot.
Boer/schout Van Putte, niet
voor een kleintje vervaard, gooi
de eerst een paar Zeeuwse rijks
daalders naar buiten om ze zoet
te houden (tot 1810 was de pol
der Zeeuws, daarna Brabants).
Toen hij zag dat het een grote
bende was die meteen de ijzeren
spijlen van de ramen ging slo
pen met hakmessen en bijlen, be
loofde hij wel honderd daalders.
Dat vonden ze ook niet genoeg,
dus werden er weer schoten ge
lost. Van de Putte.werd geraakt
en bloedde, maar sloeg onver
vaard met een hakmes op de
loop van een geweer, iedere keer
als het door het kapotte raam
werd gestoken. Om een lang ver
haal kort te maken: Uiteindelijk
wist iemand door een achter
deurtje te ontsnappen. Hoorn en
klok werden uitbundig ge
bruikt. Naburige bewoners snel
den toe. De boerderij van Van
de Putte was helaas voor een
deel al geplunderd, maar de
rovers werden verjaagd. Later
werd hun hoofdman Willebrord
de Bruin (Non plus ultra, zei de
rechter eerst nog) gestraft 'met
de koorde totdat de dood volgt'
(de strop).
Die goeie ouwe tijd van onze
voorvaderen!
Gerard Smallegange
de vruchtbaarheid en ook van
de zee. Zij ontstond uit het zee
schuim (aphros is het Griekse
woord voor zeeschuim). Eros
was volgens sommige mythen
haar zoon, verwekt bij Hermes.
Eros werd het bekende liefdes-
godje, een nogal wilde knaap
die geen ontzag toonde voor leef
tijd of positie. Op zijn gouden
vleugels vloog hij rond en
schoot lukraak zijn pijlen af of
hij zette harten van mensen op
zettelijk in vuur en vlam met
zijn gevreesde fakkels. Het touw
dat de twee vissen aan elkaar
bindt, zou kunnen staan voor de
navelstreng die moeder en zoon
verbindt.
Dit heldere tafereel, een visser
die uit zee komt, zijn twee vis
sen op het strand legt en ermee
wegslentert langs de vloedlijn
krijgt de stralende diepte van
een mythisch gebeuren door de
namen die de dichteres aan de
vissen geeft. Dit wordt nog ver
sterkt door de vergelijking waar
mee het gedicht zich afrondt.
De handeling lijkt op die van de
visser van Attica die zij gezien
heeft op een fresco uit Thera.
Santorini is de moderne naam
van Thera, een van de Griekse
eilanden in de Egeïsche Zee.
Met de Griekse mythen als ach
tergrond en inspiratiebron is An
neke Schenk erin geslaagd een
eigen fresco te scheppen dat de
verbeelding van de lezer opwekt
tot louter kijken naar de visser
die uit de zee oprijst en met zijn
twee vissen zijn weg vervolgt
langs de zee. Een archaïsch ge
beuren zo oud als de mensheid
en zo universeel dat iedereen
het herkent.
Lou Vleugelhof
Fresco
Uit zee komt hij,
over de toppen van de palen,
alsof hij over 't water loopt.
Een hengel in de hand.
Op 't strand legt hij zij aan zij
twee zilveren vissen.
Schittering van schubben.
Ogen bijna gebroken.
Kieuwen waaieren nog loom
in vergeefse vleugelslag;
hun zijden binnenkant
weerloos als bleekrose bloemen.
Twee zilveren vissen,
Afrodite en Eros,
verbonden door een touw.
Zo neemt hij ze mee
en slentert weg langs de vloed-
lijn,
als de Attische visser,
op het fresco uit Thera.
Anneke Schenk
Boerderij Wolfert bij Woensdrecht, op de Brabantse Wal.
Schilderij van het riviertje de Agger dat vroeger de grens vormde tussen Brabant en Zeeland.
nog van over was, niet veel meer
dan af en toe een stukje 'heule'
(geul) - diende als grens. De boe
ren die er kwamen, waren gro
tendeels afkomstig uit Lillo.
Dat was één van de merkwaar
digste gebiedsdelen van de Repu
bliek in die tijd. Het lag op Bel
gisch grondgebied, net aan de
Schelde ten noorden van Ant
werpen. Dat was dan ook de re
den dat Zeeland bij de Vrede
van Munster in 1648 dat stuk
grond geclaimd had. Wie Lillo
bezat, beheerste de toegang
naar Antwerpen. En die belang
rijke havenstad, in 1585 aan de
Spanjaarden verloren, moest
klein gehouden worden. Antwer
pen mocht geen toegang naar
zee krijgen. Immers, de rijkdom
van onze Gouden Eeuw was
voor een deel gebaseerd op het
uitschakelen van Antwerpen,
destijds de grootste havenstad
van Europa.
Lillo was dus een dorp met een
enorme vesting die de Schelde
beheerste met schepen en mari
niers, met soldaten en een groot
garnizoen. Met de polders erom
heen was Lillo een stukje Neder
land in België. In die vruchtbare
kleipolders werd geboerd door
Zeeuwen, meestal Zeeuws-Vla
mingen, die daar voor weinig
geld konden pachten. Al snel
bleek echter dat bij het kleinste
afgelegen tussen het Woens-
drechtse op de Brabantse Wal
aan de ene zijde en aan de
Zeeuwse kant alleen maar wa
ter (daarachter zou pas vanaf
1860 worden ingepolderd). Ach
ter dat water lag het piepkleine
Bath, en nog verder weg Ril
land. Nieuwe, dunbevolkte ge
bieden met grote boerderijen én
veel armoede in Brabant: dat
vroeg om onlusten. De boerenge
zinnen hebben zich dat blijk
baar al heel snel gerealiseerd; ze
hadden er wellicht in de Lil-
lo-polders die ook afgelegen wa
ren, ervaring mee opgedaan. Op
vrijwel alle boerderijen in de
Hinkelenoordpolder kwamen
luidklokjes op de boerenhuizen.
Dat was een goed waarschu
wingssysteem. De boerderijen
stonden bijna allemaal binnen
hoorbereik van elkaar. Boven
dien hadden ze ook allemaal een
hoorn of andere toeter in huis
waarop ze bij onraad bliezen.
Die (jacht)hoorns maakten
enorm veel geluid. Dat klinkt
ver in de nacht. Op de eerste
boerderij (de belangrijkste?)
was bovendien een extra kamer
aangebouwd. Die fungeerde als
rechts- en ambachtshuis. Want
de boeren van de eerste hoeve,
de Van Puttes, waren schout (ge
zagsdrager) voor de polder. Ze
mochten recht spreken namens
gevaar de soldaten die polders
inundeerden. Ter verhoging van
hun eigen veiligheid, maar tot
groot verdriet van de boeren die
iedere keer weer moesten vluch
ten. Uiteindelijk zijn de meeste
Zeeuws-Vlaamse boeren uit ar
moede vertrokken uit de polders
van Lillo. Voor een deel gingen
ze naar de nieuwe polders bij
Woensdrecht, dat was vlakbij
en veiliger. De arbeiders voor
die polders kwamen, voor zover
ze niet met de boeren meever
huisden, meestal uit Woens
drecht en Ossendrecht. Daar
was armoe en teveel aan werk
aanbod.
De nieuwe polders Hinkelen
oord en Zuidpolder mochten
dan veiliger voor inundatie zijn,
dat waren ze niet voor rovers
benden. De polders lagen zeer
De kinderboerderij aan de
Evertsenlaan in Terneuzen
is een drukbezochte plek.
Even brood brengen voor
de dieren, even eruit met
de kinderen, even een om
metje maken. Verstande
lijk gehandicapten van de
stichting Tragel verzorgen
de dieren en onderhouden
de stallen.
In deze rubriek wordt we
kelijks bericht over het wel
en wee op de Terneuzense
kinderboerderij
Schaapscheerdersfeest op de kinderboerderij, foto Wim Kooyman
Nee, ik doe het niet meer,
lijkt ezel Ramechan te den
ken. Tot hier en niet verder.
Barst maar, je kan aan die teu
gels trekken tot je een ons
weegt. Want waarom moet ik
nou afgezonderd in die stal
staan, terwijl het iets verderop
veel gezelliger is?
Iets gezelliger? Het is beregezel-
lig! Een kleine duizend mensen
komen deze zaterdag af op het
jaarlijkse schaapscheerders-
feest. Natuurlijk vergapen voor
al de kleintjes zich aan de bla
tende viervoeters, die door hun
'kapper' in alle mogelijke stan
den worden gezet om toch voor
al geen stukje wol over te slaan.
„Doet dat pijn?", vraagt een
dreumes zich af. „Welnee joh,
jij voelt er toch ook niets van
als de kapper je knipt?", zegt
zijn moeder. Waarheid als een
koe, maar normaal gesproken
zit je in de kapsalon natuurlijk
niet met je hoofd tussen de be
nen van de kapper geklemd.
Schapen scheren is duidelijk
toch een heel ander vak dan
koppies knippen. Aan de ande
re kant van de schuur wordt de
schapenjas verder bewerkt met
een spinnewiel en verfbus. „Op
deze manier krijg je een kijkje
in het complete wolproces",
zegt beheerder Jan.
Maar er is deze middag meer.
Beheerster Angelique heeft
twee shetlandpony's meegeno
men voor rondritjes en 'schoon
heidsbehandelingen', een
hoefsmid laat zien hoe hij een
paard van ijzeren schoenen
voorziet en de kleindierenvere-
niging Terneuzen showt bijzon
dere kippen en konijnen. En
ook Ingrid, het vroegere baasje
van de grijze roodstaartpape
gaai Rocco, loopt op de boerde
rij rond. „Of ik demonstraties
ga geven? Nee hoor, maar ik
heb hem net wel even uit zijn
kooi gehaald. Hij heeft nu niet
zo veel praatjes, daar is het toch
iets te druk voor", vertelt ze.
Wat heet... kantinemedewerk
ster Lia loopt zich het vuur uit
de sloffen, pony Jessica blijft
maar rondjes lopen met kinde
ren op haar rug en voor een
rondritje op een boerenkar met
twee trekpaarden gelden zelfs
wachttijden. „Ik heb er ander
half uur over gedaan om met de
ze paarden van Axel naar Ter
neuzen te rijden", vertelt men
ner Simon Overdulve. „Geeft
niet hoor, dit is puur een liefheb
berij. Ik ben een vuttende
vrachtwagenchauffeur en nu
rijd ik dus met twee boerentrek-
paarden. Kitty is zes jaar oud
en Resy gaat al twaalf jaar
mee." De twee krachtige knol
len trekken vooral de aandacht
van de kleintjes door hun impo
sante, drillende konten. „Daar
moet je niet achter gaan staan,
hoor", instrueert een moeder
haar zoontje. „Voor je het weet
poept-ie op je hoofd!"
Na een ritje van dik vijf minu
ten langs de Otheense kreek
wacht opnieuw het vertier op
de boerderij. Opa Herman en
oma Gemma van Male banen
zich een weg door de kantine,
op zoek naar een vrij tafeltje.
Helaas, dat wordt delen met
een paar onbekende mensen. Sa
men met zijn kleindochters Jes
sie (7) en Joëlle (3) wacht Her
man op koffie en limonade. „De
kinderboerderij is echt een uit
komst met deze kids. Dieren om
je heen, een speeltuin bij de
hand... als het zomer is, komen
wij hier regelmatig", vertelt hij.
Jessie hoeft dan ook geen mo
ment na te denken om haar fa
voriete dieren kenbaar te ma
ken. „Het liefst aai ik de bokjes.
En de konijntjes. Die met flapo
ren vind ik het leukst."
Tussen alle dartelende kinderen
en de wirwar van buggy's en
kinderwagens hebben ook de
cliënten van de stichting Tragel
de dag van hun leven. Voor
even is de boerderij niet van
hen, even staan zij niet in het
middelpunt. Maar wat kan het
ze schelen? Helemaal niets,
want een dag als deze is er één
om nooit meer te vergeten. Ie
der jaar weer.
Raymond de Frel