Bid
bid
niet om haring,
om kracht!
29
Beestenwerk
zaterdag 4 juni 2005
Hij ligt weer op de kar,
maar echt Hollands is de
Nieuwe Haring nauwelijks
meer. Geen wonder: de totale
haringvloot, ooit Neerlands
trots, bestaat nog maar uit
twee schepen.
Nee, zelfs nu laten ze zich niet
gaan. Geen uitgelaten kreten,
geen vreugdedansen rond de mast.
Een kort knikje, daar blijft het bij.
Een wenk naar boven, naar de brug.
Jaja, de ouwe, onze schipper, weet ze
wel te vinden. De boot kraakt als een
recordvangst van honderd ton haring
wordt binnengehaald. Mooi. Kunnen
we een dagje eerder naar huis.
Een haringreis duurt al gauw tien da
gen. Drie maken ze er per jaar. Ze zeg
gen er een hekel aan te hebben. Want
zij zijn niet alleen de laatsten van Ne
derland die op haring varen, ze zijn
ook de allerlaatsten van heel Europa
die het visje aan boord al kaken. Daar
wordt-ie zo mooi blank van.
Het is een heidens karwei en hels
werk: elk visje - er zijn er zo'n 2,5 mil
joen aan boord - moet worden vastge
pakt: de helft gaat in kaakmachines
en de andere helft wordt zeker zo
snel, met de hand gekaakt. Mesje in
de nek, duim erop en met een ruk trek
je het hele kieuwsysteem en de
maaginhoud naar buiten. Dan een et
maal laten rijpen, ompakken (wéér
élk visje oppakken), invriezen, door
vriezen, opstapelen, wegstouwen. Dat
alles op werkdekken van -1 en -30 gra
den en ondertussen blijft de schipper
maar vissen en moet het net uit- of in
gehaald.
Twee haringschepen zijn er nog maar,
eigendom van rederij Jaczon. Boten
hebben een naam en een nummer en
deze heten Wiron 5 en 6, met roepnum-
mers SCH22 en SCH23. Staat voor
Scheveningen, maar zeg dat niet te
hard want dat vindt 80 procent van de
bemanning een belediging. Katwij-
kers zijn het, mens uut Kattuk.
De bemanning is een verhaal apart.
Nee, zestien verhalen. Want zoveel
koppen zijn er aan boord. Van 17 tot
65 jaar. Een paar jongens - af en toe
nog de spreekwoordelijke knaap die
aan de wal niet wil deugen- een stel
ouwe knoesten en een ruime midden
moot.
Eerst lijken ze allemaal Adri te heten,
maar dat zijn er maar twee. Verder
Ad, Andre, Arie, Arend, Arend-Jan en
Arjan. Als het alfabetisch ging, ston
den ze allemaal vooraan. Vandaar dat
ze bijnamen hebben als Prak, Hoek,
Kino, Fik en natuurlijk de Bolle. Dan
nog Huig en Huib en Maarten en Piet
en Jan de Bootsman. Plus Niels en Jim
my en Ronnie.
Zeevader
Opmerkelijk: het is gemengd slapen.
Nee, geen man/vrouw, vrouwen ko
men het schip niet op, maar elke jon
gen heeft een zeevader. Het is ook re
delijk luxe aan boord: elke hut, twee
kooien (bedden), heeft (satelliet-)tv,
dvd, cd en stereo. Plus een ijskastje,
want drinken is traditie en belasting-
vi'ij, dus wordt er elke middag en
avond even ingenomen.
Een schip weegt ruim 1200 ton, is 55
meter lang en kost ruim 12 miljoen.
Daar komt nog eens de helft bij aan
elektronica: radar en sonars om de vis
op te sporen. Gaan we vissen? Wer
ken! Bid niet om haring, bid om
kracht, is het aloude spreekwoord en
het geldt nog steeds. We steken zater
dagochtend van wal en stomen op tot
voorbij Schotland.
Op zondag wordt er niet gevist. Nooit.
De vangst wordt binnengehaald.
gevangen die reis! U heeft geen idee
hoeveel bloed er in zo'n visje zit. Vier
jongens duwen de vissen met de kop
in twee kaakmachines, maar de stuur,
de bootsmannen en de drie machinis
ten halen met hun mesje dezelfde snel
heid en binnen een mum van tijd
staan we enkelhoog in de ingewan
den.
Stank
De stank is onbeschrijfelijk, bloed
spat tot ooghoogte en als alles te erg
voor woorden zou worden, gaan er
kranen open en de rest van de dagen
staan we in scheenhoog ijskoud bloed
water waar de kapotte visdelen in
ronddwarrelen en de buisgaten uit
spuit, de zee in, waar wolken meeu
wen wachten. De te kleine vis ('voor
Lenie 't Hart') gaat via een andere lo
pende band invriesmachines in die er
binnen vier uur keiharde blokken van
25 kg van maken. Die blokken moeten
er dan dus weer uitgetild en op de vol
gende band worden gegooid. Loei-
zwaar en bloedlink werk: niets geeft
zulke brandwonden als bloot vriezend
staal. Als de vis op de band ligt, kan
het kaken weer beginnen en als het ka
ken klaar is, zijn de volgende blokken
dat ook en kunnen er dus ook weer
uit. Het stopt nooit, en het moet alle
maal naar het onderruim. Daar, in de
vrieskelder, werken de jongens, daar
worden ze man van.
Sorteren, kaken, vriespakken gooien,
netten uitzetten, het gaat door en
door en door. Ze maken dagen van 18,
20, soms 22 uur. Halfuurtje op bed ('ef-
fe legge') en dan gaat de bel weer. Het
net overpakken, en hop, daar doemt
de SCH23 op uit de mist, komt langs
zij, de keesjes (balletjes met een touw
eraan) suizen door de lucht en gra
cieus neemt ze weer afscheid.
Beestenwerk. Niets is de mannen te
veel, opgetogen beginnen ze aan onein
dige klussen: tweehonderdduizend vis
jes worden in een paar uur gekaakt en
ze fluiten er een liedje bij. Is de een
klaar, dan helpt hij een ander bij
diens klus. De camaraderie is nood
zaak. Als je zo vaak zo lang zo dicht
op malkanders lip zit, en daarbij ook
nog levensgevaarlijk werk doet, dan
moet er blind vertrouwen zijn, plus
volstrekte openheid.
De machinisten zijn ook weer een ver
haal apart. Drie stuks, van wie er
twee altijd beschikbaar zijn. Ze zijn
verantwoordelijk voor alles. De moto
ren, de electro (van 12 tot 6000 volt),
de elektronica, de stuurinrichting, de
sonars, de kranen, de lopende banden,
kaakmachines, etikettendrukkers en:
de vriesinstallaties.
Die lopen op ammoniak en er is zes
honderd liter aan boord, genoeg om
bij onraad op de wal een gebied ter
grootte van Utrecht te evacueren,
maar hier kun je niet verder dan de
boeg rennen en hopen dat Huib de
hoofdmachinist het lek dicht in zijn
maanpak.
Reserveonderdelen maakt hij meestal
zelf in een werkplaats. Boren, lassen
slijpen, hij doet alles en dat moet ook
wel. „Ik kan hier niet even naar de
foto Max Steenberghe/GPD
Gamma", lacht hij en moet nu, na de
radar, even weg om een wc te repare
ren.
De dagen erop zijn meer, veel, veel
meer van hetzelfde. Meer haring,
meer kaken, meer tellen, meer diep
vries. De dagen glijden voorbij. Het
tempo ligt te hoog om je te vervelen,
de spanning van het vissen is groot, de
actie van het nettenwerk boeiend, al
tijd oppassen want je ligt zo over
boord.
Daarnaast is er de vrijheid van het zee
mansleven. Geen huishoudelijke ta
ken, geen zeurende kinderen, geen ech
telijke spanningen ('Twee dagen thuis
zijn is net te kort om ruzie te krij
gen.'). Wel: doen wat je wilt. Boekje
lezen, praatje maken, tukje doen, bier
tje drinken, beetje voetbal kijken.
Nooit verveling, want altijd wacht
een volgende taak.
Af en toe een grap: de jarige stuurman
vindt twee opblaasschapen in zijn
kooi: Veel plezier. Die was gewaagd
want dit is de allereerste mannenge
meenschap waar porno taboe is: lil
lend vlees wordt meteen weggezapt.
Ze hebben brave hobby's: bootsman
Jan zaagt in het vooronder aan een
scheepsmodel, Ronnie tekent boten,
de grote Huig luistert in zijn hut naar
zeemansliederen.
Voor iedereen is er het buiten: de na
tuur, de zee. Diepblauw en geen mo
ment hetzelfde. Boten en boorplat-
form gaan voorbij, en die vogels!
Meeuwen vliegen mee, Jan-van-Gen-
ten duiken met 120 km/u pardoes in
zee tot 10 meter diep. Kunnen een
evengrote makreel in één slok door
slikken en binnen vijf minuten verte
ren. Echt waar: soms strijkt er een
neer, te zwaar om te vliegen. Na een
paar minuten spuit er een kilo poep
uit, en is-ie weg.
Door de recordvangst kunnen we eer
der naar huis en volle kracht stomen
we vrijdagmiddag al naar Nederland.
Traditiegetrouw wordt er de laatste
dag schoon schip gemaakt. Letterlijk.
De inmiddels flink vervuilde en danig
stinkende boot wordt van het puntje
van de mast tot het onderste ruim te
grazen genomen.
Iedereen heeft een eigen corvee, een
eigen plek. De motor is voor de hoofd
machinist, de door meeuwenpoep
dichtgepleisterde ramen van de brug
zijn voor de jongste knaap. Ingewan
den en schubben zitten overal, als met
Bisonkit vastgelijmd. Poetsen is sop
pen. Simpel. Emmertje water, halve
fles chloor er in en sponzen maar.
Opnieuw is de gigantische klus in no
time geklaard. Dan verdwijnt ieder
een in de hut, om er gedoucht met
strakgekamde haartjes uit te voor
schijn te komen. Twee emmers haring
worden schoongemaakt voor de gas
ten en de pers. Daar ziet het zwart
van aan de wal.
De kratten vis verdwijnen in het vries-
pakhuis aan de kant, komen met Vlag
getjesdag te voorschijn. De mannen
van de SCH22 horen het niet, zijn er
niet bij. Die zitten dan alweer op zee.
Max Steenberghe
De Nederlandse haringschepen de Wiron 5 en 6 (SCH22 en SCH33) in de Scheveningse haven, nadat ze de eerste Holland
se Nieuwe hadden afgeleverd. foto Rob Keeris/ANP
Het net boeten, dat mag wel. Binnen
een uur hebben ze twaalfduizend
knoopjes gelegd om een stuk net te
vervangen. Voor de rest is het slapen,
en eten. Kees de kok zorgt 's middags
voor de warme hap. Ouderwetse kost,
recepten van honderden jaren oud:
piepers met prei, piepers met andijvie,
met grote erwten, met zoute snijbo
nen; een gehaktbal, slavink of varkens
lap erbij.
De schipper is de kapitein. Nog steeds
noemen ze hem De Ouwe. Aan hem de
belangrijkste taak: het vinden der vis.
Want hij troont op zijn brug welis
waar boven 16 lcd-schermen, hij
vaart op gevoel. Daar wil hij wel over
vertellen maar dan gaat het over vlok
kende paaltjes tussen de punten, over
wind en weer en stroming en hoogte
en snelheid van de golven en de bo
demstructuur en -soort en de tempera
tuur van het water en de kleur ervan
en de diepte en de constitutie.
Deze Ouwe is schipper Wim. Willem
Ouwehand, 56 jaar, waarvan 42 op
zee en 23 als schipper. We treffen hem
mopperend, maar dat geeft niet, schip
pers mopperen altijd. Meestens over
de haringprijs (Visboeren zijn zakken
vullers), de EG (Een samenzwering
van het oosten), Den Haag (Engeland
heeft wel een minister van Visserij),
maar het hardst over de muziek van
de jongens: zij moeten elke dag tafel
dekken en afwassen en doen dat op
een housedreun.
Maandag is het vissen. Kijk nou, dat
doen ze getweeën. De SCH22 en 23
zijn de laatste spanvissers. Ze hebben
allebei een net aan boord, maar de een
hangt het zijne uit, de ander komt
langszij, de een gooit wat kabels over
en dan stomen ze als een span paar
den over de golven, dat ene net tussen
zich in. Klinkt simpel, maar doe het
maar eens in volle zee, met kabels van
200 meter, gewichten van een halve
ton en een net van 450 m.
Vandaar dat de kabels van vuistdik
staal zijn of kevlar, het spul van kogel
vrije vesten. Zitten de botep aan el
kaar, dan dansen ze synchroon over
de golven. Adembenemend om te zien,
bloedeng om mee te maken: zo'n boot
binnen armafstand.
Eerst heeft de SCH23 het net. Als een
pak wolven sluipen de boten naderbij
maar een vette school ontsnapt. „Snel
le jongens", zegt onze schipper lichtbe-
wonderend en even later krijgt hij het
net. Opnieuw uitzetten, kabels overge
ven en dan gaat-ie zoeken. Rode vlek
ken lichten op op zijn sonar, hij stuurt
er mopperend op af. Want vaak blij
ken het pijpleidingen van de boorto
rens die de Noordzee bevlekken. Ze
pompen olie en gas en als ze eventjes
lekken, lijkt zo'n scheet gas net een
school vis.
Hij pikt ze er uit, onze schipper. Kas
sa. Lampjes floepen aan: sensoren op
het net die aangeven wanneer er
25.000 kilo is gevangen. Bij 50.000
heeft hij genoeg.
Die 50 ton, dat halen zelfs de zware
kranen en winches van de SCH22 niet
omhoog. Dus, jeetje, gaat er een arm
dikke rubber slang naar beneden met
een pomp die de vis van onderaf uit
het net zuigt en in tanks onder het ach
terdek spuit. Niet te snel, de tanks
moeten om en om vol om kapseizen te
gen te gaan.
Op de helft komt de SCH23 met haar
foto Harmen de Jong/GPD
kont naar de onze en pakt de slang
over. Want willen de schepen hun
dans kunnen doen, dan moeten ze
even zwaar zijn en dus is het altijd eer
lijk delen. De vis zit in tanks zeewater
van 0 graden. Dan krijgt Jan het voor
het zeggen, Jan de bootsman die over
het werkdek gaat.
Over vier sporen komt de vis aange-
suisd in maten van 23, 24,25 en 26
cm. Als de zaak opeens verstopt zit,
komt dat door een haai. „Een kleintje
maar", zegt Jan, nog geen meter lang
en hij slingert het happende monster
terug in zee.
Dan komt het kaken. Natuurlijk kan
niemand zomaar rauwe vis eten, ene
Willem Beukelszoon vond in 1380 het
kaken uit: met een sneetje en een ruk
je trek je het kieuwsysteem plus het
maagzakje uit het lijf, maar de dar
men, galblaas en alvleesklier moeten
blijven zitten, want daar zitten de ver
terende enzymen in en die beginnen
bij gebrek aan eten aan het visje zelf
en zo wordt dat mals.
Het is rotten, maar ze noemen het rij
pen en de smaak ligt aan hoeveel zout
er over gaat. Dat komt heel precies,
denken ze aan de wal, maar Huig
schept eens een conservenblik vol en
roert wat door de prut. Warren, noe
men ze dat, en spoel de warrebak niet
schoon, want dan wordt er niks meer
Meer dan twee miljoen haringen worden verwerkt. foto Max Steenberghe/GPD