Vliedberg blijft geheimzinnige heuvel
Een slank diertje steekt razendsnel het pad over
mmssMÊm
weerwoord
factie bijlagen: 0113-315680
ww.pzc.nl
.aii:redactie@ pzc.nl
«tbus31,4460 AA Goes
«rtentie-exploitatie:
rd en Midden-Zeeland: 0113-315520;
■Iws-Vlaanderen: 0114-372770;
gionaal: 020-4562 500.
a. linsdag 24 mei 2005
Een bijenzwerm
in mei,
goed teken
voor de wei
Vliedberg bij Baarsdorp.
foto Dirk-Jan Gjeltema
Tekens van tijd in het
Zeeuwse landschap:
Zo worden vliedbergen
nogal eens omschreven.
Het zijn heuveltjes die op
de vreemdste plekken in
het land liggen, vooral op
Walcheren en Zuid-Beve
land. Ze zijn ongeveer dui
zend jaar oud. In het ka
der van het Jaar van het
Kasteel is er extra aan
dacht voor de vliedbergen.
Eigenlijk is de benaming
vliedberg fout. „Die schijnt
in vijftienhonderd-zoveel eens
bedacht te zijn door een kroniek
schrijver. Men ging er toen van
uit dat de heuvels bedoeld wa
ren als vluchtplaatsen bij een
stormvloed. Vandaar vlieden of
wel vluchten", vertelt Dicky de
Koning, enthousiast vorser naar
de geschiedenis van de vliedber
gen.
Als lid van de Archeologische
Werkgroep Nederland, afdeling
Zeeland, probeert De Koning
via schriftelijke bronnen en ge
gevens uit archeologisch onder
zoek de geheimen van de vlied
bergen te ontrafelen. Met wisse
lend succes. „Het is moeilijk te
rug te denken in de tijd."
De Koning heeft het dan over de
elfde eeuw, als de schaarse be
volking in de Delta flink gaat
groeien. De mensen gingen het
liefst bouwen op een kreekrug,
want dat was de handigste ma
nier om natte voeten te voorko
men. Er ontstonden woonter-
pen. De basis voor veel vliedber
gen is ook zo gelegd.
Machtige lieden waren in die
tijd de ambachtsheren. Zij had
den het meeste land en konden
allerlei reqhten (tol, vis, wind,
jacht) uitoefenen. De graven
van Vlaanderen en Holland stre
den om het bezit van Zeeland bo
ven de Schelde. Ambachtsheren
speelden in die krijg een rol. Om
hun have en goed te beschermen
tegen aanvallers legden ze verde
digingsheuvels aan, met daarop
een (houten) toren. Dat zijn de
huidige vliedbergen. Dicky de
Koning vindt de naam werf of
verdedigingsheuvel dan ook een
veel correctere benaming.
Ze wijst erop dat de heuvels op
de top een beperkte doorsnee
hebben, meestal tien tot twaalf
meter. „Daar kon je nooit met
het hele hebben en houwen van
een woongemeenschap naar toe
vluchten bij springtij. Veel te
klein. Het onderstreept dat de
heuvels een andere functie had
den."
De Koning geeft aan dat de
meeste bergjes begonnen met
een hoogte van 1,5 meter. Dat
was voldoende om vanuit een
goede positie het krijgsvolk te
kunnen beschieten. Een gracht
van acht tot twaalf meter (en
twee meter diep) vormde een
extra verdedigingsgordel. Bo
vendien werd de toren met pa
len omkranst. In het verlengde
Maquette van een vliedberg bij Borssele.
mi
van de verdedigingsheuvel be
vond zich de voorhof, met een
huis en/of boerderij. „Daar
speelde het eigenlijke leven zich
af. De ambachtsheer woonde er
of een zetbaas."
Volgens De Koning beschikte
een ambachtsheer over meerde
re heuvels, strategisch gelegen
langs de randen van zijn gebied
en bij vaarwater. „Dat was de
enige betrouwbare en altijd be
schikbare weg. Binnen de am
bachtsheerlijkheid Kloetinge
waren waarschijnlijk elf berg
jes. Of ze allemaal een toren had
den, weten we niet."
De Koning merkt op dat de
meeste vliedbergen uit verschil
lende lagen zijn opgebouwd,
soms twee, soms drie. De woon-
terp was vertrekpunt. Ze stelt
dat het aan de hoogte moeilijk is
af te leiden in hoeveel lagen een
berg is opgebouwd. „Alleen in
een als een taartpunt afgegra
ven bergje zijn de woonlagen en
ophogingen te zien. Boringen in
een berg tot op het maaiveld
zijn, naar ik meen, nooit gedaan
en dat lijkt me ook niet makke
lijk te doen."
Akelige dingen
Ze geeft als voorbeeld aan dat
bij de Wrangheweg te Kloetinge
in een afgegraven bergje dicht
op elkaar twee woonfasen zijn
aangetroffen, met een latere op
hoging (die weer door erosie en
af ploegen was afgevlakt). In Rit-
them werd in 1926 een bergje af
gegraven, waarin twee woonla
gen zaten, met een latere op
hoging tot verdedigingsheuvel
(ofwel, naar de toren erop, mot-
tekasteel). In het verleden is wei
nig zorgvuldig met de vliedber
gen omgesprongen. Ze werden
bepaald niet gekoesterd als
waardevol cultuurhistorisch erf
goed. De Koning: „Men vond
het akelige, lastige dingen en
zo'n bult grond is dan gauw af
gegraven." Nu zijn de vliedber
gen beschermd archeologisch
monument. De Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonder
zoek is bezig met het inmeten en
boren van de nog bestaande
bergjes. Ook probeert de dienst
vast te leggen waar de voorhof
zich bevond. Daarvan is geen en
kel exemplaar bewaard geble
ven.
De Stichting Cultureel Erfgoed
Zeeland (afdeling archeologie)
doet onderzoek naar verdwenen
vliedbergen. „Er wordt gekeken
of er nog wat terug te vinden is
en of die resten beschermd moe
ten worden. Schouwen-Duive-
land is inmiddels afgerond",
zegt De Koning. Ze maakt duide
lijk dat de rol van de verdedi-
gingsberg, door de ontwikkelin
gen van de krijgskunde, in de
veertiende eeuw uitgespeeld
was. „De heuvel werd groter ge
maakt om er een kasteel op te
bouwen, of dat gebeurde er
naast. Dat hoefde niet meer ho
ger te liggen."
Deze zomer is er een vliedber
gen- en kastelenroute in de Zak
van Zuid-Beveland (60 kilome
ter). Tijdens de landelijke fiets
dag 28 mei is er een korter voor
proefje. Landschapsdeskundige
Ad Beenhakker gidst belangstel
lenden langs een aantal vliedber
gen (onder meer Heinkenszand,
Baarsdorp, Sinoutskerke
Blaemskinderen en 's-Heer Abts-
kerke). -
In Nisse wordt dan een middel
eeuwse dag gehouden. De groep
Gelach ende Gemoet beeldt een
reizend gezelschap rond 1300
(de late Middeleeuwen) uit. Er
worden een kampement inge
richt, een maaltijd bereid en am
bachten uitgeoefend. In de kerk
is een expositie over kastelen en
vliedbergen te bekijken. Daar
zijn ook vertellers en muzikan
ten.
Rinus Antonisse
Zaterdag 28 mei: vliedbergen
en kastelendag. In Nisse middel
eeuwse dag tussen 11.00-17.00
uur. Fietstocht langs verdedi
gingsheuvels en kasteelresten,
vertrek 14.00 uur vanaf gemeen
tehuis Heinkenszand. Zie ook
www.awnzeeland.nl.
[I^ojlfxE^iEtEX
Ze reed een beetje in de
hal van het verpleegte
huis, mevrouw Doppegie-
ter. Monique zag het en
ging haar duwen. Daar ge
noot mevrouw van. Wat me
vrouw Doppegieter ook zo
gezellig vond was, dat Mo
nique van achteren Potgie
ter heette.
Potgieter is een naam die
voor zichzelf spreekt. Bete
kent de familienaam zoiets
als een pot waarmee water
wordt verspild? Nee, het is
in oorsprong een beroeps
naam. Ooit was er iemand
die tinnen kannen goot.
Misschien maakte hij ze
ook wel van koper. In ande
re landen bestaat de naam
ook. In het Duits bijvoor
beeld Kannengiesser, een
naam die als Kannegieter
ook in Nederland voor
komt. In Zeeland komt Pot
gieter voor zover we weten
weinig of niet voor. In
Vlaanderen wel. Monique
kwam dan ook van elders.
In Zeeland hebben we Dop
pegieter - een kleine twin
tig families leven er. Voor
al in de omgeving van Ter-
neuzen en in mindere mate
West-Zeeuws-Vlaanderen.
In de rest van Nederland
tref je de naam vrijwel niet
aan. In de grensstreek van
Oost- en West-Vlaanderen
daarentegen vind je zo'n
veertig families.
In het middeleeuwse Neder
lands is doppe een schaal,
een pot. Als beroepsnaam
voor een potgieter, mis
schien ook wel voor een
pottenbakker, vinden we
die al in de 13e eeuw. Dop
en doppen - we kennen die
woorden nog.
Ondertussen is Monique
Potgieter met mevrouw
Doppegieter in de tuin van
het verpleegtehuis. Dat
hun achternaam hetzelfde
betekende, schiep op de
een of andere manier een
band. Monique zei 'schep
te'. Dat vond de bejaarde
onderwijzeres vandaag
niet erg. De geur van flui-
tenkruid en meidoorn
maakt alles goed.
Lo van Driel
POLDERPEIL
Natuurtekenaar Adri Kar
man woont in Colijnsplaat,
op Noord-Beveland. Voor
Buitengebied trekt hij er
elke week op uit. In deze
rubriek vertelt hij in woord
en beeld over de natuur in
de polder.
Je vindt ze overal in de pro
vincie, van die kleinschalige
stukjes bos, eind jaren
zestig/zeventig van de vorige
eeuw aangeplant op allerlei
overhoekjes. Vooral op het van
oorsprong vlakke Noord-Beve
land zijn ze opvallend. De bos
jes worden als positief ervaren
omdat de toch al schaarse be
groeiing van dijken en bermen
in de vorm van meidoorns dik
wijls werd ingekrompen uit
angst van de fruittelers voor
bacterievuur, een ziekte die
vooral perenbomen aantast. De
meidoorn is zeer gevoelig voor
bacterievuur en een potentieel
drager van de ziekte.
De meidoorn is onlosmakelijk
verbonden met de maand mei,
zoals de naam al zegt. Hoewel
ook het fluitenkruid wat bloei
betreft in deze tijd letterlijk en
figuurlijk zijn hoogtepunt be
reikt, heeft de meidoorn door
zijn zoetgeurende bloemscher-
men iets wat nog sterker aan
spreekt. Vóór de periode van
het prikkeldraad waren mei
doornhagen bij uitstek geschikt
om het vee binnen de weide te
houden.
In de omgeving van het dorp Co
lijnsplaat, op de plaats waar
een kleinschalig bosje is aange
plant, lag vroeger een door een
meidoorhaag omgeven weiland.
Compleet met drinkvate voor
het vee, die weer omgeven was
door oude knotbomen. De wei -
in Colijnsplaat bekend als het
Dignisweitje (genoemd naar de
eigenaar) - was iets bijzonders.
Je kon door de gaten in de haag
schitterend het vogelleven in
het weiland bespieden. Kievi
ten, tureluurs en pleviertjes had
den er hun broedgebied. De
drinkput met de oude wilgen is
bij de bosaanplant gelukkig on
gemoeid gelaten. Kikkers en sa
lamanders vinden er nog steeds
hun voortplantingsmilieu. Wel
jammer dat sommigen menen in
de put allerlei rotzooi te kun
nen dumpen.
Op een mooie ochtend brengen
we een bezoek aan het bosje.
Het is er door de steeds dichter
wordende bladerkroon vrij don
ker. Wat flora betreft, is het er
dan ook weinig spannend.
Brandnetel en fluitenkruid lij
ken de overhand te hebben, de
laatste tot manshoogte reikend
naar het licht. Een winterko
ning ratelt en tjiftjaf en kool
mees verkondigen dat zij hier
Wezel
hun territorium hebben. In de
beschutting van het bos zijn we
onzichtbaar voor vogels die van
illustratie Adri Karman
uit de polder deze oase aandoen
en dat zorgt voor verrassingen.
Plotseling begint vlak boven
ons hoofd, op hooguit tien me
ter afstand, een koekoek te roe
pen. Helder en Onvoorstelbaar
luid klinkt zijn roep. Een koe
koeksklok is er niets bij. We ver
volgen onze wandeling langs de
rand van het bos. De koekoek
verdwijnt, al roepend tijdens
zijn vlucht, de polder in.
Wie er op uit gaat, ontdekt.
Plots steekt er een slank, klein
diertje razendsnel het pad over.
Het is een wezel! Hij is waar
schijnlijk gealarmeerd door on
ze aanwezigheid. Hij probeert
dan ook snel weg te komen. De
wezel verdwijnt in het eerste
het beste holletje juist aan de
voor ons goed zichtbare overzij
de van het sloottalud. De in
gang van het hol is vrij ruim;
waarschijnlijk is het hol niet de
eigen woning van de wezel. We
weten dat marterachtigen vrij
nieuwsgierig zijn en meermalen
hebben we verhalen gehoord
waarin de diertjes terugkeerden
om te zien of de kust veilig is. Je
moet dan wel geduld hebben...
En jawel, ook 'onze' wezel laat
zich weer zien, zij het zeer voor
zichtig. Direct nadat is gecon
stateerd dat wij er nog steeds
zijn, verdwijnt hij weer. Dat
spelletje herhaalt zich een keer
of drie tot wij het opgeven en
onze wandeling voortzetten.
Ontmoetingen met marterachti
gen als wezel, hermelijn en bun
zing zijn over het algemeen toe
valstreffers. Hun dikwijls nach
telijke levenswijze belet ons ze
veelvuldig waar te nemen.
Adri Karman