Ik walg nu nog wel eens van mezelf Zelfs de bevrijding ging aan hem voorbij Madonnaatie 25 Hemels vuurwerk Waterlooplein-expositie woensdag 4 mei 2005 e journalist Ad Fransen was vijf tien jaar een cokege bruiker. Hij kijkt in zijn boek Coke nog één keer terug. Op zoek naar de euforie en de ka ter, de hemel en de afgang. „Het waren vermorste ja ren." v Terugkijkend op die vijftien jaar, beseft Ad Fransen dat hij, zoals hij het zelf omschrijft, 'tussen hemel en afgang' heeft gezweefd. De afgang was diep, compleet, weerzinwekkend soms, en heeft hem misschien die vijftien jaar gekost, de ver morste jaren. Maar die hemel was onweerstaanbaar ('Zo moet een astronaut zich voelen als hij door alle barrières is geknald') en de weg erheen was makkelijk te vinden. Het boek van journalist-schrij ver Ad Fransen draait er niet omheen. Het heet Coke en het gaat over de stormachtige ver houding die de auteur met het witte poeder had. En over de Amsterdamse cokewereld, waar in hij zich ophield samen met zijn cokevrienden de Filmer, de Reclamejongen, de Schilder, de Restauranteigenaar en dealers als Dure Eddy en Schorre Frits. De Afgezakte Journalist, dat is hijzelf. De extatische gemeente van co kegebruikers die in het boek wordt beschreven, zegt zelden 'coke' tegen coke. Ze zeggen lie ver 'coke zopie' of 'kabouter- post' (vanwege de kleine enve lopjes waarin het spulletje komt). 'Spulletje', nog zo één, of 'dingetje'. Je gaat even naar de 'snoepwinkel', waar het natuur lijk 'pakjesavond' is of 'witte kerst', en waar allicht een 'sneeuwman' (dealer) te vinden is. De rijke woordenschat van 'de snorkelaar' geeft al aan dat het humeur goed is en dat de hersen tjes op volle toeren gaan draaien. Even een 'dingetje' doen en er steekt vanzelf een brainstorm van jewelste op. En in aanwezigheid van gelijkge stemden wordt dat al snel een oi'kaan, waarbij iedereen beter dekking kan zoeken. „Zet vier mensen bij elkaar die coke heb ben gebruikt", zegt Fransen, „en ze staan op een plateau. Nie mand hoort er meer bij. Nie mand deugt. Ook als ze geen fuck hebben gepresteerd." En daar hebben we de schaduw zijde van het spulletje. Je bent dan wel een god in het diepst van je eigen gedachten, maar daar blijft het ook bij. Buiten de coke om wordt het leven steeds saaier. En saai was onverdraag lijk voor de auteur. Paul de Leeuw Ad Fransen, journalist bij het weekblad HP/De Tijd, is er nu vanaf, althans hij gebruikt niet meer. Maar coke zit nog wel in zijn systeem. „Ik ben blij dat ik er vanaf ben. Heel blij. Ik zeg goedendag tegen coke. Maar ik ben ook niet blij. Want het is wel een geweldig spulletje." Fransen beschrijft in Coke op meeslepende wijze de roes. Ci taat: 'De roes was altijd mooi, grandioos, niets op aan te mer ken.' De keerzijde van de roes was de kater, waarin de walging over zichzelf en de wereld gro teske proporties aanneemt. Coke opent met een schaamte loos en grotesk-geestig verslag van een poging om Paul de Leeuw te interviewen in multi functioneel Cultureel Centrum De Bussel te Oosterhout. De au teur was immers journalist en coke of geen coke, er moest ge werkt worden. Met een cokeka ter reist de journalist af naar Oosterhout. Een zware cokede pressie reist met hem mee: 'Met een lauwe dweil mept hij je in het gezicht.' Er volgt nog een mislukte 'ruksessie' op het toilet van de intercity om van die 'bloedgeilheid' af te komen. Eenmaal aangekomen in de kleedkamer van De Leeuw blijkt de journalist zijn recorder vergeten en niet in staat aante keningen te maken. „Gaf ook niet. Want luisteren kon ik ook foto Karoly Effenberger/GPD al niet. Iets te vragen had ik evenmin." Het interview wordt later nog maar eens overgedaan. Het was rond deze tijd dat Fran sen het idee begon te krijgen dat een leven zonder coke misschien het overwegen waard was. Dat er zonder coke misschien tijd zou overschieten om iets nut tigs, of wellicht groots en mee slepends te verrichten. Maar dan écht en niet alleen in je ei gen exploderende brein. Een boek schrijven bijvoorbeeld. „Onderzoeksjournalist met me zelf als onderwerp. Met een vleugje gonzo erbij." De Ameri kaanse journalist Hunter S. Thompson is nooit ver weg, maar ook de Franse auteur Céli- ne klinkt nadrukkelijk door in Coke. Fransen wilde zich verdiepen in de geschiedenis van coke, want hij was vijftien jaar bij de coke en zopie langs geweest, maar hij was verbaasd hoe weinig hij er over wist. „Ik wist niet dat cocaï ne in feite veel destructiever was dan heroine. Je raakt aan heroïne echt verslaafd, maar ze hebben coketesten op apen ge daan, waaruit blijkt dat bij vol ledig vrije toegang tot het spul, je alleen nog maar coke wil. De apen hielden op met eten, drin ken, slapen en gingen elkaar te lijf om aan eikaars coke te ko men. Elk overlevingsmechanis- me verdwijnt en wordt vervan gen door één instinct: het co ke-instinct." Linke soep Bij het beschrijven van de roes probeert Fransen de woorden te vinden om het hemelse vuur werk in zijn hoofd te beschrij ven. Dan ben je - broodjenuch- ter - toch al gauw een paar uur bezig om die gevoelens te laten herleven. Linke soep wellicht voor iemand die het spul heeft afgezworen. „Ik had me niet voor niets in Limburg opgeslo ten om het boek te schrijven. Maar nee, ik had genoeg aan de trance van het schrijven. Dat gaf de kick. Ik vertrok naar Lim burg met een stel briefjes die ik in de loop der jaren had volge schreven, tijdens de cokejaren. Toch al met het idee: 'Ik maak wat mee, misschien kan ik er la ter iets mee doen'." En 'later' kwam in het jaar dat Ad Fran sen vijftig is geworden. Een mooi en logisch moment om te rug te kijken in verwondering, walging ook, en altijd met een scheutje spijt dat het voorbij is. „Ik walg nu nog wel eens van mezelf. Dat mijn ouders het moe ten lezen vind ik erg. Dan kan je je afvragen waarom je het alle maal hebt opgeschreven. Maar het is een heel belangrijk deel van mijn leven geweest. En ik heb altijd gedacht dat er min stens een boek in mij zit. Dit kon ik niet laten schieten. Dit gaat over mijn eigen wezen, mijn eigen vuile ziel, met alle droesem en troep." Zijn de oude cokevrienden niet geschrokken van de Afgezakte Journalist uit hun midden die een boekje open doet over die vijftien jaar durende pakjes avond? „Ja, dat zal wel. Maar ik weet zeker dat er geen woord ge logen is. Ik heb mezelf tot op mijn tenen afgebroken, waarom zou ik andere mensen dan ook niet in vlees en bloed laten optre den? Ik had ook niets met ze te vereffenen. Maar ik wil wel la ten zien dat coke en vriend schap niet samen gaan. Met co ke denk je dat je er heel veel vrienden bij krijgt, terwijl je te gelijkertijd je echte vrienden aan het verliezen bent. Dat zijn niet-snuivers en daarom vind je het burgerlijke mietjes. Ik hoor het me nog zeggen: 'Ik maak ten minste wat mee!"' „Mijn generatie heeft denk ik een probleem. Het is misschien de eerste generatie die heel hard handig wordt ingewreven dat je niet meer jong bent. Dat forever young-gelul is echt gelul. Je komt er heel hardhandig achter dat je gewoon een oude zak bent." Hij is nu uit die cirkel gestapt. Uiteindelijk op eigen kracht na een desastreuze trip naar co ke-eiland Ibiza, waar Fransen de 'vieze stinkjunkie' in zichzelf tegenkomt. Teruggekeerd in Am sterdam is hij 'aan het eind van zijn cokelatijn'. En hoewel hij thuis nog een pakje heeft liggen, besluit hij het om te keren bo ven de toiletpot en door te spoe len. 'Daar in mijn eigen plee be sloot ik ook te reïncarneren. Het was mooi geweest. Ik was wel klaar met de coke', schrijft Fran sen. Hoe is het leven zonder coke? „Er zijn ook heel veel dingen leu ker zonder coke. De omgang met je vrouw, dè omgang met je vrienden, je collega's, je boe ken." Hij is blij dat hij er vanaf is, maar er zijn ook dingen die hij niet van zich kan afschudden. „Ik heb het gevoel dat het ver morste jaren zijn. Ik krijg ze niet terug. Ik had meer boeken kunnen schrijven. Ik had een re latie, die ik enigszins buiten het boek heb gelaten. Ze heeft wel meegesnorkeld hoor, maar ze be hield altijd een zekere waardig heid. Zij wilde op een gegeven moment wel een normaal be staan opbouwen, aan kinderen gaan denken, dat soort zaken. En dat heb ik allemaal in de wind geslagen. Het is nu uit. Dus heb ik geen kinderen. Ik mis een aantal elementaire din gen. En dat vind ik stom van me zelf." „Na de coke is het moeilijk om te genieten. Dat heb ik nog steeds. Als ik naar een café ga en ik ruik dat het er is, dan vind ik er niets aan, dan kan ik niet genieten. Als ik wat alcohol op heb, vier, vijf pilsjes, dan denk ik nog altijd: 'Het is nog niet he lemaal af deze avond. Nu zou het kunnen losbarsten'." Mark Moorman Ad Fransen - Coke. Uitgeverij De Be zige Bij, 15,00 ID T iH TV TT T T T'7* zou ik het boek nooit gelezen r x X vJT J—J J.N J—i -LtJ X\. hebben als ik voor iemand niet het verkeerde gekocht had. Ik ruilde daarom Elsschots gedich ten voor de brieven van Thorbecke. Niet de echte uitgave in vele de len, maar een bloemlezing onder de titel Een leven in brieven. Voor al persoonlijke brieven zijn daarin opgenomen, ook waar het de po litiek betreft. Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) is bekend en bloemlezingen van brieven zijn ook vroeger wel uitgeven. Hij stond aan de wieg van de parlementaire democratie in Nederland. Op foto's is deze Thorbecke een gesloten, stroeve man. volgens anderen met een sta len zelfbeheersing, eigenzinnig. In zijn brieven blijkt die discipline en plichtsbetrachting ook, maar daarnaast laat hij zich kennen als een gevoelig en betrokken man. Hij studeerde eerst in Leiden met grote opoffering van zijn Zwolse ouders. Daarna zette hij zijn studie voort in Duitsland: Göttingen, Leipzig, Giessen, Dresden, Berlijn. Daar bezocht hij de geleerde we reld van zijn dagen, vandaaruit schreef hij aan zijn ouders en een enkele vriend. Daar werd hij ook verliefd. Wat in deze bloemlezing blijkt, is Thorbeckes fascinatie voor de mu ziek van Mozart en Haydn, van Gluck. In Berlijn gaat hij voortdu rend naar Mozarts Don Giovanni. Het is dan 1822, en Mozart is pas goed dertig jaar overleden is. Thorbecke is diep onder de indruk van de opera. Het blijft daar niet bij: wie de uitspraken over muziek in de brieven aantekent, krijgt een mooie ontroerende verzameling. En dan de brieven aan zijn vrouw. Ongelooflijk, ononderbroken ge tuigend van een volstrekte persoonlijke en emotionele toewijding. Thorbecke ontmoette Adelheid Solger in Duitsland. Ze was zeven tien jaar toen ze zich verloofde met die afstandelijke stijfkop uit Zwolle. Hij was toen 36 en was J nere als hoogle raar in de filoso fie, de geschiede nis en de rechten. Hij ging voor haar op de knieën, wachtte elke dag, bij voorkeur elk uur op een teken van haar. Hij noemde haar 'mijn zoetst hartje', 'mijn madonnaatje' en nog veel meer. Een katte belletje op dienstreis van de 68-jarige minister-president: 'De lief ste aller brieven, mijn hartje, kwam gisteren namiddag te 4 uur; een zonnestraal bij het regenweer.' Nog twee regels en dan het slot: 'een zoen, mijn liefst, best hartje'. Toen ik die brieven aan zijn vrouw las, herinnerde ik me iets waar door het lezen van deze bloemlezing voor een schok van herkenning zorgde. Lang geleden meldde ik me aan het eind van een grijze mor gen bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, nu het Nationale Archief. Onwennig was ik en nog volstrekt onbekend met archiefon derzoek: een pasje, een studiezaal, leren hoe je spullen moest aan vragen, wat je wilde hebben. Ik bekende te willen zoeken in het per soonlijk archief van Jan Rudolf Thorbecke. Dat bleek zonder het on dertekenen van een verklaring niet mogelijk. Bovendien: raadple gen mocht, maar meer niet, geen overschrijfwerk, en niks publice ren. Er tekende zich dus een zinloze dag af. De zoveelste. Tot ik de do zen kreeg en na wat omtrekkende bewegingen brieven vond. Niet aan taalkundigen, waarnaar ik zocht, maar aan Jan en alleman. Werkelijk sensationeel was het lezen van de briefjes aan zijn vrouw, soms in potlood gekrabbeld. Dat tot dan onbekende gevoel een zeer persoonlijk document van meer dan honderd jaar geleden in handen te hebben, was bijna emotioneel. Na jaren wen je eraan, maar die eerste historische sensatie is onvergetelijk. Helaas ontbreken de brieven van Thorbeckes Adelheid in dit boek. Bestaan ze niet? Ondanks dat gemis heb ik na vele jaren Madonnaatje toch weer ontmoet. Lo van Driel Het Joods Historisch Mu seum in Amsterdam pre senteert deze zomer de tentoon stelling O, Waterlooplein...De oude Amsterdamse jodenbuurt. Schilderijen, tekeningen, foto's en filmmateriaal geven een beeld van het leven in de buurt, die tot aan de Tweede Wereld oorlog voor veel kunstenaars een belangrijke inspiratiebron vormde. De tentoonstelling duurt van 24 juni tot en met 4 september. Zelden is een roman zo perfect cirkelvor mig als Een Jongensoorlog van Bem lef. In het begin zit Michiel, de hoofdper soon, op de bok van een kar met paard en aan het eind zit hij daar weer. Eerst is hij onderweg van Amsterdam naar Driewoude, dan gaat hij van Driewoude terug naar Am sterdam. 'Het was alsof er niets gebeurd was...', mijmert hij. En dat terwijl in de tus senliggende periode toch de bevrijding van de Duitse bezetter plaatsvindt. Het is het handelsmerk van Bemlef (tegen woordig zonder voorletter J.) om in zijn ro mans slechts kleine verschuivingen te laten gebeuren in gewone mensenlevens, in plaats van uitvergrotingen van drama waar Bernlef foto Phil Nijhuis/GPD veel andere schrijvers zich van bedienen. Het beste voorbeeld daarvan is zijn succes roman Hersenschimmen, waarin hij een pro ces van dementering beschrijft dat met zul ke kleine stapjes gaat, dat het inderdaad voelt alsof er niets of bijna niets gebeurt, al hoewel van buitenaf beschouwd de gevol gen er niet minder groot om zijn. Michiel wordt in het laatste jaar van de oor log naar familie op het platteland gebracht om aan te sterken. Hij komt in een boeren dorp terecht. Zijn familie is goed volk dat hem ruimschoots voorziet van pap, boter hammen en karnemelk. Hij gaat naar school en trekt op met de dorpsjeugd. Eigenlijk bestaat de oorlog alleen in zijn jongensfantasie. Hij speelt met zijn vrien den een oorlogsspelletje, 'in de weilanden waarover als enige gebeurtenis soms de schaduw van een wolk trok'. Verdrietig is hij eigenlijk alleen als hij zich identificeert met het Bijbelverhaal van Hagar en Ismaël, die de woestijn werden ingestuurd en wachtten op redding door een engel. Toch gaat ook aan het dorp de oorlog niet onge merkt voorbij. Er zitten wat NSB'ers, die vanzelfsprekend met de nek worden aange- De jongensoorlog van Bemlef keken, en op de boerderij van Michiel doen de Duitsers een heuse inval. Maar Bemlef schrijft daarover: 'Het verbaasde hem dat hij niet banger was.' En als de reddende en gel zich aandient in de gedaante van een Amerikaanse piloot die op de hooizolder wordt verstopt, heeft de schrijver het over een hulpeloze, slapende man. „Nergens was een helm te zien, een revolver of zelfs maar een mes." Als de piloot verdwenen is, denkt Michiel dat hij hem gedroomd heeft. Iets van het grote en kleine oorlogsleed, even precies als onnadrukkelijk beschre ven, zit wel degelijk ook in deze korte ro man: het bombardement van een brug, een neerstortend vliegtuig, een razzia, het twij felachtig onderscheid tussen 'goed' en 'fout', bijltjesdag Maar op Michiel maakt het allemaal geen heftige indruk. In deze dagen, zestig jaar na de bevrijding, is Een Jongensoorlog van Bemlef, dat een bewerking is van zijn prozadebuut uit 1965 en naar eigen zeggen zijn meest autobiogra fische werk, niet het enige oorlogsboek dat verschijnt. Maar het zou wel eens zo kun nen zijn dat Bernlef met zijn benadering het dichtst bij de werkelijkheid van de meeste Nederlanders in mei '45 zit, name lijk dat zij zich voelden zoals Michiel, die nog het meest van alles te kampen had met verveling. Zelfs de bevrijding ging aan hem voorbij... Peter van Vlerken Bernlef - Een Jongensoorlog. Uitgeverij Querido, 135 pagprijs 15,95 en 18,95 (geb.) Ter gelegenheid van de dodenherdenking zal Bem lef vanavond in de Nieuwe Kerk te Amsterdam een tekst uitspreken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 25