Cook was een exotisch eiland Anna Enquist Rode seinen worden bij voorkeur genegeerd Een vogel De jongste Vlaamse poëzie woensdag 27 april 2005 1 Een vogel is een vis die niet kan vliegen; et huwelijkse be staan van Eliza beth Batts, echtge note van de befaamde ontdek kingsreiziger James Cook (1728-1779), bestond uit wachten. Keer op keer zag ze uit naar het einde van een be houden vaart, om bij vervul ling van haar wens te verval len in angstige afwachting van het moment dat haar man weer zou gaan. Elizabeth Batts raakte tot zes maal toe ook nog eens in 'blijde verwachting' van een kind van James Cook. Een kind waarvoor de ontdekker wel de tijd had ge nomen om het te verwekken, maar niet om het geboren te zien worden, laat staan dat hij erbij was wanneer het onver hoopt stierf. Van de zeventien jaar dat zijn huwelijk duurde was kapitein Cook meer dan de helft afwezig. Daarom is het nogal ironisch dat Anna Enquist de roman over die echtverbintenis De thuiskomst heeft genoemd. Want in Enquists visie kwam Elizabeth pas tot zichzelf nadat het bericht tot haar was doorge drongen dat James, vermoord op het door hem geëxploreerde Hawaii, nooit meet thuis zou ko men. Toen verruilde ze de rol van onbestorven weduwe voor het masker van de vrouw die fat soenshalve geacht wordt de na gedachtenis van een beroemd heid in stand te houden. Voor het oog van de wereld slaagde ze daar wonderwel in. Voetsporen Uit loyaliteit liet ze twee van haar drie overgebleven zoons naar zee gaan waar ze in vaders voetsporen traden tot de verdrin kingsdood erop volgde, ze redi geerde Cooks scheepsjournalen, ontving gasten die over hem wil den praten dan wel horen pra ten, zat op de eerste rij en luis terde plichtmatig wanneer men hem postuum roemde. Maar in het allerdiepst van haar gedach ten brandde het, niet zozeer van rouw en smart, maar eerder van woede en wrok. Wie had zich verborgen gehou den in de man die nu en dan kwam aanwaaien? Wat bezaten die verre zeeën en vreemde kus ten wat zij niet had? Voor de Elizabeth die Anna En quist portretteert, was James Cook bij leven net zo onbeschre ven en onbekend als de exoti sche gebieden waar hij de Engel se vlag wilde planten. En dus gaat ze na zijn dood naarstig op zoek naar merktekens die zijn persoonlijkheid kunnen invul Anna Enquist len als was het de kaart van nieuw ontdekt land. Pas wan neer haar bestaan tegen het ein de loopt, neemt hij contouren aan. De levende James wees alles af wat buiten het bereik bleef van harde feiten en objectieve waar nemingen. Maar tijdens zijn laat ste reis werd hij diep geraakt door de natuurmystiek van de volkeren die hij de beschaving van het gezonde verstand pro beerde bij te brengen. Op het ene na het andere Zuidzee-ei- land begroette men hem als een buitenaardse god. Het bracht hem, toch de man die zich altijd had laten voortdrijven door een niet te stuiten behoefte grenzen te verleggen en macht uit te oefe nen, geen grootheidswaan maar juist bescheidenheid bij. Hij bleek bereid om los te laten en foto Klaas Koppe op te gaan in de wereld die hij als een tuin had willen omspit ten en cultiveren. Hij liet zich bewust, opzettelijk haast, af slachten, in stukken hakken en uitzaaien. Hij raakte bij dat vooruitzicht in extase en genoot van de gedachte dat hij de grond kon binnendringen 'om vanuit de diepte zijn krachten uit te stralen'. Bij de reconstructie van Cooks laatste maanden laat Enquist haar hoofdpersoon te rade gaan bij dagboekfragmenten en getui- geverklaringen die geheel en al verzonnen zijn. Aan het slot van De thuiskomst staat heel duide lijk te lezen dat Elizabeth deze manuscripten verbrandt zodra zij, inmiddels ver over de negen tig en behalve weduwe ook be roofd van al haar kinderen, vre de heeft gesloten met Cooks schim. Door de geschiedenis op die climax te laten uitdraaien geeft Enquist aan dat het haar eigenlijk niet te doen was om een geromantiseerde dubbelbio grafie, maar om het eeuwige ver haal van de afstand die in weer wil van alle verbondenheid tus sen twee gelieven kan blijven be staan. Het echtpaar Cook leende zich bij uitstek voor zo'n verhaal, maar evengoed is er over dit on derwerp een boek te schrijven op het oeroude stramien van de mythe van Odysseus, de zwerver die zijn vrouw Penelope eerst tien jaar aan haar lot overliet omdat hij met de andere Grie ken tegen Troje moest optrek ken, en er daarna nog eens tien jaar voor nodig had om thuis te komen. Het is verleidelijk om in James Cook zo'n Odysseus te zien en in Elizabeth een Penelo pe, al was het alleen maar om dat ook zij af en toe overweegt zich aan een concurrende vrijer te geven. Maar uiteindelijk blijft ze trouw, al heeft hij dat helemaal niet verdiend. Als roman is De thuiskomst het geslaagdst waar de tweekantig heid van het wachten voelbaar wordt gemaakt. Wie wacht, er vaart hoe het vergeefse verlan gen alllengs overgaat in verwij ten, hoe afkeer en rancune de liefde beginnen te verdringen. De ontknoping van het boek, hoezeer in strijd ook met de offi ciële geschiedenis, is zeer verras send. Maar Enquist is er niet in geslaagd de spanningsboog van het verhaal overal even strak te laten staan. Vierhonderd pagi na's is voor een tamelijk rechtlij nige geschiedenis eenvoudig te veel om er tot het einde toe de vaart in te houden. Jaap Goedegebuure Anna Enquist: De thuiskomst - Uitge verij De Arbeiderspers, 420 blz., €19,95. Een vogel is een vis die niet zonder water kan en op. het droge snakt naar lucht. Een vogel is een vis die hoog moet omdat hij lijdt aan dieptezucht. Een vogel moet landloos balanceren op de horizon tussen verlangen en vlucht. Een vogel is een vis die tegen de hemel kleeft, een beest dat zijn lot lipleest. Maar een vogel is en blijft een vis. Jan Geerts (geb.1972) Poëzie, te moeilijk voor mij. Veel mensen denken dat, terwijl het toch minder ingewik keld is dan bijvoorbeeld reizen met de Nederlandse Spoorwe gen. Ik zit in de intercity naar Zeeland. Op jolige toon roept men om; 'Deze trein wordt opge heven! We gaan niet verder dan Rotterdam CS!' Even later ver telt een conducteur: 'De reizi gers richting Vlissingen kunnen het beste naar Utrecht, daar staat de sneltrein naar Roosen daal klaar.' Nauwelijks een ge ms tstelling, ook al omdat zo'n sneltrein in geen enkele dienstre geling voorkomt. Op het perron een nieuw om- roepbericht: 'Er kunnen hele maal geen treinen vertrekken.' Een medewerker sust: 'Over een half uur.' Dan zie ik op spoor zes ineens een stoptrein naar Roosendaal en ik ontglip. Ik kan weer verder met mijn boek, de belangwekkende bloemlezing Op het oog waarin Maarten De Pourcq en Xavier Roelens zich zelf en negentien andere nieuwe dichters uit Vlaanderen voorstel len. De uitverkorenen mochten niet ouder zijn dan vijfendertig jaar en hoogstens één bundel hebben gepubliceerd. Een boek dat leest als een trein, als de onvoorspelbare treinen van de Vaderlandse Spoorwe gen wel te verstaan. Net als hun Nederlandse collega's houden de Vlaamse dichters ervan wis sels de verkeerde kant op te zet ten. Desoriëntatie als poëtisch program. Volgens Reinout Ver- beke is de dichter een destruc- teur, een 'destructeur/ van huizi- ge zinnen van prefab woorden/ (met dak deur en raam)'. De an deren maken dat waar, de lezer kan niet schuilen, zich niet ver schuilen in voorspelbare woor den, gerieflijke zinnen. Zelfs sonnetten, zoals Maarten Crap- pé ze schrijft, zitten in een hoogst ongemakkelijk korset. Koen Bauwens schrijft over de eerste haas op de maan, en laat het beest de woorden 'tot ziens en later' zeggen. Niemand! je zozeer verdwalen als Na lah V.H. Hij bewerkte op ei§ zinnige wijze het Güj mesj-epos: 'Het rook er rr smakelijke humus/ en kaz quatro funghi.' De meest bi vende dichters uit de bum zijn vermoedelijk Jeroen TB nissen, schepper van milde lal rinten, en Jan Geer van het hierbij afgedrukteha nekkige raadsel 'Een vogel' Ze bevallen mij wel, deze dj ters van het ontsporen, vaa door de war gegooide dienstri ling, van het negeren van r seinen. Dichters als Eva meesteres van het verka been, en Yves CoussementJ pioen van het wegwijzers wea len. Sommige van de poëten ten al te nadrukkelijk mei dat ze zwaar hebben g en veel hebben gelezen. Maar ze bloemlezing maakt duidt dat de Vlaamse poëzie niet dood spoor is geraakt. Integendeel, er wordt met li snelheid gereden, of 2 vier Roelens monter constat! 'het is geen tijd voor/ droeve dichten. Het is tijd t gesprek./ en onverkoopbarep zie.' Mario Moq Op het oog. 21 dichters vooriil eeuw. Samenstelling Maant Pourcq Xavier Roelens - Uiiw P (Leuven), 168 pag., 16,952 90- 7775- 31- 7. Rudy Kousbroek Middel tot meditatie re kant een kleine kring van bewonderaars nooit genoeg van hem krijgt Bij Satie is er geen opspelen naar een climax Het is een muziek waarin niets schijnt te gebeuren, tijd speelt geen rol, er is geen schittering van har monieën, de melodieën hebben soms iets mys terieus, maar meer omdat je aan hun eenvoud niet begrijpt dat ze zo werkzaam zijn.' Dick Hillenius had zelf ook wel iets van Satie. Hij is (of was, want hij is alweer bijna 20 jaar dood, veel te jong) een van de merkwaardigste en aimabele (beminnelijke, d.w.z. lief te heb- ben) mensen die ik heb gekend. Ik heb veel met hem gediscussieerd en mis hem nog steeds, zoals ik ook Renate Rubinstein nog al tijd mis. Hillenius vergeleek het luisteren naar Satie met kijken naar de golven van de zee, of naar achter elkaar oprijzende bergkammen. 'Geen begin, geen eind, geen dramatische op bouw, geen climax' schreef hij. 'Wie gevoelig is voor Satie ervaart zijn muziek als een mid del tot meditatie.' Ik weet niet of het dat voor mij ook is, maar de ze foto is dat in elk geval wel. De zon is bezig door te komen. Als ik er lang naar kijk is het alsof ik er in kan. Dat is op zichzelf niet zo ver wonderlijk, want de foto, van Robert Dois- neau, is genomen in Arcueil, een voorstad van Parijs waar ik zelf van mijn twintigste tot mijn tweeëntwintigste heb gewoond. In de Mairie van Arcueil ben ik getrouwd. Het huis op de foto is het huis van Erik Satie. Of ook weer: was, want de foto is van 1945 en toen was Satie al twintig jaar dood. Er was in 1945 een 'café-dancing' in gevestigd; met een sterk vergrootglas kan ik op op de eerste verdieping Foto Robert Doisneau, 1945 e mensen zeiden tegen mij 'Wacht maar, je zult wel zien, als je oud bent'. En nu ben ik oud en ik zie nog steeds niets.' Dit is een uitspraak van de componist Erik Sa tie (1866-1925), personage étrange etfalot zo als hij tijdens zijn leven in de muzieklitera tuur is beschreven, een 'vreemd en onbenullig personage'. Vreemd was hij wel, maar onbe nullig allerminst. Als componist trok hij de aandacht doordat hij in de partituren van zijn composities de maatstrepen wegliet. In die tijd verdiende hij de kost als pianist in cafés en tingeltangels op Montmartre, waar hij de gewoonte had om van tijd tot tijd losse akkoor den te noteren, bestaande uit allerlei noten zonder verband, door hem beschreven als des grappes - druiventrossen, in een kennelijke verwijzing naar de uitdrukking: 'mordre a la grappe du plaisir', zich laten meeslepen door het genot Maar hij maakte er geen compo sities van, hij deed er verder niets mee. Voor sommigen was dat aanleiding om hem te be schrijven als 'een lekkerbek die niet kan ko ken'. Naar het schijnt werden sommige van die druiventrossen later verwerkt door zijn tijdgenoot Claude Debussy (1862-1918), met wie Satie bevriend was. De muziek van Satie ondervond veel weer stand. 'Kinderachtig, uitgespeeld, verouderd, steriel', noemde Georges Auric hem. In Neder land werd hij pas bekend na de Tweede We reldoorlog, vooral door toedoen van compo nist Reinbert de Leeuw en schrijver-bioloog Dick Hillenius. 'Satie werd niet au sérieux ge nomen', schreef Hillenius, 'terwijl aan de ande met veel moeite nog juist de woorden Aux qua- tre cheminées onderscheiden. Is de fabrieks schoorsteen links een van die vier? Of slaat de naam op de gewone schoorstenen van het huis zelf? In elk geval is dat het huis waar de naam van de legendarische stroming in de muziek, 'l'Eco- le d'Arcueil' van afstamt. Erik Satie - eigen lijk AJfred-Erikit Leslie-Satie, zijn moeder was Schots - nam er zijn intrek in 1898. Daar zijn de Drie peervormige stukjes ontstaan, in 1903. Er was ook een 'Arcueil Kwartet', met de leden Roger Désormière, Maxime Jacob, Hemd Cliquet-Pleyel en Henri Sauguet. Hoe diep ik de foto ook binpenga, ik kan me de naam van die straat, die ik duidelijk her ken, niet meer te binnen brengen. Was het de rue Cauchy? Of de rue Marius Sidobre, een naam die mij is bijgebleven? Of de rue Emile Raspail? Ongelofelijk, zonder één auto. Niet ver daarvandaan was een knooppunt ge naamd La vache noire met een bistrot van die naam. Ik woonde in een straat met de weidse naam rue des Champs Elysées; het huis be staat niet meer, het is afgebroken voor de aan leg van de Autoroute du Sud. Sommige mensen houden niet van Doisneau, maar ik ben er aan verslaafd; zijn foto's van de Parijse banlieu zijn onvergetelijk, op de ma nier van de muziek van Satie: 'geen begin, geen eind, geen dramatische opbouw, geen cli max.' Ik heb er geen kunnen vinden, maar wel een van Frédéric Mompou: Ges, C, Es, As, D, bekend als 'het strandkwarlier' D. Hillenius, Het principe van nieuwsgierigheid, Sy nopsis 1978.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 22