Altijd Zorg was zo zorgelijk Pewsum tuft rustig over de Oosterschelde Strandgevoel 21 dinsdag 19 april 2005 Lineke en Gerard de Kater wonen op boerderij Boomvliet (voorheen Altijd Sorg) bij Colijnsplaat. foto's Dirk-Jan Gjeltema Den opgang dit is den opgang, daè begint de planke hoppe, kruuskruud, helm en ellefranke 't zand is mul, de fietsers moete stoppe kamperfoelie, kruuskruud, helm en hoppe 't is zeumerdag, je kan de zunne voele kruuskruud, hoppe, helm en kamperfoelie 't mensdom draegt z'n parasol of scherm ellefranke, kamperfoelie, hoppe en helm dan is 't stil, de fietsen staen vor anker bie kruuskruud, kamperfoelie, ellefranke en as den optocht terugkomt van te soppen dan zwaoit de helm en buugt de hoppe den draed raekt vrie vo 't klimmen van de ranken van kamperfoelie en van ellefranke den aevend vaalt, den dag is uut op den opgang kruust 't kruud Jan Zwemer Lineke en Gerard de Ka ter wonen op boerderij Boomvliet in de buurt van de Emelissedijk, ver weg in de polders van Colijnsplaat. De hoeve waar ze sinds 2001 wonen, heette vroeger Altijd Zorg, maar die naam was hen beiden te zorgelijk. Dus kozen ze een nieuwe, maar wel historische naam. Hun 19e eeuwse boerderij ligt aan de zoom van de vroegere kreek De Boomvliet, vandaar de naam. Deze sluit ook beter aan bij de naam van de boerderij (Campvliet) waar ze eerder woonden, enkele kilo meters verderop. Dat Camp had te maken met een rijke 17e eeuw- se Middelburger die ging bedij ken op Noord-Beveland bij Wis- senkerke. Het is niet onmogelijk dat Campe vlakbij de huidige hoeve Campvliet een buiten wou laten bouwen. De gracht lag er al, maar er is nooit ge bouwd. Op oude kaarten is de gracht nog te zien, maar in de jaren vijftig is deze gedempt door de Heidemij. Dat vliet in Campvliet sloeg niet alleen op de kreek, maar ook op 'vlieden', dus het verblijf waar Campe af en toe z'n toevlucht wilde zoe ken. Zoals Zorgvliet het huis was waar Jacob Cats zich soms terugtrok. Terug naar de jeugd van de Boomvlietbewoners. Lineke groeide op in Kloetinge, op de ouderlijke boerderij. De Aar- noutses - haar ouders - kwamen van Walcheren en pachtten de zeer historische boerderij Over- hof aan het Noordeinde in Kloe tinge. Ouder en historischer kan bijna niet. Kloetinge is een zeer oud dorp en is weinig over stroomd, ook vanwege de hoge ligging. Aan de rand van het dorp stond slot Ravestein - de fundamenten liggen er nog. De boerderij Overhof hoorde wel licht bij dat kasteel. Temeer om dat het oude Ravestein net aan de andere kant van de weg ligt. Namen als overhof, of overturn wijzen bijna altijd naar onder linge verbanden. Nu nog staan aan het Noordeinde drie mooie historische boerderijen. De ouders Aarnoutse hadden twee dochters: Corrie en Lineke, dus opvolgers waren er niet voor de oude 17e eeuwse boerderij. Daar kwam dan ook een andere pachter op. Speelbal De familie De Kater was heel wat mobieler dan de Aarnout- ses. Je zou ook kunnen zeggen: ze waren voortdurend een speel bal van de politieke en finan ciële crises van de 19e eeuw. Oorspronkelijk waren de Aarn- outses afkomstig van Schou wen. Je komt ze tegen op burge meestersposten en op boerderij en. Matthias de Kater belandde op de Kloosterhof in Biezelinge. Dat was geen succes. Via de hoe ve Zuidvlietpolder in Wol- phaartsdijk - een zeer kortston dig pachterbestaan - hing hij de boerenlier aan de wilgen en werd graankoopman. Matthias deed dat in opdracht van de fir ma Van Heel te Goes. Via die zelfde invloedrijke Van Heel kon hij tien jaar later weer aan de slag als (onder)pachter op een andere en nieuwe inpolde ringshoeve, De Schengepolder, Daar heeft hij uitstekend ge boerd en zes kinderen grootge bracht. Twee van zijn zonen namen de pacht van Matthias de Kater over. De eerste ging op de boerderij wonen, de tweede werd onderwijzer en later ontvanger van de gemeente Wol- phaartsdijk. De jongste zoon, Piet, had pech. Er was geen boerderij voor hem. Hij ging naar Nederlands-Indië en werd snel rijk via het suikerriet. Op nog jonge leeftijd keerde hij te rug naar Nederland, bouwde een grote villa in Princenhage en belegde zijn suikergeld in de aankoop van drie boerderijen op Sint-Philipsland en Schou wen. Per luxe auto inspecteerde hij zijn nieuwe bezittingen waar op kasteleins zaten. (Kastelein is een oud Zeeuws woord voor zetbaas). Piet de Kater, die geen kinderen had, wilde graag een neef op één van zijn boerderijen. Aanvanke lijk leek dat te lukken. Neef Hen drik kwam, maar keerde snel naar Wolphaartsdijk terug, be ducht voor de al te grote be moeienis van oom Piet, die in al les wilde beslissen. De boerderij van zijn vader (De Schengepol der) was echter ondertussen in nieuwe handen gekomen. De Belgische eigenaren moesten verkopen (ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog) en de nieu we Nederlandse eigenaar trok een andere pachter aan. Geluk kig voor Hendrik was er inmid dels een boerderij gekocht op Noord-Beveland. Dat had zijn oom de gemeenteontvanger en deeltijdboer gedaan. Na verloop van tijd kwam Hendrik op die hoeve terecht, hoeve Campvliet in Wissenkerke. Het was een fraaie historische boerderij met een echt Noord-Bevelandse schuur, daterend van ongeveer 1660. De schuur was met riet ge dekt en had aan de twee uitein den een schilddak. Dat soort schuren zie je, voor zover nog aanwezig, alleen op Noord-Beve land en in Zeeuws-Vlaanderen. Bij de schuur stond een 18e eeuws huis in traditionele Zeeuwse stijl - twee ramen, een deur en twee ramen - alles zeer ruim gezet. Van het eerste huis dat was afgebrand, restte alleen de kelder die dienst deed als re genbak (met tegels en al). In 1939 kwam er een nieuw huis ter vervanging van het toch nog al gammele en tochtige 18e eeuwse huis. Jan Jans, een zeer bekend Overijssels architect en gespecialiseerd in historische boerderijen, hield een keer een lezing voor de plattelandsvrou wen in Wissenkerke. Wat hij daar vertelde en liet zien, beviel de familie De Kater zodanig, dat ze hem opdracht gaven op Campvliet een nieuw boeren huis te zetten in passende histo rische stijl. Het werd een mooi huis, dat oud en nieuw combi neerde, juist bij die historische schuur. Helaas, in 1974 trok er een windhoos dwars door de schuur. Die stortte als een kaar tenhuis in elkaar. Er voor in de plaats kwam een nette stenen, lagere schuur, maar zonder de glans van de historische Zeeuw se. Schaalvergroting In 1964 betrokken Gerard en Li neke hoeve Campvliet. Lineke, van beroep onderwijzeres, com bineerde het boerin zijn met het invallen op allerlei scholen in de buurt. Gerard, gezegend met een mooi bedrijf, besefte als on dernemer dat hij niet op zijn lau weren moest gaan rusten. Hij mechaniseerde en kocht land bij. Die losse stukken land ver kocht hij uiteindelijk weer toen boerderij Boomvliet, alias Altijd Zorg, te koop kwam. Op dat laat ste bedrijf gingen ze wonen toen het tijd werd om een beetje rusti ger aan te doen. Gerard en Lineke de Kater zet ten op Boomvliet ook weer een nieuw huis neer. Net als bij Campvliet een mooie combina tie van nieuwe stijl en oude his torische elementen. De schuur en het erf werden grondig onder handen genomen om te voldoen aan de eisen van historie en ei gen tijd. Want op deze hoeve wordt ook gewerkt. Zoon Jan-Willem heeft het bedrijf overgenomen en boert in groter verband (commanditair vennoot schap) samen met Noord-Beve landse collega's. Als je als jonge boer overeind wil blijven, moet je mee in de ratrace van de on vermijdelijke schaalvergroting, zoals hij dat van zijn ouders leer de. Gerard Smallegange Jan Zwemer schrijft zijn ge dichten in het Zeeuws, dat wil zeggen in een Walcherse va riant daarvan. Het levert bij het lezen gëen extra moeilijkheden op. Het lijkt me dat het Wal- chers het duidelijkst van alle Zeeuwse regio's invloed op het ABN heeft ondergaan. Walche ren als bestuurlijk en cultureel centrum heeft al vanouds sterke banden met Holland. Dat wil niet zeggen dat de gedichten van Jan Zwemer een mengvorm van Zeeuws en Hollands zouden zijn, nee, het is een authentiek Zeeuws (Walchers) dialect waar in hij schrijft. Het klinkt heel zangerig door de lange ie-, ae-, uu- en eu-klanken en is heel rit misch door de woorden die ein digen met een extra lange letter greep zoals planke, franke, hop pe enzovoort in plaats van het korte veel hardere plank, hop, frank in het AN. Jan Zwemer schrijft een klank vol, ritmisch sterk gedicht dat niet in het AN te vertalen zou zijn zonder aan glans in te boe ten. Het tekstbeeld van het ge dicht 'Den opgang' past wonder- goed bij de inhoud: het langza me opgaan over het duin naar het strand. Nergens hinderen hoofdletters en leestekens de ge stage voortgang van de tekst, komma's zijn functionele kleine pauzes om niet buiten adem te raken. Er is geen punt die het einde van het gedicht markeert; het gedicht is niet ten einde: met een inventief gebruik van het woord kruuskruud drukt hij plastisch dé herhaling en de voortgang van het hele proces uit. Den opgang begint op nieuw. Elke lezer begrijpt direct wat den opgang is. Toch vermeldt Van Dale het niet in de speciale betekenis waarin het hier wordt gebruikt, namelijk het pad door de duinen dat begint waar het geasfalteerde gedeelte ophoudt en het pad in het mulle zand ver der gaat. Meestal is het afgezet met een heining van draad en planten aan weerszijden. Een plank of een plankier geeft steun aan de voeten om de op gang en afdaling wat makkelij ker te maken. 'Dit is den op gang, dae begint de planke'. Het is of de dichter zeggen wil: hier op deze plek begint het strandge voel pas echt: met de blote voe ten op het hout. Soppen Opgang krijgt hier nog een extra betekenis van 'de dag breekt aan', wat vooruitwijst naar de voorlaatste regel 'den aevend vaalt, den dag is uut'. Er trekt een optocht van mensen over het duinpad om te gaan sop pen in de zee. Soppen is nog een echt Zeeuws dialectisch woord. In het AN komt soppen alleen nog voor als woordstam in zee- sop en in het zilte sop (de zee). De oudste betekenis is echter dat de tafelgenoten hun aardap pel allemaal in hetzelfde komme tje vet dopen (soppen). Het woord soppen in de betekenis van met z'n allen in zee zwem men is hier dan ook trefzeker metaforisch gebruikt. Langs het pad groeit aan beide kanten de vegetatie. Vijf ken merkende planten noemt de dichter bij naam, ze groeien ach ter en aan de draad, ze omran- ken niet alleen de opgang, maar ze doorvlechten het hele gedicht als een soort lei-draad. Van de zestien regels zijn er acht ge wijd aan de schrale, maar voor de natuurliefhebber rijke vegeta tie van het duin. Elke regel is in zijn steeds gevarieerde herha ling een melodieus thema dat zich voortslingert door het hele gedicht. Dit is poëzie om hardop te lezen om klank en ritme ten volle te horen. Ook al heb je niet direct een voorstelling van de planten, hun namen ademen geur en kleur uit en ze swingen en zingen langs de stijve rechte planken. De regel "t mensdom draegt z'n parasol of scherm' heeft een on dertoon van ironie. De plant is helemaal zichzelf, zon of hitte ten spijt, het mensdom is een kunstmatig soort, het moet zich beschermen met parasol of scherm. Bitterzoet Als de optocht van zee terug komt dan zwaait en buigt de hoppe in de wind en is de draad weer vrij voor het klimmen van de kamperfoelie en de ellefran ke. Daarbij vraag je je als lezer af welke plant deze mooie meis jesnaam draagt: Elle Franke. Maar ellefranke is de Zeeuwse naam voor een plant die in de volksmond bitterzoet heet. Elle franke gaat terug tot de tijd dat men nog geloofde in natuurgees ten. In de Germaanse mytholo gie heten zij al ven, in hun vrou welijke verschijningsvorm el fen. Later werden de alven geï dentificeerd met boze geesten of duivels onder invloed van het christendom, terwijl ze oor spronkelijke heilzame positieve aardse krachten belichaamden die groei en vruchtbaarheid be vorderden. Overigens is het woord elle- frank een prachtig staaltje van volksetymologie. De naam elf werd namelijk in verband ge bracht met het getal elf. Zo nam men aan dat de naam ontstaan was doordat zij elf ranken zou hebben. Dat heeft echter nooit iemand waargenomen. Intussen is de avond gevallen in het gedicht: 'den aevend vaalt, den dag is uut'. De lange klin kers van aevend en vaalt ver beelden het langzame vallen van de zomeravond veel fraaier en plastischer dan de 'avond' en 'valt' zouden doen. Als contrast staat daar tegen over het korte, besliste en defini tieve: 'den dag is uut'. Alsof er weer een lied, een verhaal uit is. De dichter geeft nog een toegift met zijn laatste regel. Hij speelt nog even met het laatste woord 'kruuskruud'. Het kruid kruist de levensweg van het begin tot het einde. Kruud was in de Mid deleeuwen de benaming voor al le eetbare groen, de groente. '1c bin in mien hofken om cruut ge gaan', begint een middelneder- lands gedicht. 'Den opgang' vind ik een klas siek voorbeeld van een natuurge dicht, dat juist door het vloeien de Zeeuws prachtig van klank en ritme wordt en een speciale betekenissfeer krijgt die het in het AN nooit zou bereiken. Lou Vleugelhof Er komt wat voorbij varen op de Wester schelde. Vijf tigduizend zeeschepen per jaar, op weg naar Antwer pen, Gent, Terneuzen. De Westerschelde is één van de grootste loodsgebieden ter wereld. Nederlandse en Vlaamse loodsen zorgen voor een veilige afwikke ling van al die scheepvaart. In deze rubriek wordt weke lijks bericht over het reilen en zeilen van de loods- die7ist. De Oosterschelde oogt als één groot zwart gat, als de coaster Pewsum het Kanaal door Zuid-Beveland bij Wemel- dinge verlaat. Loods Otto Nij- kamp meldt zich bij de verkeers post Wemeldinge. De betonkof- fie geserveerd door één van de bemanningsleden smaakt uitste kend, zo laat op de avond en nog met een reis van zo'n ander half uur voor de boeg naar de Krammersluizen in Philipsdam. Zo donker vindt Nijkamp de Oosterschelde trouwens niet. In de verte licht het schijnsel van Zierikzee op. Voor een leek is er verder weinig te zien, voor Nij kamp des te meer. Hij weet nog dat er op de Oosterschelde al leen blinde, niet verlichte beton ning was, waarmee de vaarrou te werd gemarkeerd. „Je moest toen soms met een zoeklicht van het schip de tonnen opzoe ken. Tegenwoordig zijn ze alle maal verlicht en de verkeers post Wemeldinge is er geko men." Hij zegt het bijna met spijt in zijn stem. Toch heeft de Oosterschelde nog altijd een speciaal plekje in zijn loodsenhart, omdat het min der gereguleerd is dan op de Westerschelde. En de geboren Groninger mag er schepen bege leiden die hij uit zijn jonge ja ren maar al te goed kent. Neder land had ooit een hele grote vloot van kustvaarders die op scheepswerven in Groningen werden gebouwd en waarvan er veel in handen waren van kapi tein-eigenaren uit Groningen. „Een voormalig hoofdverkeers leider uit Vlissingen heeft een boek geschreven over zo'n be kend bevrachtingskantoor waar bij die kapitein-eigenaren wa ren aangesloten", weet Nij kamp. Hij doelt op Carebeka. een afkorting die staat voor: Ca- pitein-Reder-BevrachtingsKan- toor. Oud-hoofdverkeersleider van de Schelderadarketen Bert Kruidhof en de Middelburgse ex-machinist Jan Anderiesse, echte shiplovers, wisten alle schepen op te sporen die tussen 1939 en 1983 voor Carebeka hebben gevaren. Een heidens karwei was dat, wat in 1995 re sulteerde in een door liefheb bers verslonden boek. De Pewsum is van het type kust vaarders dat voor Carebeka of het concurrerende bevrachtings kantoor Gruno had kunnen va ren. Anderiesse legde met de En gelsman Leslie Spurling de ge schiedenis van de Gruno vast in een boek uit 2003. Hij doet daar in ook verslag van reizen die hij maakte met Nederlandse coas ters. En in welke haven kwam Anderiesse vaak? In Pasajes, in het uiterste noorden van Span je, vlakbij de Spaans-Franse grens. 'Scrap City' heette die plaats toen al, omdat er zoveel schroot naartoe werd ver scheept. De Pewsum moet er ook heen met een partij staal- krullen die ligt te wachten in de haven van Dordrecht. Zo lijkt er weinig veranderd, op enkele dingen na: de Pewsum is be mand door zeven Polen, staat geregistreerd in het goedkope vlagland Antigua in de Cariben en is tot begin juli dit jaar in charter bij het Duitse bedrijf Alster Marine Sendees. Veel Gronings is er niet meer aan, al leen Nijkamp dan deze reis. De loods is in zijn element. De Pewsum tuft rustig door. De Poolse kapitein zit er relaxt bij. Het is maar goed dat hij geen Nederlands kan verstaan. Nij kamp vertelt over de vele bin nenvaartschepen die omhoog zijn gelopen in de Witte Tonnen Vlije. Het vaarwater maakt daar in het zicht van de kerkto ren van Stavenisse een haakse bocht. Wijlen Leen Polderman uit Hansweert van sleepvaartbe- drijf Polderman heeft daar een goede boterham verdiend aan het vlottrekken van binnen vaartschepen. Nijkamp laat zich niet verrassen. Onder zijn begeleiding neemt de Pewsum zonder enige moeite de bocht van de Witte Tonnen Vlije. „Nog ruim een half uur varen naar de Krammersluizen", schat hij. Harmen van der Werf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2005 | | pagina 21